
 
        
         
		t l j  J a s m y n ,  ' of   J b s e m y h . 
 zelve wijzen  echter meer v ijf  als drie )  bij  een  en  öndef  .  mijn,  teeder van  aart,  
 malkander voortkomende, altijd voor in  een  eyndigt  
 d e ;  de andere twee 
 i l 6 
 twee regt teegens  over malkan-  
 1  der gefteld ,  ruftende  op  korte Steelt jen s ;  nu aan  de  
 eene,  dan  aan  de andere zijde  van  hare Talken boven  
 Bloemen,  malkander  uytfpruytende  :  uyt welker bovenfte hert-  
 fcheuten  de Bloemen voor  den  dag komen;  vier)  v ijf ,  
 zes,  o f  meer te Zaam-gevoegd, doch  de eene na de andere  
 open-gaande.  Zij  zijn  vëel  groóter als die van  de  
 boven-gemelde;  ook holler en vlakker gefteld,  ruftende  
 op langer Steelt jens.  Beftaan  uyt v ijf,  voor ftomp-  
 o f  rond-toegaande Bladert jens;  van verwe fchoon-geel,  
 en  aangenaam  van  reuk. 
 Aanwin-  Deeze twee  zeer  fchoone  Gejvajfen ,  welke in  önze  
 ning door Geweften  niet  meer  als  ten  hoogften  vier voeten  op-  
 jongeof  waarts  fchieten,  werden  alleen aangewonnen döor hare  
 oude Lo-  bij  wartel,  o f  boven de aarde,  uytgefchötene jon-  
 6  ’  ge,  o f  ook wel oude Loten  :  welke men  tèn halven  in-  
 fnijd ,  op  de manier  der  Angelieren,  een  lid  van  een  
 vinger,  o f  wat langer:  dan met  aarde aanvuld  ;  o f  de  
 Loten  zachtjens  daar  in  b u y g d ,  en  een  houte haakje  
 daar over. in  de grond  fteek t,  om  vaft te leggen  ,  en  
 niet verfchoven te worden.  Dus  fchieten z e ,  in-’t laat-  
 fte van de  eerfte,  o f  gemeenelij k in  de  tweede Zomer,  
 jonge Wortelen ;  doch weegens  hare  teederheyd,  en  *t  
 gevaar,  ’t welk ze  ter dier oorzaak onderworpen-zijn ,  
 mag men ze niet,  voor dat ze anderhajf- o f  twee jaren  
 oud zijn geworden,  van  de  oude afneemen,  en met een  
 wallende Maan van May o f  April in Potten  verplanten,  
 ieder  bijzonder. 
 kn wat  De Loten dus gezet zijnde ,  moét men  ten. eerften  ,  
 Haar on-  om de Wortelen  zich  dies  te  beeter  te doen veftigeti  
 B S   met  een' weynig  Reegen-water  van  boven  begieten  ,  
 L  ncc.  maar  daar  na niet meer.  Want de gedagte  hare  jonge  
 [oen.  en van naturen  teedere ,  bleek-geele  Teezel-wortelen  ,  
 door de opneeming gekrenkt zijnde,  konnen,  zonder  
 een haaftig verderf te gevóelen|  niet veelvochtigheyd  
 verdragen.  Men  zet ze-ook n ie t,  gelijk andere ,- een  
 tijd lang in eén fchaduwachtige  plaats,  maar  terftond  
 in de vrye  lu ch t,   daar de  Zon  onverhinderd  op  haar  
 mag Ipeelen.  Hier door beklijven ze  dies  te eerder,  en  
 groeyen  dan voort.  De gemelde Veez,el-wortelen dee-  
 zer Jafmijnen  vertonen  haar  dikmaal boven ,de aarde ,  
 ó f  kijken met hare punten uyt dezelve,  
 fcemeene  Het J a sm in u m   v u l g a r e   f l o r e   a l b q  ,  o f  gemee- 
 Jekènde  M w*tte WÊÊÊÈÊmM\ iÊÈÊÊÊÊÊ 1  *s vee^ harder van  aart.  
 ■ witte Jaf. hemind een goede  zandige ,  met wat twee-jarige Paer-  
 demift,  en  een weynig  een-jarige Hoenderdrek  door  
 malkander  gemengde grond  :  een  opene,  v ry e ,  warme, 
   luchtig ter Zon  geleegené plaats,  en  veel Reegen .  
 Geeft  ook  aangename Bloemen ah het  laatfte  van  j u -   
 en wat later;  maar noyt volkomen Zaad.  Wer-  
 I   den  van  een kleynei?y/> niet ligtelijk befchadigd;  doch 
 r "   wel van  fterke  Vorft.  Moeten derhalven,'  op de voorpent  
 de-  §eme^de t ijd ,  en met de  genoemde  Maan  in  een Pot  
 Idve  gefteld  zijnde,  ' ’s winters  bihnens  huys  gebragt  werden, 
   en  bewaard op een luchtige, warme,  o f  gemeene  
 plaats,  doch  daar ze niet fterk  konnen bevriezen.  Met  
 matige  vochtigheyd  moet  men  ze  onderhouden  ;  en  
 niet voor  in  ’t begin  o f  ten  halven  van  A p r il,  met een  
 megenachtig  Weer  en  een  zachte  lucht  ,  weederom  
 buyten  brengen. 
 poandeld  Zij  blijven  niet altijd groen  ,  maar  verliezen'’s Win-  
 P  twor- ters al hare  Bladeren;  van welke ze  (in  ’t Voorjaar buy-  
 ten gefteld )  pok  van  alle  döode  punten  der  Takken  
 wel gezuyyerd  zijnde,  zoo lopen ze haaftig weer uyt,  
 en tonen zich' als  vernieuwd. 
 Door  geen  ander  middel  konnen ze ook dangewon-  
 nen worden ,  dan  alleen door  harè bij  dé Wortel  uyt-  
 gelopene en ingefneedene,  o f  van  zelfs wortel fchieten-  
 de  jonge  Scheut jens  ;  welke  men  met  een  wadende  
 proote  van April afneemt,  e'n  in Potten verplant.  | 
 pel.  Wet  J a sm in u m   C a t a l o n i c u m   f l o r e   a l b o   ex-   
 lekcndc  TRA  Rü b e l lo   ,  ofgroote welriekende Sp aanfehejaf 
 .  ..  ;  m éèn  Pöt geplant,  wil öp  Spaahfché 
 dezelve w ijz e ,  in  aarde  ,  warme plaats,  water,  t ijd ,  Jasmijn*  
 en  de andere  dingen  behandeld >  gequeekt en  waargenomen  
 zijn  ,  als  het J a sm in u m   sem p e r   v ir e n s   flo r 
 e   l u t e o   o d o r a t o   ,  o f  altijd groen  blijvende J a f   
 ntijn. 
 U y t  eygener aart werd deeze  foort ongelööflijk  otid\  Werd zee#  
 waar van  de mijne  tot  een  zeekere  getuygë  verftrekt  ou^*  
 vermits  ik  dezelve  alreeds  bij  de  dertig  jaren heb gehad). 
   en  echter is  ze  noch  in  zoo  eén  krachtige  wcl-  
 ftandj  als o f  ze fnaar tien  jaren  had bereykn 
 Deeze  beziehs^waardige Plant,  altijd haré bladeren  Yaarnee-.  
 behoudende,  tot  dat’ er weer nieuwe komen,  werd ie- ming>  
 der Voorjaar',  in  het begin  van May ,  van  hare  eenjarige  
 Tak jens  met  een  wadende Maan  ten halven  ge-  
 fnoeyd.  Dan  dchiet  ze  dies  te  fterkér weer u y t ,  en  en misgeeft  
 teegens  den  Herffi  groote  ,  zeer  wel-riekendê  llaSen.vart  
 Bloemen.  Zommige  fnijden  hare Takjens  gantfeh  a f ,  zommige‘  
 en  laten de  Stam op nieuws Weer uytlopen  ;  Jt welk in  
 geenerley  wijze  te  prijzen  ftaat;  wijl  zulks  de  Plant  
 grootelijks ten  nadeel ftrekt,  en  zeer verzwakt.  Eeni-  
 ge laten  al  \  jonge Hout zitten, en  fnijden  niéts af,  dan  
 alleen  de döode  punten  der Takken  tót  op  het leeven. 
 Doch dit  heeft  men  ook niet na te volgen.  Want o f   
 ze dan wel midden  in de Zomer bloemen geeft, zoo  zijn  
 doch dezelve feenemaal  kleyn  ,  zeer  armelijk gefteld,  
 en  flegt  van  Reuk*  Ik   houde  derhalven  de  gemelde  
 wijze (van  ten halven, o f  wat naarder aan  de Stam) voor  
 de alderbefté,  wijl mij  de ervarénthëyd  noch noyt  in  
 deeze Landen geen beeter-hééft geleerd. 
 Deéze foort werd  in onze Geweften aangewonnen op Aanwip  
 drie verfcheydeiie wijzen.  ning 
 Eerfte  door middel- van Enten,  ö f  Zuygen;  ’t welk  door mJch  
 zeer;béqüamelijk gefchied op de  vólgende manier.  '  dei  van  
 Néeiii  een Plant ó f  twee  Van  dé  gemeénè Jafmijn ^nten ’ 
 met  witte Bloemen.  Zet z e ,  met een  waftende Maan gen.  
 van  April  (alsze daar toe dik genoeg zijn)  in dezelve  
 P o t ,  daar  deeze  Spaanfche  jafmijn in  ftaat.  Laat ze  
 een jaar lang  daar in  ftil ftaan  ,  om  te beklijven.  Snif  
 ze  dan  in  een  //W,'of knoop  ( ’t welk alderbeft is)  glad  
 df,  en  leg’êr eenTakje van  in ,  met  een volle Maan  van  
 May.  Wel  net  en  fubtijl  toegebonden  zijnde  ,  zoo  
 doe’er Wafch op,  öm  te  verhinderen,  dat geen Water  
 van  boven  in  de J'pleet valle.  Snij  dan dezelve  met  een  
 volle Maan in  Ollober a f ,  indien ze aangegaan i s :  zoo  
 niet,  laat ze  ftadn  ,  tot dat men  van  hare vatting  ver-  
 Zeekerd kan  zijn.  ' 
 -  Ten anderen,  wil iemand  deeze  fbórt  van  Jafmijn door  miif  
 fieekèn  j  zulks moet  gefchieden  in  de  Maand  May  /  
 niet  een  volle Maan  ,  op  de-gemelde  witte Jafmijn , Qf  Inlc<S*  
 in  ’t gedagte  lid,  o f  knoop, daar weerzijds Bladeren  zijn ging.  
 uytgekomen.  Ook moét  men  wel  onthouden,  dat  
 z e ,  aangegaan  zijnde ,  in  ’t volgende jaar niet mogen  
 verzet  werden  ;  maar,  na  dat ze  ïngelegt  ó f  gefioken  
 z ijn ,  twee jaren lang op  dezelve plaats  moeten  blijven  
 ftaan,  vermits  hare teederheyd geenzins de verplanting  
 eer kan verdragen';  doch  ten  eynde van  dien  tijd  zonder  
 eènig gevaar dezelve kan  uytftaan  :  zoo nochtans,  
 dat bij  de  verzetting de  aarde  aan  hare Wortelen  koo-  
 me  te blijven,  zoo veel mogelijk  is.  Moeten ook  terftond  
 met een weynig lauw Reegen-water begoten,  en  
 tien  o f  veertien dagen  lang  voor fterke Zonnefchijn gedekt  
 worden. 
 Ten derden ,  door de kon ft van  Oculeer en ;  ’t welk’Dóór öcu«  
 gefchied  op  eeven dezelve witte Jafmijn,  in  ’t  laatfte *ccreQ*  
 van  Julius,  op zulk een wijze als men andêre Boomen-  
 doed. 
 gj.'  Het  J a sm in u m   in o d o r u m   f lo r e   l u t e o - ,  o f  Groote 
 wgeele Jafmijn ronder reukj  G enistze  Fac iè  ,  'met  
 gedaante van  Brem ;  Persicum  folius  S ^ ect is  , reuk.’  
 uyt  Perken  met  gefneedene  Bladeren ,  en  J asminum Met de ge«  
 Persicum  fo liis  in t e g r ïs ,  o f  Jafmijn  ÜytPerz,iè'n ^aante  
 metgeheele o f ongefneedene Bladeren ,  zijn bóven  al  de u ”t  p1^ "   
 yoorgaande de hardfte van  aart:  doch vermits ze, buy- zièu,  met