
 
        
         
		i y o   B e s c h r y v in g   d e r .  l a g e   B o o m e n ,  e n   H e e s t e r s ,  I I  B o e k ,  180 
 Vcele.  Hier van zijn mij  in haren aart bekend geworden veel 
 bijzondere en beziens-waardige  foorten,  namentlijk: 
 Ir  G enist a  vul g a ris ,  o f  gemeens  Brem  ,  groe-  
 Verandcr-  y en^e 0p veeje dorre plaatzen.  I I. G enïsta  t incto-  
 ten^andit Rum, Kerwers-Brem,  vermits de Kerwers de Bloemen  
 Gewas >  deezer  Gew aften  veel  gebruyken  in  hare  Verwerden,  
 om een geele Coleur  te geeven;  waarom ze ook  in  het  
 Hoogduytfch werden geheeten F arbblumen ,  o f  H ey-  
 denschmuk j  in  *t Franfch H erbea  ja unir ,  fleur  
 a   t e ind re   I I I .  G enïsta  p a r v a ,  o f  kleyne Brem.  
 IV .  G enïsta  aRborescens  H ispanica  ,  o f  Boomachtige  
 Spaanfche  Brem.  V .  G enïsta  H ispanica  
 flore  luteo  odorato,  o f   Spaanfche Brem met een  
 geele  welriekende  Bloem...  V I .  G enïsta  la t ifo l ia   
 flore  luteo  parvo., .o f  breedgebladerde  Brem met  
 een  kleyne  geele  Bloem,  V I I .  G enïsta  spinosa,  o f   
 Scorpius^  op *t Hoogduytfch G alpeldo rn,  en  o p ’t  
 Neederlandfch  Steekende  B rem.  V I I I .  G enïsta  
 SPIc a t a   G a l l ic a   ,  o f   Franfche Brem,  met een ge-,  
 ayrde  Bloem.  IX .  G enïsta  H ispanica .  tenui-  
 Tot  thien FOLIA ,  o f SpARTIUM,  FLORE  ALBO  &   FLORE  LU-  
 in getal,  teo j  Spaanfche  Brem  met  kleyne  Bladeren,  en -zeer  
 teeder  van  Takjens;  met  een  gantfch  witte,  en .ook  
 met  een  geele  Bloem.  X.  G enistella  spinosa  ,  
 kleyne Brem met Doornen.  XI.  G enistella  spinosa  
 flore  luteo  spicato  ;, kleyne Brem  met  Doornen•,  
 en een fchoone  geele geayrde Bloem j  wiens  Bladeren  ,  
 tuffchen  welke  gemeeneljjk de  Doornen voortkomen  ,  
 kleyn, doch breed, veelvuldig en digt aan jhare teedece,  
 rónde,  dunne,  ook ruyge,-  en niet hppg van  de  aarde  
 opfchietende ,  bleek-groene  Takjens  boven malkander  
 zittende,  uyt den groenen bleek-verwig, t' met  een tee-  
 dere doch gantfch  ruyge  wolligheyd  aardig  bekleed',  
 ën in  ’t midden met eenige weynige zeer dunne Adert-  
 jens voorzien zijn.  Niet  alle  zijn ze van eeven dezelve  
 Queekjng en Waarneeming. 
 De  G enïsta  v u l  ga ris,  gemeene  Brem,  G eni;-  
 Genifia  sta  TiNCTORUM,  Kerwers  Brem>  G enïsta spïno-  
 vulgaris.  sa ,  o f   Sco rp ius  ,  fteekende Brem,  welke  zeer veel-  
 Tinftorum  vouc^&e  611  fter^e  Doornen heeft:  G eniste l la, sp i-  
 tarva.  * N°5A,  kleyne Brem met Doornen,  en de G enïsta  parv 
 a ,  o f  k[eyne  lage Brem,  zijn hard van  aart.  Beminnen  
 een gemeene >  flegte  ,  zandige;  en ook  eene met  
 oude  twee-jarige Paerdemift ‘matig  voorziene  grond  ; 
 . een opene ,  luchtige,  v r y e ,  en  wel  geleegene plaats  : 
 , geeven niet  alleen  ieder  Voorjaar,  in May,  Bloemen ,  
 Waarnee-. maar..ook  gemèenelijk  in  elk  jaar,  inzonderheyd  bij  
 ming.  goede Zomers^ volkomen Zaad.  Konnen  fterke Korft)  
 ningVm"  en alle. andere ongeleegentheeden der  Winter ny tftaan; 
 maar niet we l door eenige andere, middelen  aangewonnen  
 worden,  als door haar Zaady  ’t welk met  een  a fgaande  
 Maan van Maert moét gezayd zijn. 
 De - G en'ïsta' H isp'an ic A  „tenuifo lia  albo  e t   '  
 Genifta  lu teo   ,  o f  Spaanfche  Brem  met teedere  Takjens  en  
 Hifpanica  Bladeren  vercierd. inet. een  gantfch  witte,  en geele  
 flore^lèo  - Bloem;  G enïsta  H isp an ica   flore  luteo   odö-  
 &  late»,  Rato   ,  o f  Spaanfche  Brem  met  een  riekende  geele  
 Bloemy  en  G enïsta flore  luteo  parvo  la t ifo l 
 i a  ,   o f   breed-bladerige  Brem  met  een  kleyne  geele  
 Bloem,  qpwaffende tot  de  hoogte van acht voeten, en  
 zich verdèelende in weynigeTakfen\ uyt welke voortkomen  
 hare wonderbare  Bladeren, in ’t midden eèn vin-  
 'g e f breed i  voor  aan noch breeder,  maar aan de Steel  
 op  *t finalfte;  beftaande  als uyt veele  teedére  Bladert-  
 je$s  aan  een  gegrpeyd,  die zich  voor verlpreyden  in  
 yeelë deelen,  korte ën lange ,  fmalle  en  breedc  (niet  
 onbillijk bij  een  Haneftaert  te  vergelijken  )  waar  van  
 eenige,zes,  andere z è e v e h e n   zommige acht vingeren  
 breedte  lang  z ijn ,  niet  zonder  verwondering  te  aan-  
 fchouwen.:  u yt welke lange,  ronde,  en dunne Steelt-  
 jV»L fpruytenvvoor aan  hare punten  vercierd met kleyne  
 géele  Blvemen.y  zittende z e s ,  zee ven ,  en  acht  bij  
 malkander,  van welke de eene  na de andere* opengaan.  
 Wat  voor  Deeze zijn de teederfte van  alle.  Beminnen een zandige  
 ,  goede,  bequame aarde,  met  een  weynig  twee ccnaard«  
 o f  drie jarige Paerdemift,  een-jarige Hoenderdrek,  en zij bemiQ.  
 5t  Mol  van:  verrotte  Boombladeren doormengd  een nen*  
 luchtige9  warme,  v rye,  opene,  en wel  ter  Zon  geleegene  
 plaats, vooralle koude Oófte- en Noorde winden  
 bevrijd;  weynig  water  in  tijd  van  droogte;  en  
 droogte in  den tijd van  veel Reegen.  Geeven  wel  in  
 deeze koude  Landen vermakelijke Bloemen,  maar zelden  
 volkomen Zaad.  Konnen op geenerley wijze'verdragen  
 koude Herfft-reegenen,  Rijp  ,  fterke Wind,  o f   
 Korft.  Moeten  dërhalven  met  droog  W e e r ,  in  het  
 laatfte van  September,  o f  *t begin  van Oclqber,  na dat  
 de jaarstijd  bequaam  o f  onbequaam  i s ,  binnens  huys  
 werden gebragt, op een goede plaats j  daar ze ,  genoegzaam  
 bewaard Vóór alle  tochten ën  z,uygingen der winden  
 , ,  door de Venfteren de Lucht  en  Zon  mogen  genieten, 
   tot dat de koude zulks, komt te verhinderen.  Als Hoedani  
 ’t  daar na  koelder  word  ,  moet men ze  verbrengen  op men haar  
 een andere warmer plaats,  daar niét als met fterke  Korft moet  
 door  een  yzeren- Oven  word g evuiyd;  doch van  de ^^rncc'  
 zelve  moetende,verre  a f  zijn  gefteld ,  wijl ze  deezie  
 voor-haar  onnatuurlijke  warmte,  inzonderheyd als 5t  
 lang duurd,' niet verdragen mogen.  *t  Is ter  <ier oorzaak  
 veel beeter,. dat z e ,   zoo  lang  de  felle  Korft aan-  
 hiQud,  in  een verwelfde kelder,  o f  andere plaats,  zonder  
 vuur,  maar- ook  zonder te konnen bevriezen, werden  
 gezet.  In  de  geheele Wintertijd mag men  haar  
 niet  meer .als  een  o f  tweemaal  met  een  weynig  lauw  
 gemaakt  Reegen-water.  van.  boven,  belprengen;  niet  
 voor  half A p r il,  o f  een weynig later,  na tijds gelee-  
 gentheyd ,  m^t een  zachte i betrokkene L u ch t,  en. aangename  
 Reegen,  indien  het  zijn  kan  ,, weer  buyten  
 ftellen  :  maar  dan  ook  haar  nauwkeurig  wagten  en  
 Wel dekken y ö o r  koude nagten,  en fchrale winden. 
 In, onze Landen konnen ze  ook op geen andere wij- Aaawto  
 ze  worden  aangewonnen,  dan  door  haar  u yt  warmer11^*  
 Geweften  övergezpnden Zaad:  ’t welk met  een  volle  
 .Maan  van  -Maert,  Apr il: o f  May  moet  gelegt worden, 
   niet dieper alsruym een halve ftroo breed, o f  een  
 weynig  meer,  in  éen  P o t,  voorzien  met een goede,  
 luchtige en .zandige grond.  D e jonge  Boomtjens,  hier  
 van  voortgekomen  ,  zijn  ,  weegens  haar teederheyd,  
 zeer bezwaarlijk de  eerfte Winter  over  te  behouden  ;  
 inzonderheyd indien ze maar een weynig te veel Water  
 ontfangen^ o f  door een  aanhoudende koude  niet  luchts  
 genoeg konnen genieten.  Moeten derhalven zeer voorzichtig  
 in acht genomen zijn.  : 
 .  De  G enis te l la   spinosa  flore  s p ic a t o ,  ofAanwin--  
 kleyne fteéketigc  Brem  ,  met  een  geeeyr.de  geele  Bloem  
 in ’t  Hoogduytfch  St ich en d   G in s t ,  o f  St ich en q   foorten  
 P frimmen; .de  G enïs ta  h is p a n ic a ,  o f   Spaanfche der Brem-  
 Brem,  en dq G enïsta Sp ic aTa  G a l l ic a ,  o f  Fran-  
 fche  Brem  ,  met .één;'geayrde  Bloem  ,  beminnen  de  
 zelve  hier  boven befchreevehe g rónd,  warme  plaats,  
 en niet te veel vochtigheyd.  Brengen  in deeze :koude  
 Geweften  niet alleen  fchoone  Bloemen,  dé  eerfte  in  ’t  
 begin,  de andere in den  uytgang van  o f  wat later  
 ,  maar  ook ,  bij  goede  Zomers,  volkomen - rijp  
 Zaad  v o o r t:  ’t welk in een  gemëene ,  goede, ’ zandige  
 aarde eens Pots,niet diep,  zoo' wp] met  een walfen-  
 de als  afgaande Maan  van Apr il, gelegt,  en  dan op een  
 warme plaats gezet moet zijn.  I 
 K  R  A C H   T  E  N. 
 D IA gemeene Brem  is in  al  zijne déden verwarmen- Lonk»'  
 de en verdrogedde-in  den  tweeden graad j   zuyjr^, ^1>  '  
 verende en  openende van. aart.  De jonge Scheur cf   
 . ten geAoten, ’t Zap daar uyt-geparft, ,en daar van ’t vierde  
 deel van een pintje gedronken, verdrijft de Angina, an- WjËM  
 . ders gezegd Squinantie ,.o f ’t Keelgezwel3- de j  igt,  pijn ¥lan,c‘^;  
 .der Heupen y en a]lcïhy Flerecijn,  vermits het alle voch-  
 tigheeden,  door de Stoelgang krachtig uytdrijft.  Dezelve  
 in Wijn gezoden,  o f  ook een Drachma van.  het  ,  
 Zaad