
 
        
         
		Hoe men  Is iemand begeerig, om door meeft.de geheele Winde  
 Druy-  ter Druyven  te bewaren  zonder  dat ze  verderven ,  die  
 vcn  fnijde de gaaffte  Trojfen a f ,   zonder  eenige  verrotte o f   
 onrijpe Vruchten,  wanneer ze d roo g ,  en niet meer als  
 natuurlijk rijp  zijn,' twee o f  drie dagen  na volle Maan,  
 zonder  beademd,  gequetft,  'gehandeld,  o f  eenigzins  1   oed  aangeraakt te werden, dan  alleen  bij  de Steel. Neeme dan  
 bewaren  gantfeh  d roo g ,  gro f en  luchtig zand  :  bedekke  daar  
 kan.  mee  de bodem van een Doos,  o f  iet anders,  daar men  
 ze in bewaren w i l ,  een  vinger breed h o o g ,  wel warm  
 gemaakt,  en legge  de Druy ven  daar  op ,  zoo hol en  
 luchtig als doenlijk is.  Giete weer zand daar over,  ook  
 warm o f  heet gemaakt,  tot dat ze te eenemaal daar onder  
 bedekt zijn.  Schikke  daar op weer een nieuwe laag  
 Druyven,  en overdekkeze  defgelijks  met heet  zand ;  
 dus  voortgaande tot dat de Doos, o f  ander V a t, gantfeh  
 ,  vol is.  Stel ze  dan op een altijd drooge plaats,en haal’er  
 uyt wannéér gij  wilt. 
 Andere  Q ok blijven ze, goed,  wanneer men  op  ’t zand,  het  
 welk op de grond  van de Doos werd gedaan  ,  bladeren  
 van dezelve Wijnjlokjprtyd,  de Druyven daar op legt,  
 en met eeven dezelve bladeren  haar boven bedekt;  dan  
 bok, op  de  gemelde, wijze  ’t  zand  daar  op  g ie t,  zoo  
 dat’er geen  holligheyd kome te blijven.  Hier toe moet  
 men  luchtige  Druyven  verkiezen.  Hoe  holler  van  
 Tros,  en  vleelfchiger van fubfiantie,  hoe ze beeter bewaard  
 werden,  en langer goed blijven konnen.  
 en noch  Alderbeft  kan  men  ze  bewaren,  wanneer  men  de  
 ccn andere  Druyven, op de gehoorde wijze afgefneeden, en de Stee-  
 wlJzc  len terftond o p ’t afgefneedene met Ldk^ voorzien  zijnde  
 ,  om  de  vochtighéyd  dies  te  langer  daar  in  te  
 doen  blijven ,  in  een groote  vierkante  van  binnen  en'  
 buyten verglaafde P o t,  afzonderlijk hier toe gemaakt,  
 zoodanig hangd,  dat ze malkander niet raken,  ’t Dek?  
 z,el moet  op  de Pot wel digt fluyten  ,  en voorts toegemaakt  
 werden,  op dat’er geen  lucht in kome ;  anders  
 zouden  ze  verderven.  Zet dan  deeze Pot in  een  
 donkere  plaats in de Kelder,  en  opend  d ie ,  als gij’er  
 Druyven  uyt  wilt  halen. 
 Wederom  *  Maar  ook  konnen ze  tot  aan  de Maand  May  ,  o f   
 noch  langer  ,  goed gehouden werden,  om bij  Spijzen  
 te gebruyken,  op  de volgende wijze,  
 een ande-  '  Snij,  ftraks na volle Maan  ,  uwe D r u y v e n het zij  
 re mj*nler»  met  de geheele Tros,  ’t  zij  elke Druyf bijzonder,  met  
 ven lang  een  Schaertje af,  zulkerwijs,  dat ze  haar kleynSteeltje  
 .goed te  o f  geheel o f  ten gleden komen  te behouden.  De Trojfen  
 houden,  móeten  behoorlijk,  maar niet al  te rijp zijn ,  ook van  
 dé gekneufde,  geborftene,  onreyne,  noch groéne en  
 harde  (irtdiènz’er  aan  zijn  mogten)   wel  gezuyverd;  
 met  fchoone  handen  zoo weynig als mogelijk is aangeraakt, 
   en  gantfeh  niet beademd werden.  •  Leg ze  dan  
 in  een hard-gebakkene fteene Pot zachtjens neer.  Giet-  
 *er goede heete Franfche Wijn op  ,  tot dat ze daar niet  
 boven  uytfteekeri.  Als  nu  de Wijn  koud  geworden  
 i s ,  zoo  bedek ze  gantfehelijk  met  gefmolte  Boter  ,  
 ja op  dat’er  geen  lucht  bij  kome.  Bewaar  dan  de  Pot  
 op  een  bequame  drooge  plaats,  daar  vuur  werd  ge-  
 fto o k t,  o f  gantfeh geen  Forjl kan  indringen.  Neem-  
 *er  dan  uyt  Wanneer gij  w i lt ;  doch  de  uytgehaalde  
 Boter  moet  men  altijd  op  nieuws  fmelten  ,  en  weer  
 daar over  gieten ,  zonder dat  de andere  aan de kanten  
 los werde. 
 Middelen  Dikmaal verneemt men,  dat  de Druyven,  door ge-  
 ■*  brek  van  watér  in  tijd  van  droogte,  van  Ratten  en  
 Muyzjen werdén ‘ öpgegeeten ;  zelfs  ook de Ranken en  
 Bladeren befchadigd.  D it quaad kan men voorkomen  ,  
 wanneer men Boven  in  de "Wijngaard gedurig een Pan  ,  
 o f  vlakke P o t , ,  vol water  fte ld ;  want als ze  dit hebben  
 ,  zullen ze  de  Druyven  o f   Ranken  niet  belee-  
 digen.  - 
 teegens de •  O ok kan men neem'en kleyne ftukjens van een Spons,  
 Ratten  en  in Boter  gebraden ,  en  zoodanig in de Wijngaard ge-  
 Muyzcn  ]eg t ,  dat’er de Ratten  en Muy z,en  konnen bij  komen. 
 Als ze dezelve in  het  Lijf hebben  gekreegen,  en  dan  . 
 daar  op  drinken,,  zullen ze  noyt  eénige  fchade  meer  
 doen. 
 Doch  dit  houde  ik voor  ’t  alderbefte  middel,  dat welke de  
 men  in  de Pan Spaanjche Wijn giete,  en  daar in Ratte- Druyven  
 kruyd doe,  wel door-een geroerd;  zoo  zullen z e ,  daar 0pecten»  
 bij  komende,  al te zamen  ftefven;  vermits ze  een  zön-  
 derling-groote  geneegentheyd  tot Spaanfche Wijn'hebben, 
   en met de uyterfte vlijt  daar na toe lopen. 
 Eyndelijk ,  indien  een  Wijngaard,  alleen  teegens en ook  
 een Muur gelegt,  van de Ratten werd aangetaft,  zoo ze^s de  
 kan men boven  dezelve, zoo verre de Muur zich  ftrekt,  
 een Blekke lijft.laten maken,  van een voet  o f  meerder gen.  pj  
 breedte,  digt aan de Muur fluytende,'  en  een weynig  
 voor-over hellende.  Als ze  dan op deeze Lijft lopen  ,  
 vallen ze ligtelijk  daar van  a f ;  en weer na boven  klimmende  
 ,  konnen ze daar niet  over geraken.  Dus  begee-  
 ven ze zich van  daar wech,  en  laten  de Stok^ onbefcha-  
 digd;  inzonderheyd,  als men  alle andere harer weegen  
 van  ter zijden  op  dezelve wijze met  een-  weynig Blek  
 voorziet,  en haar daar door  ’t overkomen verhinderd. 
 K R A C H T   E  N. 
 DÉ   Bladeren der Wijnranken zijn  koud van aart, T>ïofw\t:  
 en  zeer te zamen-trekkende.  In roode W ijn ge- tó. j.t.r.  
 k o o k t ,  én  daar van gedronken  :  o f  oók  ’t Zap  
 deezer  Bladeren  met Zuyker  geb ruykt,  is  zeèr  dien-  
 ftig teegens  ’t  Bloed-Jpouwen;  allerley Buykc en Roode-  
 loop |   ’t Braken;  en  de onnatuurlijke lujien  der zwangere  
 Vrouwen.  Neemen  ook  wech de hitz,igheyd  en  
 de opwerping der Maag.  Verdrijven de Wratten,  alle Traguill  
 Puyften  des  Aangezichts,  en  maken  een  z^uyver Tel. b Ctt!> ƒ«•  
 Geneezen  defgelijks  de  Gebreeken  der  Keel  en  des  
 Mondsy  daar mee gegorgeld  en  gefpoeld. 
 ’t Zap  ,  ’t welk u yt de gefneedene Ranken v lo eyd , Lufit.  
 met Rijnfche Wijn gedronken,  doet wel Water lojfen j cah u  
 drijft ’ t Graveel afj geneeft de Melaatsheyd en Schurft-  
 heyd der Huyd.  Met O ly  gemengd,  -en  dikmaal daar l‘  ■  
 mee geftreeken,  doet  \  Hayr uy tv allen. 
 De vochtighéyd,  welke uyt ae Takken k om t,  als ze Fuchf.  
 verbrand werden,  heeft dezelve kracht;  en maakt  ook ütrb-c'li\  
 een klaar Gedicht. 
 De Zfch der gebrand Ae Ranken met Edik gemengd, Seraf M  
 geneeft de Zmbey,  o f  de Takken aan  ’t Fondament.  In s‘mb  
 Wijn gedaan,  heeld de beeten  der Slangen,  en  helpt 3<5‘  
 de verftuykte Leeden.  "Met E d ik ,  Wijnruyt,  en Oly  
 van Rozen  door-mengd,  verdrijft  de öntfteeking der  
 M i l t ,  van  buyten  daar op gelegt. 
 De Loog,  van  deeze  ZLfch  gemaakt,  veroorzaakt nohnM.  
 een  z*uyvere Huyd',  verjaagd alle  krauwagie en fchurft- »3-«A*4  
 heyd, en bewaard  de Menfchen voor diergelijke, qualen. 
 De  Druyven  zelfs  zijn  Zeer  verkoelende  van  aart. plinMhi  
 Blazen  de Maag  op  :  verwekken  veele  Winden  ,  en cab ‘,  
 maken  quaad  Bloed.  Moeten  derhalven  niet  te  veel  
 gegeeten werden  ;  inzonderheyd n iet,  als ze hare  vol-  
 komène  rijpheyd  noch  niet  hebben  :  zouden  anders  
 Bloedgang  en  andere  ongeleegentheeden veroorzaken  ,  
 vermits ze dan  zeer koud en vochtig zijn.  De regt rijpe, 
   zoete en vleelfchige,  welke men houd voor vocht  
 en warm van aart,  zijn  de befte;  de Maag aangenaam,  
 en verfrilfchen een dorftig Hert. 
 L I   H O O F D S T U K . 
 WILDE  WYNGAARD 
 U Y T   V I R G IN  IEN. 
 aE t  geenen  anderen  als  deezen  naam  in  het Vcrfdef*  
 Neederlandfch bekend  :  in ’t L a tijn  gehee-  cna  
 ten V itreda,  o f  Labrusca  V irginia-  
 na  :  in  ’t  Hoogduytfch  Funffblettrigg 
 .Wéinsto ck a v $2 A m e r ic a ;  en in ||É || 
 I  f 
 i l i i l  (•.,, 
 I | |if; I j 
 I  r l p 't » 
 i li  I l i f l 
 RfSdi 
 i a 
 1 1 1 
 l i l i f t i ! 
 1 1 1 1 
 j l i i i  I I 
 S B   ^ fel: