i j6 HER BARII AM BO
infulis vocatur Tanele h. e. Canari Lain, acfi fpurium
Canarium dicerent. • - .
Locus. Non occurrunt circa hominum sedes vel in
ipforum hortis , fed in montibus crefcunt remotis,
altisque filvis, inque omnibus infulis Amboinenfibus
inveniuntur, & notai fimE hæ arbores.
Ufas. Fruttus hi ab hominibus non æftimantur,
quum nimis magno conftent labore, üt aperiantur, &
uc nucleus eruatur, qui infuper adeo pufillus eft. Ex de-
lettamento tantum eduhtur,fi in filvis inveniantur ac
forte fortuna fefe obferant, reliqua portio apris in-
fervit, qui hofce fruttus admodum expetunt ob nu-
cleorum dulcedinem. Quidam hos cofligunt fruttus,
quibus fues faginant domi. ,
Nigra Dammara feu refîna ex inferiore, trunci parte
exftillans Dammar Itam Cring ditta, h. e. Dammara
nigra friabilis ,ubi magna invenitur&colligi poteft copia,
facibus infervit, five fola, five aliis Dammaris
nigris mixta, quum melius etiam flammam concipiat,
licet jucundiorem ipiret odorem vulgari Dammara
nigra.
Trunci malis quoque inferviunt, uti aliorum Cana-
riorum, fed non ita frequenter , quum rarius inve-
niantur, ac difficile fit illos ex remotis altisque petere
montibus.
Tabula Quadrageßnta Nona
Ramum exhibet Canarii ßlveßris fecund': , quod Nanarium
yocatur, ubi Litt. AA. officula ejus feminalia dénotant.
OBSERVATIO.
Canarii ipedes a Valent, in Amboirue defcript, pag. m .
recenfentur.
CAPUT QUART UM.
Canarium Odoriferum. Camacoan.
Licet omnes Canarii fpecies odoriferam exfudent
refinam vel laebrymas,huic tarnen proprie odo-
riferæ cognominationemtribuere-volui , quum
ejus refîna, ac præcipue lachryma inter omnes Ca-
-narii fpecies jucundiflimi fit odoris. Silveftris penitus
ac rara Canarii fpecies eft, quæ raro occurrit, nec
nifi hinc inde unâ altèrave invenitur arbor in montibus
fil veftribus.
Hæc fpecies plurimas habet varietates, quas ad binas
has reducam fpecies, glabram nempe & rugo-
fam.
Primo itaque Canarium Odoriferum leve, Belgice
gladde of witte Canacoan, miilto altiorem & majorem
gerit truncum quam proxime antecedens, qui tam'
craflus eft, ut duo vix viri ilium ulnis amplecti pof-
fint, cujus cortex eftgilvus, feu fquallide albicans,
glaber, fed quibusdam pundtis notatus , unde rugo-
fus apparet. Ejus rami funt nodofi, fragilesque, inque
funeriorem partem fubito terminantur, in his
raches tbliôfæ , maxime vero ad eorum finem locan-
tur , arête & inordinate fibijunftæ, fingulæautemad
fuum ortum genicülüm gerunt, unde flexiliores funt re-
• liquis Canarii ramis : Sed fquamæ illæ auriculatæ non
adfunt, quæ in aliis Canarii fpeciebus obfervantur.
Folia formam habent Canarii Bar at, fed funt bre-
yiora & latiora, ab .inferiore parte latiffima, fenfim-
- que acuminata, venis quoque flavis pertexta, glabra,
firina, intehfe vjridia,- maculisquepiurimum notata,
inferiora autem femper brevifiima lunt , fex, feptem,
& novem digitos transverfäles longa, tres quatuorve
lata: S e x ,.feptem., & otto fæpe paria in una inveniuntur
rachi oppofita, cum extremo inpari.
Hùjus fpeciei variétas eft, quæ non ultra tria qua-
tuorve foliorum'paria in una rachi gerit, quæ funt
paulo magis oblonga quam præcedentis , a guinque
ad novempollicës longa,.tresque lata: Utraaue autem'
gerit vulgarèm Canarii charatterem, quod raches
nempe ad pnmum fecundumque foliorum par geni-
culatæ
INENSIS Liber III. cap. III.
beleggende Eilanden Yanele, dat is CanariLain, als
ojze bajlaart Canary zeiden.
" Plaats. Zy 'VoaJfcben niet omtrent de woningen der
menfcben, of in bare Tbuinen, maar in ’t af gelegene gebergte,
en booge bojfcben, en zyn bekent in alle Amboin-
fcbe Eilanden. -
Gebruik. Deze vruchten, werden van de menfcbenniet
geacht, om datze te veel moeiten koflen om op te Hoppen, en
de beeft daar uit te balen, daar dan nog zo weinig aan
is. Alleenlyk werdenze zomtyds tot plaizier gegeeten,
als men in ‘t Bofcb is, en by geval onder dezevoómen
komt. De reft word voor 'de wilde Verkensgelaten,. die
daar zeer graag na zyn,. om de zoetigheid der korrels.
Zommige vergaderenze, en meften de Swynen t'buisdaar
mede.'
De fwarte Dammar uit den onderften ftarn druipende.
Dammar Itam Cring, dat is Dammara nigra friabilis
genaamt, daar menze in meenigte hebben kan, wert tot
toorzen gebruikt, ’t zy alleen, of met anderefwarte Dammar
gemengt, wanneerze ook beter brant, boéwelze veel
lieflyker van reuk is dan de gemeene fwarte.
De ftammen werden mede tot maften gebruikt , gelykde
voorgaande Canary, doch zo veel niet, om datze reiniger
te vinden, en moeyelyker uit bet gebergte ie balen
zyn.
De negen-en-veertigjle Plaat
Vertoont een Tak van het Pweede wilde Canari, die Nattari
genaamt wertj alwaarvde Lett. AA . deszelfs Zaat-kems
verbeelden.
A A N M ERKiNGE.
De zoorten van de Canaries werden van Valentyn in dc
befchryvmg van Ambon op pag. z iz vermeldt.
IV. HOOFT STUK.
De Ruikende Canari-Boom.
HOewel alle Canary zoorten een riekent bers of traan
uitgeven, zo beb ik echter deze eigentlykedènnaam
van welriekende willen geven, om dat zyn bers,
en inzonderheid de traan, onder alle Canaris 'de liefiykjle
van reuk is. Het is mede een gants wilde en raar e zoor-
te van Canaris, zelden te vindenen niet meer dan bier
en daar een boom in ’t woefte gebergte.
Dit gejlagt beeft verfcbeiden veranderingen, dewelke
ik onder deze twee zoorten brenge, de eerfte de gladde^
de tweede de ruige.
Eerftelyk Canarium Odoriferum Leve , in ’t Duits
gladde of witte Canacoan, gewint een veel booger en
grooter ftarn dan de naaftvoorgaande , zo dik dat hem
dikmaals twee mannen omvademen moeten, met een vuilwitte
of vaale fcborffe, effen, dóch met zommige punten
bezet, die baar wat ruig maaken. De takken zynknoef-
tig, breeken kort af, en loopén aan baar vóorjle eind ook
fcbielyk toe. Hier aan ftaan dé telgen of blad-dragende
ryskens , omtrent baar uitierfte, digt achter malkander,
en zonder order, hebbende ieder by zyn oorfpronk een
' knietjen, waar door zy buigzamer zyn dan andere Canary
takskens: dóch bebbèn geenzints de oorèn of fcbubben,
dewelke men aan andere Canary zoorten ziet.
De bladeren gelyken na die van Canari Barat, doch
zyn korter en breeder, achter breetft, en allënskens. toefefpitft,
ook met geele ribben doortogen, glad, ftyf, tn
oog-groen, mee ft metfproeten of plekken bezet, <5: 7. en
9. dwers vingers lank , 3. en 4. breet, zynfte de acb-
terfté altyd de kortfte; zy ftaan met 6 . 7. én $ paar en
aan.een rysken tegens malkander, met een voor uit alleen.
Men vind een verandering van deze zoorte, daar niet
meer dan drie en vier paar bladeren aan een rysken ftaan,
en zyn wat lankwerpiger dan de voorgaande, te weten >
van vyf tot negen duimen lank, en drie breet, ook hebben
zy beide het gemeene kenteeken van alle Canaris, te
weten', dat de ryskens by bet eerfte en tweede paar bla