
 
        
         
		de Herffi o f  Winter.  Deeze aanwinning gefchied veel  
 eerder en zeekerder,  als door Zaad. 
 K R A C H T E N . 
 Lmiur.  T )  Ofihboom is droog en  te zamen-t rekkend van  aart .  
 lii. Htri.  K  De 'Bladeren gefloten;  in L o o g , o f  Pis,  geweykt,  
 i■ r-ê’ ■ ‘ 1 ■  'e n   daar  mee  gewaflehen,  maakt  gee lHayr.  De 
 Bajl van de Wartel gedroogd,  tot fto f gemaakt,  en daar  
 van een weynig met Wijn  ingenomen,  is goed voorde  
 beet en der .Adderen en  Slangen. 
 Anders  is  ongeraadzaam,  dezelve inwendig  v ee lte   
 gebruyken  ,  want  daar  is'iet giftigs bij.  Krenkt  ook  
 rnchf.  de Harjfencn ,  en beroerd  het  verfitmd.  Boven  dien  
 Hert. Hift. heeft men bevonden,  dat de geene,  welke onder  haar  
 eaf. 248.  altijddurend groen hebben  geflapen  ,  in  t  Hoofd ver*  
 ward  en  buyten-z.innig  geworden zijn. 
 X   H O O F D S T U K . 
 PIMPERNOOT. 
 van  veele  in  onze  Neederland-  
 '  ficheTaal genoemd:  in  ’t L a tijn  St a - 
 PHYLODENDRUM  ,  o f   NUX  VESICA-  i  
 R iAi  in 't  Hoogduytfch  P im p e r n u s z :  
 in  ’t  Franfch  B a g u e n a u d e s   a   P a t 
 e r   n o s t r e ,   o f   n u z   c o u p e z ;  en  
 in  ’t  Italiaanfch  S t a p h i l o d e n d RO. 
 Hier van .zijn mij  in  haren  aart bekend drie  bijzondere  
 foorten  ,   namentlijk  :  X.  S t a p h y l o d e n d r u m 
 VULGARE  ,   -  o f   GEMEENE  PlMPERNOOTEN -  BOOM.  ; 
 I I.  S t a p h ï l o d e n d r u m   t r i f o l i a t u m   m a ju s   V ir - 
 G IN IA N U M ,  o f  D R IE-G EB LA D ER D E  GROOTE  P IM P E R NOOT  
 uyt  V i r g i n i e n   ,   en  I Ih  Staphyloden-  
 D R UM   V iR G IN IA N U M   TR IFO LIA TUM   MINUS  ,   o f. 
 k l e y n e   P im p e r n o o t   u y t   V i r g i n i e n   m e t   d r i e   
 Bladeren.  Niet  alle  zijn ze  van dezelve  Waarnee-  
 ming. 
 e  Het  S t a p h y l o d e n d R u n   v u l g a r e  ,  o f  dcgcmee-  
 ne Pimpernoot,   en S t a p h y l o d e n d r u m   m a ju s   V ir -  
 a   g i n i a n u m   t r i f o l i a t u m   ,  o f  groots  drie-gebladerdc  
 IrïtEgebla-  Pimpernoot,  uyt  Virginien  ,  beminnen  een góede ,  be-  
 derde  quame,  zandige grond,  genoegzaam'  döormengd met  
 Pimper-  njet  te Veel twee-jarige Paerde- en éen weynig een-jarigé  
 Virginien.  Koeyemift:  een  opene,  v rye,  luchtige plaats,  en veel  
 Water.  .  -  é  1 
 Geeven niet alleen  ieder jaar in May neerwaarts hangende  
 Bloemen ,  veelé‘  bij  malkandermaar ook ,  zoo  
 het- fchijnd,  in  den  Herffi volkomen-rijpe  Vruchten.  
 Doch o f  men fchoon  dezelve in  ’t  Voorjaar,  met  een  
 waflende  Maan  van  April  o f  May y  in  de  aarde le g t,  
 zoo  .komen  ze  echter  zelden  o f  noyt  te  voorfchijn  :  
 waar uyt a f te neemen  is,  dat ze  hier  hare  volkoimerië  
 tijdigheyd niet  konnëh verkrijgen.  < 
 _  |ee_  Zij  zijn  lang-leevend  van  aart.  Verdragen  o o k ,  
 venheyd.  zonder eenig nadeel,  Rijf,  fterke Vorfi,  en  aïlerley  on-  
 geleegentheeden der Winter.  Konnen  door géén ander  
 middel,  dan  alleen door hare  bij  de  Wortel uyt eyge-  
 ner  aart  veelvoudig  voortkomende  jonge Loten,  welke  
 gemeenelijk  van  zich  zelfs  genoegzame  Wortelen  
 Aanwin-  krijgen ,  in  onze  Landen aangewonnen werdén.  Want  
 ning.  vermits ’t Zaad hier niet regt rijp werd,  zoo geeft daar  
 teegens de Natuur in ’teene,  *t geen ze in ’t andere heeft  
 genomen.  Deeze jonge moeten meteen wallende Maan  
 van Maert o£  A'pril  van de  oude  afgenomen,  en  op  
 een andere  plaats verplant worden;  *t welk gemeenelijk  
 ieder Voorjaar gefchied;  want vermits de oude door de  
 zelve *t  nodig voedzel werd ontrokken,  zoo  zouden ze  
 anders  bezwaarlijk  konnen  opgefhoeyd  worden  tot  
 Boomachtige Gewajfen.  1 
 _ke  De  GROOTE  d r i e - g e b l a d e r d e   P im p e r n o o t   
 ade groeyd van naturen  Struvels-wijze,  opfchietende  tot 
 Verderbe 
 thien o f  twaalf voeten  hoogte.  Krijgt  een  bleëk-hruy-; g™°te  
 n e ,  veelvoudige  en  matig-dikke  Wortel  . u yt  welke'  ^  
 gedurig  veele  jongen  voortkomen.  Zelden  werd  de' I’imper-  
 Stam dikker als een Beezemftok gezien.  Heeft briiyn- nóót.  
 verwige, met veele bleek-witte flippelehen plekke» voorziene, 
 zoo wel oude als eenjarige, Takkenidoch de jon.  
 ge  zijn  gemeenelijk  donker-grben;  van  binnen aangè-'  
 naam groen  ,  en  daar begaafd met een gantfeh wit Pit. 
 De  Bladeren komeh  voort  aan  tamelijk-lange en beval- Befchrij.  
 lijk-groene  Steeltjens,  gemeenelijk wat neerwaarts hél-' ™g der  
 lende.  Drie en drie ftaan bij malkander op de wijze van Blad“ 'a.  
 'r  gemeene  Trifolittm,  o f  de  Klaver ;  boven  donkergroen  
 ,  doch  onder  bleek-wit.  Als  men Zo  in  de  
 mond knauwd,  vallenze  bitter  van  jm a a f ,  eri te  za-  
 mentrekkende.  Aan  de Randen  zijn ze  teederlijk getand, 
   en wat hard van aart:  in  ’t midden verderf met'  
 een  regt*doorlöpende,  van  boveö  groene, van  onder  
 witte A d e r ,  o f  Rugge ;  wat  uyt verlcheydené andere  
 teedere  na de  kanten uytfchieten. 
 Tuflchen deeze Bladeren komen aan bleek-groene en’ Gedaante  
 ronde Steeltjens de Blaemenvoon,tros-wijz.ebij irialkari- dcr B1«-.  
 der, gemeenelijk-neerwaarts hellende.  De verwé is bleék- men‘  
 w it .  Beftaan u yt v ijf  rondachtige Bladertjens ■,  van binnen  
 verderf met eenige ronde,  geele,  geheel’uythan-  
 gende knopjens.  Na  acht o f  thien dagen vergaan ze' in  
 haarzelven;  en  laten .eyndelijk na veele  ronde,  taine-  
 lijk-groote,  eerft groene,  daar na aan der Zonnen zijde  
 bruyn-rood werdende  Zaaet-blaasjens ;  zomtijds  een  
 alleen,  ook twee o f  drie bij malkander hangende.  Ieder  
 deezer  Blaas jens  beftaat  uyt  twee -aan  een  gegrpéyde  
 !  hups jens, alleen onderfcheyden meteen  kloofje obgeut-. Zaad-  |  
 j e ,   een  weynig  inwaarts  gaande  f  zdo  dat mén deezélblailsi“ !-  
 blaasjens uytwendig niet  anders als  voor  een  kan  .aan-.  
 zien  :  maar  als  menze  Van  den anderen  breekt,  ‘vind  
 ‘  men beyde deeze  huysjehs  door  een  inwendige  Wand  
 gefcheydén  ;  en in  e lk ,  ' o f  ook  dikmaal  in  een  ajleen  
 \  ( ’t andere leedig  zijnde)  een  hariè Schael,  groot,  lec-  
 ver-verwig,  en Peer-rond;  -waar in  légt  een  bleeke  o f   
 grijs-witteK orn:  zoo  dat  dezelve  werd  voortgebragt eaZai  
 op  de wijze derregte Afitjcaat-nooten,  ook in  een  dubbel  
 huysje.  T er  welker oorzaak dan  ‘deeze Pimpernoot-  
 boomen van  veele,  doch ten-onrecht,  Mufcaai-boomt-  
 jens werfeU genoemd.  ;  ■ 
 .  D e   kleynë  V ïr g in iA'Ansghe  Pimpernoot- Kkynt  
 boom ,  met  een  drie-bladerïg'Loof l   o f  Staphjloden-^firgini-  
 drum  trifoliatum  Virgiamanitm  ,  vpn  een Zeer^ieval-;|,?° pc'  
 lijke a^dboiröngdLK mij .in (tjaatii/ffOavaa-'ZdbnJf.  aootnet  
 T r ede scan t ,  Engelfchman,  onder meer andere,uyt  drie Bk-  
 L onden  toegezonden;  'die in  eygener perfoon  dit  Gé. dere“‘  j  
 was.,  neevens meer andere rarë dingen  ,  uyt de  Ame-  
 ricaanfchc  GeWeften  had  meê’gébragt;  Deeze  Tooit  
 verfchild van beyde de andere 'maart,  ftelling derBlu.’  
 deren, verwe, en ’t hangen der Bloemen, niet ’t  allermïn-  
 fte ,  als alleen dat ze kjr/nderis. 
 Deeze  Boömcn ’ beminnen  een  zandige,  luchtige  , Watw«  
 goede  aarde,  doormengd met:eefi'vl^'mg twee-jarige  
 Paerdemift,  en  matige,  vojchtigheyd  ;  .een  .wjjrmé- r nm.  
 opene,  v r y e ,  wel  ter'Zon!  gèleegejie  plaats.'..Geevén  
 tlezelve  Bloemen,ais. de  voorgedagte,,  ip^t.^gljjgpda^  .  
 voortkomende;  maar geen  in  allesvolmaakte Vrucht,  
 echter grooterals die van de  andere:  fcKeten óok min-‘  
 der bij hare Wortel  i i y t :  zijn veel téèderder  van aart:  
 konnen',   büyteri  gézet  zijnde  ,  de  koude  Hcrfft-reca  
 genen,  Sneeuw,  en  fterke  V o r fi,  niet  altijd  verdragen; 
   '  "   " 
 Moeten derhalven, met een waffende Man  van April  
 o f  Maert  in  een  Pot  gezet,  mét  d en , aanyang  vau  
 OBober  binnens  huys gebragt,  eil'op  een goede plaats  
 gefteld zijn,  daarze  tot in November door de Verifte-  
 ren  Lucht  en  Zon  mogen  gehiéteft.  Gedurende  de  
 Winter  moet  men ze  flegts met een  weynig  lauw  gemaakt  
 Reegen-water van boven begieten.  Men mag ze  
 ook niet  al te warm zetten  ,  maar  alleen in  een plaats,  
 daar  niet  als  bij  vriezend Weer gevuurd werd;  Niét 
 voor 
 voor  ’t begih van Aprils met eén  zoete Lucht  en zagte  
 Reegen,  mag men ze weer buyten en in. de Zonneftra-  
 len brengen;  maar  dan noch  zorgvuldig wagten voor  
 boude.,  en veele vochtïgheyd. 
 Amwin-  v  Zij  vergaap niet haaft ,  maar blijven veele jaren in  ’t 
 ning.  leeven  :  werden  alleen  door  hate bij  de Wortel iiytgé-  
 fchotene jongen,  ten halven ingefneeden i,  en  met  aar-  
 ,  de  overdekt  ,  om  daar  door  Wortelen  te  fchieten  
 (g e lijk z e   ook  wel  van  Zelfs doen)  matiglijk  aange*  
 wonnen. 
 KRACHTEN. 
 Eijnon-  " | X  E   P  impernooten  zijn  koua  en  vocht  van  aart. 
 Kicnftig*  M M  Wanneer  men ze  e ë t,  beroeren  en ontftellen ze  
 de Maag.  Hierom werden ze ook zeer weynig  
 o f  geheel niét in de Genees-konft  gebruykt. 
 X I   H O O F D S T U K » 
 H A Z Ë L A A R . 
 ■ 'erfchey-  wel-bëkende  Boom  ,  ook  van 
 He namen.  veele  zeer  geacht,  om zijne  aangename  
 Vruchts  wil  ,  vöerd  deëzen  
 naam  in  het  Neederlandfih  in  het  
 Latijn  geheeten  nux  A vellana  ,  
 I .   C o ry lu s  ,  o f   NiJx  P ontig a  :  in 
 het  Hoogduytfch  H aselnusz  :  in het  Franfch  ÏSToi-  
 sETïER ,  o f   ook  C o u d r ie r ;  en  in  het  Italiaanfch  
 A v e l l an e , ' o f  N o c c iv o l e . 
 ■ ‘weeder-  Hier van zijn mij  bekend geworden^ nvee verfcheyde 
 ■ eyioor-  foorten  van Vruchten >  teweetén;  Corylus  sativa,  
 V   '  o f   tammE' Hazelaar,  én  Corylus  sylvestris ,  
 o f  wilde  Hazelaar.  De wilde is^^gemeenelijk rond  
 en  w i t ,  maar  de  tamme  langwerpig  en  rood  van  
 Korl. 
 Wat voor  zij  beminnen  u yt eygener aart een zandige,  goede; 
 bemin- voch^ge,  en met twee-jarige Paerdemift wel bereyddé  Ken.  grond  :  liever  een  opene,  luchtige  en  vrye *  als  een  
 fchaduwachtige plaats;  en veel Water.  Geeven  ieder,  
 jaar- volkomen  rijpe  Vruchten ,  en in  ’t  Voorjaar  hare  
 ■   Bloemen ,  welke als een rood fchubachtig knopje aah ’t  
 Hout zitten;  en als ze  een weynig opengaan,  ziet men  
 daar uyt een roodyeez>elachtig knopje hangen.  Veele,  
 zoo geleerde als ongeleerde,  zoo  oude  als jonge,  hier  
 op niet gelet hebbende,  hebben die aan gezien voor  de  
 neerwaarts hangende, te zamen-gevoegde,  langwerpige  
 Ho ofdjens en Kat jens. 
 ■ anwin-  Zij  verdragen gewillig fterke  Vorfi,  Storm-winden*  
 en aïlerley andere ongeleegentheeden déf Winter-. Werden  
 aangewonnen,  niet alleen door hare Vrucht  (welke  
 met  een  volle  Maan  van Maert  o f  April niet  diep in  
 de aarde gelegt werd,  waar  in ze  een  jaar  anderhalf,  
 ja  veeltijds  twee jaaren b li jft ,  eer ze opkoomt)  maar  
 ook door hare bij  de Wortel veelvoudige jonge uytloop-  
 z.elcn?  die van  zelfs  Wortel  vatten  :  daar  na  met  een  
 Wallende Maan in Maert  van  de  oude afgenomen 5  en  
 pp een luchtige plaats verplant moeten'worden. 
 ■ ?ra w^"  -  -k iemand begeerig,  om goede  en weldragende Ha*  
 Romerue ^ mot^ oomen tG winnen,  die neeme gedurig de  uyt-  
 Rkomcn.  l°pend ejottge Loten wech>  en  fnöeyze tot de bovenfte  
 Vakken op.  Dus genieten ze meer voedzel,  en werden  
 I   dies  te milder in  ’t  dragen. RnUn0*  kan  men  de  Ha&elnooten,  na de afplukking , 
 Koed en  f en ^anSe  varfch  en  goed bewaren  ,  wanneer  men  
 iarfch te  hare: uytwendige groene Bolfter wech doed; dan de No -  
 P°uden.  ten  in een  fteene Pot le g t ;  een  Weynig Zout daar over  
 ftioyd ;  de  Pot  ,  wel  digt  toemaakt >  en ruym  een.  
 halve voet diep,  in  de aarde begraafd,  zulker.wijs,  dat  
 ze  op  de  zijde  komt  te leggen,  op  dat’er geen vöch*  
 tigheyd  in  mogt  komeh.  Als  men  ze  gebruyken  
 w i l,  kan  men  ze, u yt  de  Pot  halen  ;  dezelve’ weer 
 toemaken  ,   en  op  de  gemelde  wijzè  in  de  aarde  
 doen» 
 K R A C H T E N . 
 2 O0  wel de  Bloemen des Hazelaars,  als deJVbo* Gal. UB:  
 ten zelfs, terwijl ze noch varfch zijn * hébben  een  sjmp.Mtdi  
 gematigden  aart;  en  zijn  te  zamen-trekkende; l}meon  
 Dó r  geworden  ,  zijn ze  warm  en droog  in  den  eer- Sethus.  
 ften  Graad,  aardachtig  en  koud  van  f t o f ;  voor  de dpiefcor.  1  
 Maag  moeyelijk  en  zwaar  te  verteeren.;  doch  noch  j  
 beeter  als  Okkernooten.  Eevenwel,  matig  gegeeten; Matthiöh  
 zijn ze  voor  de  Leever  niet óndienftig ;  doch  te  veel  l -  
 gebruykt,  verwekken  pijn  in  *t  Hoofd  ;  maken  een ca* ' 141 ’  
 heejfche  Ke el,  een korten Adem ,  en  vermeerderen  de  
 Gal.  Zijn goed teegens  de beet en der  Slangen ,  Scor-  
 pioenen,  Pefi,  en ander vergif,  dis men ze nuttigd met  
 Vijgen,  Wijnruyt ,  en Amandelen* 
 Een Takj,  o f  Tros, deezer Nooten aan  de Zolder op-  UB:  
 gehangen  ,  o f  in  een kamer gelegt,  drijfd  alle giftige z8‘ 
 Dieren uyt dezelve. 
 t Z a p ,  geparft u yt drooge Hai>elnooten,  is  zeer te Tragas UB:  
 zamen-trekkende.  Met Wijn ingedronken  ,  ftopt  de  
 Buykloop  :  en  de  Roodeloop  :  is  zeer  dienftig  voor  de  
 geene,  welke van  ’t  Graveel,   en dc fiujding der Blaas  
 wérden gequeld.  Gefloten,  en dan  gegeeten met C o -  
 rinthen  o f  Rozijnen *  zijn ze  zeer  goed voor een verouderde  
 Hoeft,  en de Longe. 
 De  Afch  van  gebrandde  Haz,elmoten  met Edik en Gurt., 
 O ly   gemengd ,  verhinderd de  uytvalling  des  Hayrs ; Symph-UB:  
 en verdrijfd de quade fchurftheyd des Hoofd;  wanneer 1^'cab lli  
 ze  daar óver werd geftreeken. 
 ,  Met HaLelnooten- O ly  de pijnlijke  Lee den ±  en  het Mefues  
 Podagra $  daar de fmert gevoeld werd,  gewreeven,  o(difl. n .d t  
 gefineerd $  géneeft deeze quaal.  O o k  de Kanker,   en  
 aïlerley  hittige  gezwellen» 
 X I I   H O O F D S T U K ;   ^ 
 S Y R I N G Ë . 
 « Yndè.  een  aangenaam  en  welriekend Verfctcy-  
 Boom-gnvas,  werd  niet  alleen  in  het  namcfl»  
 Neederlandfch  düs  genoemd,  na  het  
 Griekfche  woord  ,  Fistula , 
 beteekenende een Fluyt,  miiv obk ee-  
 ven hierom Fl t/YTE- o fPypëboöm geheeten  
 ,  om  dat  zijne Takjths hölj  en  bequaani  zijn  ,  
 om’er  Pijpjens  van  te maken;  in 't  Latijn  Syringa;  
 in T Hoogduytfch  W elsche  holdêr ;  ook  Syrin-  
 g l ;  en in  ’t Italiaanfch  Siringa  dTtalIa; 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  gewórden Vijfderley  
 v i j f  verfcheydene  foorten  ,  namentlijk  :  I.  Syringa f°ortcn >  
 Arabum  flöre  cocrUleö ,  ó f   Syringe  van  de enwelkci  
 A rabiers  met  èen  blauwe  welriekende  Bloem,  die  
 ook  Lillach  werd  geheeten.  II.  Syringa  Arabum  
 FLORE  ALBO ,  o f   ARABISCHE  SYRINGE  met  
 witte  welriekende  Bloemen.  III.  Syringa  luTea  
 inodora,  ö f   Syringe  met  ten geele Bloem,  zonder  
 reuki  dV.  SyRInGa  flore  icANDÏDö  fcmhLici,  
 o f   SVringè  meteen  Witte  enkele welriekende Bloem i  
 en  kleynder  Bladeren:  en V .  SyRinga  flore  can-  
 dido  pleno ,  o f   Syringe  met  een  witte  dubbelde  
 welriekende Bloem*  A l te zaMeft zijnZe vaft  eeven  dezelve  
 Oueekjng. 
 Zij  beminnen  éen  gemeëne,  zandige,  o f  ook  wel Wat voor  
 een andere goede ,  én met  twee-jarige Paerdemift wel-  ecn aarc!c  
 voorziene  grond  :  liever een opene,  v rye,  luchtige  ,  nen.  
 en wèl géleégené,  als éen donkere plaats;  ook  veel Water. 
   Brengen ieder Zomer voort bevallijke en zeer welriekende  
 Bloemen;  dóch niet alle volkomen  rijp Zaad$  
 maar  alleenlijk  de  L illach  A rabum  flore  albo  
 et  cceRULEO,  o f   dé Arabifche Syringe met een witte  
 L   eft