D e Joiea gebruiken noch hecdcnfdaa'gs, gelijk ze
ook voortijds hebben gedaan, in hare Offerhanden de
Takte** van Rofmarijn ; doppen dezelve in ’t bloed
der gedagtte Beeften, en befprengen’er de Qmftan-
ders mee.
L V H O O F D S T U K .
BROMMELBEZIEN.
Verfchey- Erden in ’c Neederlandfch niet alleen
de namen. dus , maar ook B raambezien genoemd:
in ’t Latijn R ubus, ofSEN-
t is : in ’t Hoogduytfch B rombeern ,
o f ook C ratzbeern : in ’t Franfch
feÈ^ÉËÈËf— 3 R once o f B ruisson ; en in ’t Ita-
liaanjch, R o v o , o f ook M oro .
Drie ver- ‘ Hier van zijn mij in haren aart bekend drie verfchey-
fcheydene Jene foorten , namentlijk:
oorten. j R UBUS y ULGARis FRUCTU NIGRO , o f gemeene
zwarte Brommelbezi'en. I I. R ubuS FRUCTU cceru-
leo j o f Brommelbezien met een blauwe Vrucht-;
I I I . R ubus non spinosus major odoratus , o f
groote wel-riekende Brommelbezien ronder Doornen.
A l te zamen zijn ze van dezelve Queeking en Waar-
neeming.
Wat voor Zij beminnen alle meer een goede , gemeene , zan-
een aarde dige, als een kleyigë , harde aarde: eë ven wel moet ze
zij begee- 00k matig gemeft zijn : een ópenè, luchtige, v rye .,
ren' wel ter Zon geleegerie, immers zoo zeer als een fcha-
duwachtige plaats; en veel water. Geeven in *t laatfte
van Afay en in ’t begin van Junius Bloemen ; daar na
Hardheyd. in den Herffl volkomene Vruchten. Konnen niet alleert
Sneeuw, -Hagel en -Rijp , maar ook fterke Vorfi, en al-
lerley ongeleegentheeden des tijds, zonder eenige fcha-
de üytftaan.
Aanwin- Werden alleenlijk, echtér genoegzaam, aangewonnen
ning. door hare bij d '€ wortelen uytwaflende jónge Scheuten ; _
wélke gemeènelijk van Zelfs Wortel fchieten; en dan met
een volle Maan van Af.ril moeten bpgënomeh en verplant,
zijn.
Wel rie- Ue R ubus non spinosus major odoratus , o f
kende wel-riekende Brommelbezien rónder Doornen, geeft wel
groote jaarlijks in deeze Landen in de Maand Julius uyt de
Brom mei- b0venfte punten der Steden groote, bleek-roodé aanzienlijke
Bloemen , de Eglantierr roozcnmtt. ongelijk,
doch wel zoo groot ; maar noyt eenige Vruchten,
fchoon hoe warm de Zomer gëweeft mogt hebben.
Geftalte Gemeenelij k ziet .men .v ijf, z es , tien o f twaalf Bloe-
der Bloe- men bij malkander gevoegd , ruftende op hare bijzonnen.
dere tamelijk-lange Steelt jens. Zij beftaan u yt v ijf
groote ronde Bladeren , van binnen vercierd met een
Ring van veele geele kleyne Knop jens. In ’t middelfte,
o f inwendig Hert, ziet men een rond knopje, uyt veele
bleek-roöde knop jens te zaam gezet', Oogs-wijze, ‘van
geen onaangename aanfchouwihg.'
Befchrij- E)e Bladeren deezer zoort zijn niet, gelijk de ande-
ving vaa re , van malkander gedeeld; ook zeèr gro o t, breed ,
de 'en gelijk als rondachtig, 'met v i j f punten, op de wijze
van het A cer major , o f groot Booghout. Ruften op
'groene Steelt jens , een hand lang. Zijn bekleed met
een 'zachte ruygheyd: ftaan gemeenelijk opwaarts gekeerd;
donker-groen van verwe, doch van onder blee-
k e r ; droevig, ook wel zomtijds een weynig blinkende;
onordebtlijk, nu’uyt de eene , dan uyt de andere
zijde fan bare houtachtige Steelen, drie, vier en v ijf
Voeten Hoog opfehietende; van binnen met een groot
wit pit gevuld , ‘ van buyten uyt den bruynen bleek,
rond en fle ch t, oók niet blinkende , noch met. geene
Doornen voorzien ; maar gantfeh ftijf ftaande, en in ’t
eerft een weynig ruygachüg , ook een kleyne vinger,
dik. De uytwendige dunne Bafi werd. ligtelijk door
der Zonnen hitte gefpleeten.
D e gedagte Bladeren zijn aan hare randen zeer tee- gC(jaan
der, net, mbtijl, doch veelvoudig, d igt, en aardig- der BlaJc,
fpits gezaagd, o f getand; ook in ’t midden met driercn»
en v ijf voornaamfte groote Aderen voorzien, uyt welke
veele kleyner na de randen uytlopen , ftaande ge-
jneenelijk opwaarts gekeerd; en waar uyt alweer ontelbare
alderkleynfte voort-fchieten, op een aangename
wijze. Als men ze in de Mond knauwd , zijn ze
zeer bitter van fmaak, en te zamen-trekkende. In ’t
begin vertonen ze zich ruyg ; doch als ze grooter werden
, vergaat deeze ruygheyd. Ieder jaar,- teegens de
Winter3 zoo haaft de Vorfi haar heeft bevat, vallenze
a f , en vergaan met hare Steelen. In April komen ze
op nieuws uyt hare Takken te voorfchijn.
K R A C H T E N .
D E Bladeren, Bloemen, en onrijpe Vruchten van jg -m
Brommelbezien zijn zeer verdrogende, te zamen- Ub.
trekkende., én verkoelèhde Van aart; zoet in ’t 3fyv " ’
eeten, en aangenaam voor de Afaag.
De Bladeren gefloten, en dan gelegt op de Roost o fpj/#,
'voort-eetendeZweeringen, bedwingen dezelve. 14,'
De Bloemen, Bladeren en Vruchten in Wijn gezom.Gaien ^
den , geneezen de Wonden , de beeten der- vergiftige simp'mi
Dieren, de fchurftheyd des. Hoofds , en de zeerigheydó-
des Aangezigts: ftillen de Bloedgang ; maken een vafi TrazM'
Tandvleefch; helpen de gezwollene Amandelen, Huyg,
en de heete zweeringen des Afonds. Drijven a f de Steen, 3. cup, yj,
’t Graveel, de koude Pis : zijn goed voor de lopende
Oogen : verhinderen, o f jagen wech de Hertvang; en
doen ’t P r aken ophouden. Het Zap u yt dezelve ge-
parft , heeft dezelve kracht, en verdrijft ook alle inwendige
brand.
L V I H O O F D S T U K; *
HINNEBEZIEN.
S Y veele niet alleen bekend , maar ook verfchcy.
zeer geliefd; werden in ’t Neederlandfch denamca.
niet alleen dus ., - maar ook dikmaal
R ubus idaüus : j in hét Hoogduytjch
H imbramenj H imbeeren, o f H ind-
beeren : in het Franfch F rambosier ; en in het Ita-
Uaanfch R o vo id e o , o f R o v o montano, ook Mor-
TELLO. .
Hier van werden op veele plaatzen gevonden twee Twecw*
verfcheydene foorten, te weeten . . Tcheydcae-
I. R ubus id .zeus fr uc tu r u b r o , o f Hinnebezie ^oortCD'
jnet een bleekjfoode V r u c h t en I I . R ubus idjeXjs
fr u c tu albescente luteo , o f Hinnebezie met een
uyt den witten geele Vrucht.
Geerne groeyen ze in allerley flach van grond , in- Hoe te
dien dezelve alleenlijk wel voorzien is met oudePaerde- moeten^
o f Koeyemift. Zij beminnen een donkere, maar noch ^en^cr.
meer, om der Vruchten w i l , een opene , luchtige, den..
vrye, Wel ter Zon geleegene plaats, en veel water van
onder aan de Wortelen; doch als de Vrucht begint voort
te komen, droogte van boven; want doorReegen werd
dezelve verdorven, en fraakeloos gemaakt.
Konnen üytftaan Hagel, Sneeuw , felle Voïfl > en Bloemoo*
die andere ongeleegentheeden van de Winter-tijd.
Brengen ieder jaar in ,’t laatfte van APay Bloemen voort;’ ,
ook in Julius een goede , fmakelijke , gezonde Vruc t«1.
Vrucht. . _. ‘ .< X V-'-iï > '
Werden overvloedig aangewonnen door hare veel- Aanwt |
voudige de aarde door-lopende, en van zelf? genoegzame
Wortelen fchietende Jongen; welke men in de
Maand Maert o f April met een wafTende Maan opneemt,
en verplant.
K R A C H -
m m m m tm m m i — m