
 
        
         
		Zaad'. 
 Aanwinning* 
 Wilde  
 Cicer vs  
 Lobel. 
 ongeteld te worden, wijl ze doch al te zamen, béhalvèn  fi  * 
 eene,  zoo veel mij bekend is ,  van  eeven de zelve Bouwing  
 en Waarneeming zijn; 
 Zij: beminnen alle een goede,  zandige aarde,  met een 
 Fucbf.hifi.  
 Tl.frI.101. 
 Diofc.  1. 2,  e. 126.  
 ulverroes  
 lib. Simp.  
 cap. 39.  .  
 Galm.  lib.  
 Med.Simp.  6. Trag.l.  1. 
 Serapio lib.  
 Simp. c.do. 
 Addit.l.ij. 
 weynig twee-jarige Paerdemift doormengd  :  een  v rije ,  
 warme,  wel-gelëegene plaats,  en  matige vochtigheyd.  
 Geeven  in den Herjjl  hare Vruchten;  doch die niet dan  
 iiïet' goede  Zomers  volkomen  rijp  worden  ;  en  daar  
 mee vergaan ze.  Moeten  derhalven  met  een wallende  
 Maan  van  April  o f  May  t’eikens  weer gezayd,  doch  
 te  vooren  het  Zaad  vierentwintig uren  lang  in Water  
 geweykt zijn. 
 H e f  C ic er   sy lVéstre  lo belii  ,  o f   wilde  Cicer  
 van  M at th ïas  de  L obel befchreeven  ,  vergaat niet  
 ieder  jaar,  maar word  vrij  oud.  Kan zéér fterke koude  
 ,  en  aUerlèy  andere  ongeleegentheeden  der  Winter  
 uytftaan.'  Bloeyd  langdurig;  en  gee ft,   bij  warme ja-  
 ren,  volkomen  rijp Zaad,  het welk in  zwarte Blaasjens  
 bij malkander  zit. Met een' wallende Maan  vap April o f   
 May word het  in  de aarde eens Pots gelegt,  en door dit  
 middel kan  ook deeze foórt alleenlijk  vermeenigvuldigd  
 wórden. 
 K R A C H T E N . 
 DE  tamme  Cicer en',  of Cicera fativa,  zijn Warm  
 en verdrogende  in den eerften graad;  oök zuy-  
 verendè, verteerende, en alle grove^koude vochten  
 dunmakende. 
 In Water gekookt met Rofmarijn, en een weynig Ca-  
 neel,  o f  Wortelen van Peterselie,  zijn  bequaam  en goed  
 om  te eeten;  want ze  verwekken  vrolijkheid  in  *t  Ge-  
 moed;  -doen  ’t  Water der  Blaas voortfchieten:  geeven  
 een goede verwe aan ’t Ligchaam: verwekken  de Maand-  
 Jlonden  :  vermeerderen de  M e lk i n  der Vrouwen  Bor-  
 ften:  óok het  Zaad',  en maken lult  tot hét Èchtewerk.  
 Openén  de  verftoptheyd  der  Leevér,  Nieren,  M ilt ,  
 en  Galblaas.  Zijn  echter  oftdienftig  Voor  de  geene,  
 welke  eeriig  gebrek  der  Nieren,  o f   in  de  Blaas  gevóélen. 
   Verwékkéü ook winden in  dén  Büyk. 
 Het nat,  waar in Ze met Rofmarijn  gezoden  zi'j'tf gé-  
 we eft,  gébruykt,  breekt de  Steen,  en  drijft net Graveel  
 af.  Word daarenboven  zeer  dienftig  geoordeeld  
 voor de Zulke,  welke met de  Geel-  en Wat ér tucht zijn'  
 beladen.. 
 Gezoden,  gepulverizeert,  eri  gelegt op  de g e s te llen  
 dèr  heymelijke  Leeden;  Op  de  beéten  def Slangen ,  
 op de  gaten  en  lopende  sweèringen des Hoofds,  óp  al-  
 lerley  Ruydigheyd  en  quade  Schurftheyd  ,  geneeft  de  
 zelve.  Verdrijft  delgelijks alle  vlekken ,  Zomer-jpróe-  
 ielen  én  andere  onzuyverheeden  in  het  Aangesieht,'  
 o f   op  andere  plaatzen  der Huyd,  daar mee beftreeken  
 Zijnde. 
 Het  zelve  Me el,  o f  Poeder,  met  Garfrenméel  en  
 Honig  vermengd,  is  zeer  goed  teegéfis  boose  vóórt-  
 eetende sweepngen,  en  de Kanker;  daaf opgelegt. 
 De wilde Cicer en,  a i  Cicer Sylvejlre,   vermag al  het  
 zelve  :  doch  zoo  veel  krachtiger  werkende ,  ook zoo  
 veel warmer en drooger zijnde,  als ze  dé  tamme in bit-  
 terhéyd en  fcharpheyd  te boven  gaat/ 
 C L   H O O F D S T U K . 
 L I N Z E N . 
 £Oerd,  zoo  in  het  Neederlandjch  als  
 ► in  ’t  Hoogduytfch,  deezen,  en,  mijns  
 '■ weetens,  geenen anderen naam.  Word  
 ' in  het  Latijn geheeten L ens,   o f  L en-  
 \ T ic u L A :  in ’ t Franjch  L en t il l e , en  
 »in  het  Italiaanfch  L e n t ic ch ie . 
 Hier van worden gevonden,  en  zijn mij  in haren aart  
 bekend,  twee  bijzondere foorten,  als: 
 I .  L ens  SA'tivA  m a jo r ,  o f  gróote tamme Lïnsen  
 II.  L ens  satïva  m ino r ,  o f   kleyne  tamme  Linsen  ’ 
 Beyde  van  de  zelve  Bouwing en Waarneeming. 
 gtottd, Grond,  
 i/opene 
 Zij  beminnen een'goedé,  gemeene,  zandi'  
 met flegts een weynig oudé Mift vermengd;  1  
 luchtige plaats,  en niet véél vochtigheyd. 
 Brengen  in  den  Herffi volkomen rijp  Zaad voort  
 en  daar  mee  vergaan ze.  Moeten  derhalven  met-een Aaif'-  
 wallende Maan  van  April weer op nieuws  gezayd  zijn  ningW'  
 En  ook  alleenlijk  hier  door  konnen ze  vermeénigvuL  
 digd  worden. 
 K R A C H T E N . 
 DE  Zinsenzijn  verdroogende van  aart,  tot in den  J  
 tweeden graad, ook matig warm, en koud: daar- c- *<s!  
 enboven  te  zamentrekkende.  ,  f v,ctn\ 
 G ekoo kt,  o f  gebraden,  zijn ze  zwaar  te verteeren:  / 
 geeven  quaad  voedzel:  maken  een  g ro f ,  ongezond  S .  *  
 Bloed:  veroorzaken  veele Winden;  zijn daarbeneevensDurm!“  
 ondienftig  voor  alle  Zeenuwen,  en  de  Longe.  V e r -if  Pi'  
 ftoppen  het  Ingewand;  de roode-,  en alle andere Buyk^fiUi.  
 loop.  Dooden  de Wormen.  Verteeren  alle  Galachtige-mn' «w.  
 en  Waterige  vochtigheeden  dés  Ligchaams.  Zijn  zeer  
 Ichadelijk  voor  de  menfchen  van  een  drooge  natuur. 
 Maar daar teegens bequamer voor de Paerden,  om haar  
 de vergane eetenslujl te doen weer bekomen. 
 In  zout Watèr gezoden  ,  gepulverizeert,  en  op der 8jfe Hl. !  
 Vrouwen  Borjlen  gelegt  ,  doed  de geklonterde  Melk^^WÊÊ  
 fcheyden,  en  verteerd de  zelve,  als ze te  veel is. 
 i  CLI  H O O F D S T U K . 
 O  C  H  R  Y 
 d e r   G R I E K E N . 
 5 ^ t/^ U s   in  het  Neederlandfch  ;  en  in  ’tNaam. 
 Latijn  ÖcöR Ys   G r^icorüm  ge-  
 ftèAVno emd. 
 $0 J Y   Bemind een  goede,  gemeene, zan-Gron(1,  
 d ig e ,  en  matig-gemeftte  aarde  :  een  
 vrije,  luchtige,  \yel  terZongeleegene  
 plaats,  en weynig Reegen. 
 Geeft  in  den  Herfjl  vólkomen  rijp  Zaad',  en ver-  
 dröogd  dan  van  zelfs,  o f  word door flegts een kleyne  
 Rijp  van  ’t leeven beroofd; 
 Derhalven  moet  haar Zaad met  een wallende Maan Aanwin-  
 van  April  t’elkens  op  nieuws  in  de  aarde  worden ge- nlQ2*  
 legt;  niet diep.  Alleen  door  dit  middel  kan  men ze  
 vêrmeenigvuldigen,  en eeuwigdurend maken. 
 K R A C H T E N . 
 D E   Vruchten,  o f  Erweten,  van dit  Gewas,  zijnGebruji  
 warm  in  den  eerften,  eri  droog  in  den tweeden  
 graad. 
 Tweemaal gezoden,  en  het  eerfte  Water  wech ge-tot  on-  
 goten  (gelijk men gemeenelijk ontrent deeze Vruchten " CB  
 doed) zijn  de Maag onaangenaam, en  geeven  aan*tLig-  p.  
 chaam  quaad  vóedzel.  '  ‘  v’  ( „  „  zon^e^' 
 Eevenwel  tot  Poeder  gemaakt,  en met  Zuyker  o f  
 Honig vermengd,  zijn ze  niet ondienftig,,^voor de Borfi. 
 Want ze  zu y veren de  zelve van  alle dikpe  en  taye vochtigheeden, 
   o f  Fluymen;  en verdrijven  de Winden. 
 Het Meel,  o f  Poeder,  in Wijn gekookt,  en  op  de  
 beeten  der  dolle  Honden,  ook  anderer  giftige  Dieren  
 g elegt;  delgelijks  op  Zeer en,  Zweeren,  en fprenkt  
 Vuur,  zuyverd  en  verdrijft,  o f  geneeft de zelve. 
 CLII 
 r r r r  H O O F D S T U K . 
 E  R  W  É  T   E  N. 
 Ëder  genoeg  bekend»  Worden  in  ’t  
 Nitncr1,  Neederlandfch  ook  wel  Peuken  en 
 sum,  en  E r v i l ia :  in  ’t Hoogduytfch  
 ^ ^ ^ ^ ^ ^ P ^ ^ E rbSen ;  en  in  het Italiaanfch B is o , 
 Vijf bij-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  v i j f  bijzon»  
 jondete  foorten;  namentlijk: 
 {porten.  ^  PisUM  MAJUS  FUSCUM  ANGULOSUM 3  O £ gYOO-  
 te grauwe  Erweten.  I I.  Pisum  minus  lu t e Scens  
 putaminosum  ,  o f   kleyne,  gemeene  geele  ( veeltijds  
 gezegt witte)  Erweten  met  Schellen.  III. M inimum  
 lutescens  put am in o sum ,  o f   seér  kleyne geele Er-  
 weten  met  Schellen ,  boven  de andere  aangenaam  van  
 fmaak.  IV .  L utescens  minus  sine  putam ine   j  
 o f  geele  Erweten sonder Schellen.  V*  Pisum  minus  
 virescens  ,  o f  groene,  kleyne  Erweten.  AJle  van de  
 zelve Bouwing en Waarneeming. 
 {Groni  Zij  beminnen een gemeene  goede,  liever  zandige  als  
 kleyige,  en matig-gemeftte aarde  :  een  opene,  luchtige  
 ,  vrije ,  drooge,  wel  ter  Zon geleegeneplaats,  en  
 weynig  Water;  inzonderheyd  als ze in de Bloem ftaan.  
 Geeven  in  den  Herfjl  rijpe Vruchten,  en  vergaan  daar  
 ISaying  ,  na.  Worden  derhalven  weer  gezayd met  een  afgaan-  
 de  Maan;  want  dan  krijgen ze minder Bladeren en  veel  
 iMwn,  en meerder  Vruchten.  In  tegendeel,  met  een  wallende  
 Iwaarom,  Maan  bekomen ze  weynig  Vruchten en veele  Bladeren.  
 Op geen andere wijze,  als door saying,  konnen ze  aangewonnen'tv\. 
  vermeenigvuldigd Worden.' 
 ISmaake-  U y t   de  grauwe  Erweten,  o f  met  Schellen,  moet  
 ■ lijkeEr-  men,  om  te sayen,  de zulke zoeken,  die van de JVor-  
 lwinncn.e  men een weynig,  o f  al wat veel gebeeten  zijn geworden*  
 want  de  ervarentheyd  heeft  geleerd,  deeze de befte te  
 zijn,  om de /makelij kfie Vruchten te bekomen. 
 [Hoeje  De  E rweten  o f   Peulen  sonder  Schel moet men  
 ivooi de  niet voor het laatfte Quaftier der  Maan  in Maert,  on-  
 weykt ^ trent  een  viiiger-breedte  diep,  in de aarde  leggen;  na  
 (moeten,  óatze  eerft  vierentwintig uuren  lang in half Water half  
 Iworden.  Melk  hebben  geweykt.  Want  dus  verliezen ze  t ’elkens  
 weer  al  hare  so'utigheyd ,  welke ze in  deeze koude  
 *Landen  uyt  eygener  aart  aan  zich  neëmen  :  waar.  
 door ze  ook  met’ er  tijd  gantfehelijk  komen  te  verba-  
 fteren  ,  en  hare  lieflijkheyd  te verliezen.  Maar door  
 de  gemeldde  weyking  worden ze  in  hare  eygenfehap  
 verbeeterd  ,   en  blijven  daar  in  zonder  verandering  
 goed.  - 
 yjit men  Indien  iemand  begeerig  i s ,  v roe g,-  en  drie  weeken  
 [moét  ^aar  ontrent  eerder  als  anders  Erweten  te hebben  , 
 : vroegVeu- ~e' zette ze  tamelijk  digt  in  de voorgedachte  G ro n d,  
 [fcn te heb  na het laatfte Quartier dér Maan in  de Maand  Novem-  
 ;  ber,  voor  de Vorjl,  zonder  haar  in de Winter te dekken  
 ;  zoo  dat ze  geen o f  weynig Wortel konnen  fchie-  
 ten.  Deezer wijs  zullen ze  voortgroeyen  en  opwallen,  
 eer  de  andere  in  het  Voorjaar  eens  in  de  aarde konnen  
 gebragt worden  ;  en men  krijgt’er  Peulen aan,  ten  
 minften  veertien  dagen  vroeger  :  inzonderheyd  als 
 men ze  plant  in  lange  rijen  ,  anderhalve  voet van malkander, 
  pp dat’er de Zonneftralen  tuflehen door mogen  
 fpeelen;  en  dat men ze  luchtig  voorziet  met  Rijs  van  
 Willige-boomen.  Deezer wijs  gi;peyen ze  ook  dies  te  
 beeter,  en  brengen  meerder Vruchten voort.  Zie hier  
 hij na het Hoofdfiuk van  de W it ze n . 
 K R A C HT E N . 
 ~|  \ E   Erweten  zijn  koud  en  vochtig  van  aart,  in  
 3  ^en  eei'ften Graad. 
 .  Zij  geeven  aan  het  Ligchaam  goed  voedsel  
 :  ^lillen  den H o e f ;  zu y veren de  Borfi-,  verwekken 
 eetenslujl',  maar  veroorzaken Winden;  echter  niet  zöo  
 fterk als de TSoonen. 
 In  Loog 3 o f  Pis, gezoden,  en daar mee gewalfchen, Camrar:  
 geneeft de Schurftheyd  des  Hoofds.  Verdrijft  ook  de ^1,c' 13*  
 vlekken en onzuyverheeden des Aangesieht s.  Met Gar-  
 ftenmeel en Honig gekookt;  dan  plaafters wijze opge-/ó{’364!  
 legt,  verzachten ze  alle fmerten der Geswellen,  cn verdrijven  
 de ejuade Zeeren.  _ 
 ■  C L I I I   f l O Ö F D S T U   K. 
 B  O  O  N  E  N. 
 minder  bij  elk  bekend,  als de  bo- Vcrfchey- 
 VCn  §eme^^e  Erweten,  hebben  in  *t  de namen»  
 | M g  Neederlandfch  geenen  anderen  naam. 
 Worden  in  het Latijn geheeten  Faba : 
 Franfch F ebues;  en in  het Italiaanfch  • 
 Fava. 
 -  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  ses  onder-  Zes ver-  
 fcheydene foorten^  te weeten:  fcheyden« 
 I.  Faba  satïva  major  a l b ic an s ,  ofgrootè tam-^ooriCK‘  
 me witte Boonen.  II.  M ajor  rubI cu n d a ,  o f  groo-  
 te tamme roode Eoonen.  III.  M inor  a l b a ,  otkfry*  
 ne  witte  Boonen.  IV .  M inor  n iGra  ,  o f   kleyne  
 swart-bruyne  Boonen.  V .  Faba  G r-^eca  major  ,  
 o f  groot e Grièkfche Boonen.  V I .  F aba G r^ ca   minor,  
 o f  kleyne  Griekfche  Boonen.  A l  te  zainen  zijn ze  van  
 eeven de  zelve  Bouwing en Waarneeming. 
 Zij  beminnen  een  goede ,  luchtige,  diep-oingegra- Wat voor  
 vene,  zoo wel kleyige als zandige, wel-gemeftte grond;  een aarde  
 een  vrije,  bequaam  ter Zon geleegene pladts,  en'tame- zl) bemic*  
 lijk  veel  Reegën,  tot  dat ze  aan  het  Bloeyen  geraken.  nen’  
 Geeven  voor  de  Winter  hare  Vrucht,  en  verfterven  
 dan.  Moeten^ derhalven  in Maert,  na het laatfte Quartier  
 der Maan,  op  nieuws  in  de aarde zijn  gezet,  niet  
 boven een vingerbreedte diep,  hol en luchtig. 
 Men  plant ze  ook  wel  (gelijk  in  het  voorgaande Om vroeg  
 Hoofdfiuk van  de  E rweten  is gezegt)  in November, Boonen  
 met  de  genoemde Maan  ,  eeven voor de Vorjl,  op  dat  tekr0gen*  
 ze voor dezelve niet mogten uytwaffen;  dan vriesense  
 niet  dood:  brengen ook in  de volgende Zomer twee o f   
 drie weeken vroeger als anders rijpe Vruchten voort.  Zie  
 hier bij  na ’t Hoofd/lukvan de T urksche-boönen, efl  
 van  L a th yru s., 
 K R A CHT E N. 
 D E   Boonen,  noch  groen,  hebben  een  koude  , Galen.  lib.  
 vochtige en windige  aart  bij  zich!,  Gedroogd,  simp.y.  
 zijn ze  verdrogende,  verkoelende; en  te zamentrekkende. 
 In  Water  gekookt,  en  gegeeten,  vallenze  zwaarte  Tiiofr.  l.t.  
 verteeren.  ■  Geeven  echter  een  matig  voedzel,  doch:  c-l l 7-  
 g rof Bloed.  Beroeren de Zinnen  :  ftillen  het Braken ,  
 ftoppen  de  Bloedgang,  en  voorts  allerley  Vloeden  des  
 Ligchaams. 
 Het  W ate r,  daar  de  Boonen  in  gezoden  zijn  ge- Bod. I.  
 we eft,  gébruykt,  is  goed  teegens  den  Hoefi  ;  ook  c,u  
 teegens  de  Zinkingen  ,  welke uyt  het  ’t  Hoofd op  de  
 Borfi  vallen.  Belet het aangroeyen  van  het  Graveel in  
 de Nieren en Blaas. 
 Het  Meel  der  gëmalene  Boonen  is  goed voor aller*  Tuchf.biJL  
 ley geswellen ;  voor  de  pijn  der  Voeten;  het zweeren ^ c‘^ ‘  
 van  der  Vrouwen  Borjlen  :.  verdroogd  ook  het  Zog  c_ ƒ   ' 7*  
 daar  in.  '  Lonictr. 
 De Ajch  der gedroogde Steelen met Varkens-reuzel, ^ *•c-  
 o f  ander diergelijke  dingen  vermengt,  verdrijft defmer-  
 ten van  het  Podagra ,  ook  der Zeenuwen ,  daar  opge-  fol. 186.  
 legt zijnde.  De  zelve Ajch geftroyd op de aarde,  daar  
 men  Peeterselie  heeft  gezayd,  doed  de  zelve fpoedig  
 voortkomen;  en  dood de Stekken, 
 !  i j !   | Het