
 
        
         
		9 7   G r o o t   e n   K.   l . 
 zitten (ligt  aan hare regt-doörgaande Steelt jën s ,  op  de  
 wijze van die der Caroba,  o f  ’t Sint Jans-brood',  vier,  
 z e s ,  en  agt in g eta l;  altijd twee en  twee regt teegens  
 Gedaante  over malkander;  voor niet in een eyndigende.  De onder  
 Bladc-  derfte  zijn de grootfte,  de bovenfte de kleynfte;  ge»  
 ren.,  heel rond,  hard,  en wat d ik ,  de breedte van een vin»  
 ger,  wat meer o f  min,  lang en breed;  van  een  aangename  
 groene verwe,  doch onder blêeker;  in *t midden  
 voorzien met  een  regt-doorgaande Ader; waar uyt  
 voortkomen  veele kleyne ,  teedere ,  ter zijden uytlo-  
 pende  Adert jens  „ónder  welke  bladeren  gemeenelijk  
 uyt  de dunfte Takken opfcjhieten veele ronde Steelt jens»  
 lang ontrent  twee Leeden der kleynfte  vinger;  boven  I Bloemen,  vercierd met veele Bloemtjens, ruftende op korte Steelt-  
 jens’,  in  ’t ronde gefchikt, op de wijze van een Wayer,  
 agt,  tien,  twaalf in getal;  niet g ro o t,  bleek-geel van  
 verwe;  beftaande  u y t zes ronde Bladert jens;  inwendig  
 voorzien  met  eenige  opftaande  draadjens  en  knopjens.  
 Niet langer als v ijf  ö f  zes dagen,  na dat het warm is, blijven  
 ze goed.  Als deeze vergaan,  en  ter aarden  gevallen  
 ■ Zaad-  zijn,  laten  ze Zaadkpoppen na,  van een  bruyne verwe,  
 Iknoppen.  en  jn de gedaante  van, een  Hert,  onder dunft,  boven  
 dikft ;   gemeenelijk  in: tw e e ,  ook wel in  drie  deelen  
 verdeeld.  Hier  in  vind  men  een  langwerpig-rond,  
 donker-bmyn,doch van  binnen geehchtig, hard Zaad',  
 ook  met  eenige  Adert jens  van  buyten  door-lopen.  
 ■ Zaad,  Tweemaal heb ik het zelv e ,  met een  ^aflende  Maan  
 ■ tweemaal  van Apr il,  op een  zéér warme plaats in een Pot gelegt,  
 ■ gezayd.  en Net is ook wel vöortgekomen  :  d o ch ,  weegens de  
 teederheyd,  in dé  volgende Winter weer vergaan.  
 mCuajaeum  Het GuAJACÜM.VERUM MINUS, o f  OPREGT KLEYN 
 term mi- POKHOUT,Ook genoemd LiGNUM SANCTUM,  o f  HEY-  
 ■ jwj,ofop- L1G H o u t ,  groeyd  dejfgelijks  veelerweegen  in Ame-  
 ■ Pokhout?  u yt eygèner aart;.  inzonderheyd  op S. Johannis-  
 Enders  Ejland.  U y t   een,  tamelijk-fterke ,  veelvoudige,  en  
 miApüm  grauw-bruyne Wortel  verkrijgd  deeze Boom de ho.ogte  
 ■ WorteT*  van  een gemeene Karjfeboom,  doch werd niet zoo dik:  
 heeft uytwendig zeer veele  fcharpe én oneffene knobbe-  
 fcaft.  len, een geelachtige * o f  afejigrauwe Bafl;; en  van  binnen 
 een  zéér hard Hout, van een bleek-witte verwe; inwen-  
 ■ Pit.  dig voorzien met  een blauwachtig P it, o f  Marg;  bitter 
 ■ Smaak  en  van f a aakj>  ja  zóódanig, dat het de T ongen  
 E   Keel bijt en  fteekt  gelijk Peeper,  ’ t welk  Veroorzaakt,,  
 dat men  de bitterheyd niet dan op  ’t laatfte  verneemd:  
 waar  door  ook  het  hier  van  gemaakte  Poeder,  in  de  
 Neusgaten gedaan x  fterk doed Niezen.  Van  naturen  
 ■ Zwaarte,  is *t zoo  zwaar,  dat,  zelfs maar een klèyn  ftukje,  in  
 ’t Water gelegt,  terftond na de grond  zinkt. 
 Slakken  Boven  is deezen Boom verdeeld in veele  teedere, ook  
 matig-dikke Takken; uyt welke, nu aan  de eene, dan aan  
 de andere zijde, boven-malkander, tamelijk-lange Steelt-  
 jens voortkomen, op de wijze van de Acacia;  vercierd  
 ■ Gedaante  met  langwerpige  Bladert jens ,  zeftien  ,,  tw in tig ,  ook  
 ■ oerBUde-  wel vierentwintig en meer aan een Steeltje ;  altijd  twee  
 en twee regt  teegens over den anderen,  ook wel zom-  
 tijds de. eene een weynig boven de andere,  doch noyt  
 voor in een eyndigende.  Een kleyne  vinger-breed  zijn  
 ze lang,.  zoo  breed als een  groot  ftroo ,  een  weynig  
 min ö f  meer  ;  voor  wat  fpits,  eenigzins  hardachtig ;  
 d e zijde na de Zon gekeerd aangenaam-groen  van  verwe 
 ,  en  een weynig  blinkende  ;  doch onder  bleeker,  
 en in het midden  voorzien  met  een  regt-doorlopende  
 A d e r ;  Waar u y t yoortfehieten eenige weynige  kleyne  
 Adertjens.,  ter  nauwemood  zigtbaar:  tuflehen welke,  
 Zoo wel ter zij den,  als in ’t bovenfte der Stee len, de Bloemen  
 uytkómen,  twee,  drie,  o f  ook wel meer bij  een;  
 hol gefteld ,  en  ruftende  op  tamelijk-lange  Steelt jens.  
 MGeftalte ^  D e verwe  ‘IS blauw.  In 'gedaante,  grootte én fchikking  
 Bloemen  z*ïnze  n^et zeer ongehjk die van  het  Clematus Daphnoi-  
 des,  o f  Kinca Pervinca ,  anders Maagden-palm.  Zij  
 beftaan  inwendig  u yt  v ijf   langwerpige,  doch  voor  
 rond-toegaande  Bladertjëns;  in  welker  midden  men  
 vind  eenige  kórte  en  kleyne  Knopjens,  en  daar  onder  
 noch  v ijf andere  fmaller,   voor  fpitzer  toegaande 
 E  Y N  P o K H O  UT.  98 
 Bladert jen s ;  Zoo  dat  deeze  Bloemen  Zich  als  dubbel  
 vertoonen  ,  doch gantfeh geen  reuk  van zich  geeven:  
 en als ze eenige dagen open  geftaan  hebben,  een völko- Zaad.  
 men Zaad nalaten,   doch niet in onzeGeweften,  maar  
 in  haar geboorte-land America* 
 De nu gedagte Boomenwerdcn  in deeze koude Lan-  Aanwin*  
 den aangewonnen op twee bijzondere wijzen:  ninS' 
 E e r jl,  door hare bij  de Wortel  o f  boven  de  aarde  Eerfte wij»  
 uytgefchotene jonge Loten,  welke in de M a er t,  tee-  ze,  door  
 gens de volle Maan,  ten  halven,  gelijk de Angelieren,  j°ngcLo-  
 ingefneeden  j . met aarde bedekt,  enzomtijds,  opd at  cn*  
 ze  dies  te  béeter. en  haaftiger  mogten Wortel  vatten  ,  
 met  een weynig Reegen-water befprengd werden. Daar  
 na,  in  dezelve Maand ,  fnijd men ze a f ,  en men verplant  
 ze met een  afgaande Maan in April. 
 I  'Ten anderen ,   door Zaad,  ’t  welk ,  uyt de warme Tweede  
 Landen herwaarts gezonden  ,  met de genoemde Maan  
 van April  o f  Afay  ,  na geleegentheyd van  de  tijd  ,  in  
 een  Pot hol en luchtig  gezayd ,  op  een  warme  plaats  
 g ezet,  en met een weynig  vochtigheyd  onderhouden  
 moet worden  :  dan  komt het  haaftig v o o r t,  zoo wel  
 *t grootc ds^’t  kleyne  valfch  Pokhout;  en  deeze  jong»  
 uytgzfyrotzneBoomtjens wafTen  zomtijds in eene Zomer ^aameo*  
 meer dan  een  halve  voet hoog  ;  doch zijn  zoo  teeder miDS*  
 van  aart,  dat men  haar wel  v ijf  o f  zes  jaren  lang  in  
 huys moet  bewaren ,  tot dat ze de dikte  van een  vinger  
 hebben  verkreegen  ,  eer  men ze  ’s Winters buyten  
 ftellen,  en  aan de onguure lucht vertrouwen mag:  an»  
 dèrs  zou  een  felle  koude haar Zeekerlijk doen  fterven:  
 immers,  noyt  zouden ze weer tot haar vorige  leeven-  
 dige groente geraken. 
 De  twee laatfte Soorten,  teweeten,  het o pregte Opregt  
 g r o o t ,  en  opregte  kleyn  Po k h o u t ,  begeeren  Sroöt»ca  
 de  voorheenen  gemelde Grond;  ook  een  zeer  warme  kfeynPofc*  
 plaats,  doch niet zoo veel vochtigheyd.  Zijn  Veel tee-  kout.  
 derder van aart,en konnen  zeer qualijk de koude lucht  
 deezer  Landen  ,  veel  min eenige ftrenge Rijp o f  Korft  
 verdragen.  Moeten derhalven, in een Pot gezet, ’s Win- Waamé*  
 ters  binnens  huys  op  een  altijd-warme  plaats  gehou- ming.  
 den  ,  flegts  met  een  weynig  lauw-gemaakt  Reegen-  
 water  ,  geduerende  dien  tijd  ,  bévogtigd;  en  niet  
 weer,  voor in  ’t laatfte der Maand Apr il, met een  reegenachtige  
 lu ch t,  buyten gebragt,  en de  Zonneftra-  
 len voorgefteld werden.  O o k  ftaat wel in  acht te nee-  
 men,  dat men  haar  dan  yóor  alle  koude  winden  en  
 nagten  voorzichtig moet dekken. 
 K R A C H T E N . 
 E t  Hout  van  den  Boom  des  opregte^  groo-  N/V. Me-  
 ten  P0KHOUTS,  warm en droog in den  twee-  
 den Graad ,  geneeft zeer gelukkig al de geene ,   Iit^‘  
 Welke  van  de Franfoifen  o f   Spaanfche Pokken  werden  Renodeus  
 geplaagd:  eevenwel  niet  zoo  Ipoedig ,  a ls ’t  opregte  l-'-de  
 kleyn Pokhout.  Is daarenboven  zeer  dienftig  voor  de  ƒ***“  
 waterzuchtige ,  eng-borftige ;  voor  allerley gebreeken  j,  
 der Nieren,  en meer andere Qualen, veroorzaakt door  
 winden,  o f  koude vochtigheeden:  want het opend de  
 Zweetgaten ,  drijft  het Zweet  u y t ,  en weerftaat  alle  
 verrotting  :  werd met groot nut  gebruykt  teegens  de  
 fmerten enpngeleegentheeden des Hoofds en der Milt. 
 \Houtvzn de eedele Boomdes oPREGTEN kleynen Francifc'.  
 Pokhouts,  veel witter,  teederder,  welriekender,bit-  
 terder,  en inwendig voorzien met een  kleyner P i t ,  o f  Med Nm   
 Ma rg,  als ’t  groote,  is niet alleen  zeer heylzaam  tee- Hi/pan. j.  
 gens veelerley gebreeken  des Menfchelijken Ligchaams,  
 eeven hier boven aangeteekend,  maar geneeft, ook  zeer  ,  
 krachtig  de Spaanfche Pokjgn;  waarom  ’t  dan  bij  de  
 Spaanjaarden  heeft  bekomen  de  naam  van„LiGNUM  
 sanCTUM  ,  o f  HEYLI.G Hout.  Teegens de  gemelde  
 vuyle Ziekte werd het  gebruykt op  deeze wijs. 
 Neem  twaalf oneen  van  (fit gerafpte Hout,  en  twee Hoerfied  
 oneen van  des zelven  Boft,   wel geftampt en gekneufd:  dit Hout  
 doe  dit  in  een  nieuwe  aarde  P o t :  giet  daar  op  tien  
 G  ponden