
 
        
         
		O  P'  D  K  A  G  T. 
 den  God,   dat  hij  den  hemeldauw  van  zijne  tijdelijke  en  eeuwige  
 zegeningen  over  Uwe  hooge  Perfoonen  ,  Huizen  ,  en  Regeringe  
 overvloediglijk uitgiete;  op  dat Uwe Hoog-Achtb. noch  lange  blijven  
 mogen de Zuilen, niet  alleen  van Leidens  gemeenebeft, maar ook  
 des  gemeenen Vaderlands;  en  dat  Gij  bloejende  in  alle  roemruchtige  
 deugden,  ook  bloejen moogt  in  voorfpoed  en in  een  gelukkige  
 borgerheerfching,  over  de  Stad,  waar  in  gij  met  titelrecht,  zoo  
 wel  als met der daad,  de naam  van  Borgcrvaders  verdiend;  en  Uwe  
 aanzienelijke Hoofden  noch een lange  reeks van  jaaren metdeze.eer-  
 lauweren moogt  bekranft  zien. 
 Dit  is  de  oprechte  hertewenfch , 
 Edele  H oog'Achtbaare  H eeren , 
 van  Uwe  Edele Hoog-Achtb.  
 onderdanigite  en verplichte  
 dienaars 
 P I E T E R   vander  A A t  
 F R A N C O I S   HALMA. 
 B  E  R  I  G 
 &AAN  D E N L  E 
 Eele  curieufe  Liefhebbers  der  Kruyden,  verwonderaars  over  de  kon ft  en  
 verborgen theeden  der  Natuur  in  en  ontrent  allerley  Gewaden,  hebben  
 mij  niet  zelden  geklaagd,  dat z e ,  door  onkunde  van  aller  aart,  dikmaal  
 de  zelve  t'eenemaal  verlooren,  niet  alleenlijk  in  de  Winter,  maar  ook  in  
 de  Zomer;  of dat z e ,  fchoonze  behouden,  echter  vruchteloos  bleeven,  
 of andere  ongemakken  onderworpen waren.  Daar  op  te gelijk mij vriendelijk  
 verzocht  en  ernjfig  aahgepord,  dat  ik,  volgens  mijne  zeederd  veele ja -  
 ren daar inverkreegene  kennis,  hen  tengevalle  in fchriftwoü fe ilen ,  hoe  z ij hunne Bo o m e n ,  
 K r u y d e n ,  B l o em e n , &c.  bequameliji  zouden  konnen  bewaren,  in  bloey  onderhouden,  
 en  dan goede  Vruchten  daar  van  winnen. 
 Deeze  billijke  begeerte  heb, ik  noch  konnen,  noch willen weygeren,  om  niet alleen de  Verzoekers  
 ,  maar  ook  het  gantlche Gemeen  te  dienen ;  en  de  tijd,  welke mij  van mÿn  beroep  over-  
 fchoot,  in  dit  nuttiglijk  te  bejleeden.  Te  liever  begaf ik  mij  hier  toe,  wijl  ik  onlangs  geleeden  
 had gezien,  in  t  Neederlandfch  iets  uytgekomen  te  z ijn ,  waar  in  de  Edele  Hoveniers  konft  
 zeer fober  op  t Tooneel was gejleld,  als  te  zaamgelapt  van  veel oude,  ongewilde,  ja  onware  
 dingen-,  zonder  eenige  eygene  ervarentheyd;  behalven,  noch  veel  andere,  welke  alleenlijk  in  
 heete,  niet  in  onze  Neederlandfche  o f de  Hoogduytfche  Geweften  ten  gebruyk  konnen  
 worden  gebragt. 
 Heb  derhalven  dit  teegenwoordige 'Werk,  als  een  ware,  eygentlijke,  nette  Böuwing  en  
 Waarneeming  aller  Boomen,  Heefteren,  Planten,  Bloemen  {waar  ontrent  ik  met  een  
 gedurige  lujl,  onophoudelijke  arbeydzame  oeffening  veele Jaren langbeezigben geweeji,  en daar  
 door  heb  bekomen  veele  ervarentheyd  ontrent  allerley  Gewaflen  in  haar  aangehoorne natuur  en  
 eygenfchappen  ),  gewillig met  de pen  opgefield,  en  opentlijk  in  't  licht  doen  komen-,  op  dat  
 ieder  hier  uyt mogt  leeren,  op  hoedanig een wijs  alle  Planten  ten  Boomen  te bellieren  z ijn ,  na  
 de geleegentheyd der  Neederlandfche  en  Hoogduytfche  Luchtjlreek,  om er. vermaak  en  voordeel  
 van  te  konnen  trekken.  Welke  ware  en  opregte  Oeffening  tot noch  toe,  mijns  ’weetens,  
 noyt  van  iemand  befchreeven  of gemeen gemaakt  is. 
 De  Leezer  gelieve  het  derhalven gunjlig  aan  te  neemen j  te  leezen,  te  herleezen,  zoo  zal  
 tij  gewenfcht  nut  daar  van  konnen  bekomen,  ik heb  alles  kort voorgefield,  om  door wijdlopig-  
 heyd  niet  verdrietelijk  te  zijn,  eevenwel  alles  zoo  klaar  en  befcheydentlijk  uytgedrukt,  dat  
 ook  d'eenvoudigfle  mij  zullen  konnen  verflaan.  i 
 Tot  dus  verre was  onzen  Schrijver gekomen,  toen  de  dood,  terwijl  dit  zeer  kojlelijk Werk  
 reeds  in  Drukkers handen was  om  uyt  te  voeren,  hem de Jlerflijkheyd. deed  verlaten,  om  de  on-  
 verderflijkheyd  deelachtig  te  worden.  Wij  zullen  derhalven  hier  bij  doen  t  geen  wij  vertrouwen  
 dat  hij  zelfs  verder  zou  gezegt  hebben. 
 In T jaar  1671.  beeft  hÿ  uytgegeeven .zijne W A K E   OE F FEN IN G   d e r   P L AN T EN ,  
 in  cjuarço  Formaat.  Zoo  begeerig  ging  dit voort,  dat  de Drukker  Anno  1 6 8 1   het voor de  
 tweedemaal  herdrukte.  Echter was  dit Werk  onvolmaakt,  zoo  ten  aanzien  van  V  getal  der  
 Boomen,  Planten,  Kruyden,  Bloemen,  &c.  als  van  de  Curieufe  waarneeming,  op-  
 . vokking,  en  voorteeling  der  zelvt.  De  tijd  en  gedurige  oeffening  had hem  in  veele  dingen  
 , beeter  onderrigt ;  geleerd V  geen  •hij  te  vooren  niet  wijl  ;  verZeekerder middelen  tot  voortplanting  
 en  onderhouding  doen  'uylvinden  :  daarenboven  hem  noch  veele  Gewaflen  toege-  
 bragt,  welke  hem  te  vooren  ontbraken  J  V  z ij  uyt  verre  Landen  hem  toegezonden  j  t  z ij  
 door  eygene  vlijt  veranderlijk  gewonnen  en  aangeejueekt.  Zelfs  heeft  hij  in  zijn  Groe-  
 I   *   *   ningfch