
 
        
         
		Trag. I   r  
 r.fS.  
 Ruell.  I.  
 f, Jö. 
 de  foor-*  
 ten. 
 Wat voor  
 z ij bemin- 
 Aanwin-  
 ning op  
 tweeder-  
 ley wiju4pulej. 
 h, ft. Plan 
 i.  3*:  
 Jbiofc.  I.  
 c.  199. 
 Het  Poeder  der  gedroogde  Wortelen  met  Psonie-  
 zaad ingegeeven,  is  e,en  zéér  goed  middel  teegens  de  
 '*  vallende  Ziekte. 
 Het  zelve  Poeder,  o f   van  de  Bladeren >  in  vuyle  
 wonden o f   zweeren geftroyd ,  ook op gezwollene  Bor-  
 fien gelegt,  zuy vcrd en  geneeft de zelve* 
 LX IX   H O O F D S T U K * 
 A F F O D I L L E . 
 U s  word deeze beziens-waardige Plant  
 in het Neederlandfch  genoemd:  in  ’t  
 Latijn  A sphodelus  :  in  het  Hoog-  
 duytfch  A ph o d il   :  in  het  Franfch  
 £ ^ ^ A frod* lles  ;  en  in  het  Italiaanfch  
 A nfodillo. 
 Hier  van  zijn  mij dn  haren aart bekend  
 geworden  veele  fchoone,  veranderlijke foorten ;  
 te  weeten  t 
 I.  A sphodelus  B u l bo su s ,  o f   s.Iffodille  met  een  
 ronde Bol.  II.  L u t e u s ,  o f  geele Affodille.  II I ,  M ajor  
 flore  al bo   ,  o f  grootc  Affodille  met  een  witte  
 Bloem.  IV .  M ajor  flore  pu r p u r e o ,  o f  groote  
 Affodille  met een purpure  Bloem.  V .  M inor  L u s ita -  
 n ic u s   flore  al bo ,  o f  kleine Portngalfche Affodille,  
 met  een witte  Bloem.  V I .  M inimus  p a l u t r is ,  o f   
 zeer kleyne Affodille,  groeyende  in Waterachtïge  plaat-  
 zen.  V I I .  A sphodelus  LrLiACEus  lu teu s  ,  o f   
 Affodille  met  een  geele  Bloem,  groot  als  een  Leelie.  
 V I I I .  A sphodelus  L il ia c eu s   rubeus  ,  o f   roode  
 Affbdille met een Leehe-gclijk^z,tjnde  Bloem.  A l  te za-  
 men zijn ze van de zelve  Bouwing en Waarneeming. 
 Zij  beminnen  een  goede,  luchtige  en  zandige aarde,  
 met  twee-jarige  Koeye-  en  een-jarige  Paerdemift  wel  
 voorzien  :  een  openc,  luchtige  ,  vrije ,  bcquaam  ter  
 Zon  geleegene  plaats,  en  veel  Water,  inzonderheyd  
 het  A sphodelus  m inim us   p a lus tr is  ,  het  welk  
 dikmaal  met  Water  begoten- wil  zijn  ;  o f  zal  metër  
 tijd  vergaan. 
 Blijven  lange  jaren  in  het  leeven.  Geeven  ieder  
 Zomer  fchoone  Bloemen,  en  ook  meelt  altijd volkomen  
 rijp  Zaad.  Verdragen,  zonder  groote  ongelee-  
 gentheyd ,  Rijp  ,  fcerke  Forfi,  en  meer  andere  ongemakken  
 der  Winter;  alhoewel  het  A sphodelus  lu t 
 eu s  ,  o f  de  Affbdille met  een  geele Bloem,  en Wortelen  
 ,  dikmaal  hier  door  fchade komt te lijden.  Deeze  
 heeft  men  in  onze  Geweften  noyt  eenig  Zaad  
 zien  voortbrengen.  Kan  echter  overvloedig  ver mee-  
 nigvuldigd  worden  door  hare  aangroeyende  Wortelen. 
 A l  de  andere foorten worden aangewonnen op  twee-  
 derley wijzen;  eerfi,  door hare aangewaffene  Wortelen,  
 welke men  in het  Voorjaar opneemt;  en  met  een waf-  
 fende  Maan  van  A p r il,  o f  September  (  de  laatft  genoemde  
 Maand is,mijns oordeels,  hier toe de bequaam-  
 fte  )   verplant.  Daar  na,  door haar Zaad ,  het welk  
 met een waflende Maan van November of Maert,  niet  
 diep  ,  word gezayd  in Potten  ,  om  ’s Winters  binnens  
 huys  te  konnen  brengen.  Men  moet  het  warm  zetten  
 ,  en  zomtijds  met  lauwgemaakt  Reegen-water  
 befprengen  ;  op  dat  het dies te  fpoediger te voorfchijn  
 kome.  Ondertuffchen  geeven de  hier van  uytgefcho-  
 tene Planten hare eerfte  Bloemen  niet voor in het derde  
 o f  vierde  jaar. 
 K R A C H T E N . 
 D E   Wortelen van Afchodelus, o f  Affodille,  zijn  
 warm  en  droog  van  aart.  Gezoden,  en met  
 Wijn gebruykt,  o f  ook zelfs  in Wijn gekookt,  
 *  en  daar  van  gedronken,  geneezen  de  Milt-  en  Geelzucht  
 :  vermeerderen de krachten des Ligchaamsj  drijven  
 het  Graveel u y t ;  doen  de Maandfionden voortkomen  
 ,  en wel loffen  het water  der Blaas. 
 Het  Zap  der  zelve Wortelen  verdrijft  het  zweer en  
 der Tanden.  Met Spaanfche Wijn  ,  een weynig Myr-  
 rhe,  en  Saffraan gezoden;  dan daar mee de Oogen be-  
 ftreeken  ,  geneeft  der  zelver  gebreekgn;  en maakt een  
 g o ed ,  fcharp Gezwicht. 
 D e   Afch  deezer  gebradene  Wortelen  op  het Hoofd Galen  n  
 geftreeken  ,  belet  het  uy tv allen des Hayr;  en  doed het ^l'shnt  
 Zelve  weer groeyen.  W i l   iemand gekruld Hayr beko-  
 men, die fcheereeerfthet Hoofd gantfeh kaal,en wrijve  
 het  dan  wel  te  deege  met de  gebradene  WorteT,  zoo  
 zal het weer waffen,  en gekruld zijn. 
 D e  zelve Wortel in  de Afch gebraden *  en  daar  mee,  £«</.  
 ter wijl ze  noch warm  is -,  de handen  en het Aangezichtc'^'  
 gewreeven, neemt wech  alle Zomer-fproetelen, en  andere  
 onzuyverheeden aan de  zelve. 
 De  Bladeren,  Bloemen  en  Wortelen  in  W ijn  ge-  
 zoden,  o f   het  Poeder  der  zelve  ingenomen  ,  maakt  
 een  week^  Ligchaam.  Is  ook  zeer  goed  teegens  de  
 fteeken  der  Scorpioenen,   Haegdijfen,   en  andere  giftige  
 Dieren» 
 LXX  H O O F D S T U K . 
 STARREKRUYD. 
 ■ En  aardig  Gewas <,  w o rd   in  *t Needer- Verfde/-1  
 landfch  d u s ,  e n ,  mijns w e etens, met“enuica'-  
 geenen  anderen  naam  genoemd.  In  
 h et  Latijn  ,  o o k   in  het  Italiaanfch,  
 A s t e r :  in  het Hoogduytfch M e g e r -  
 k r a u T ;   o o k   St e r n k r a u ’t ;  e n in ’t  
 Franfch  E s t o i l l e ' e . 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren  a a rt  bekend  geworden Vcderle/1  
 veele  veranderlijke,  en  beziens-waardige  foorten;  na»Beziens' 
 I .   ASTER  ATTICUS  VERUS  FLORE  LUTEO,  o f  Op-  
 regt  Starrekruyd  met  een  geele  Bloem.  I I .   A ster  
 ATTICUS  LATlFOLlüS  FLORE  LUTEO  ,   o f  breed-bla-  
 derig  Starrekruyd  met  een  geele  Bloem.  I I I .   A ster  
 ATTICUS  f l o r e   c c eRU LE o ,  o f   Starrekruyd met  een  
 blauwe  Bloem.  I V .   f l o r e   cceRULEo  a m p l o   ;  of  
 met  een groote  Bloem van  blauwe couleur»  V .   A ster  
 m a jo r   f l o r e   cceRULEo  ,  o f  groot  Starrekruyd met  
 een  blauwe  Bloem*  V I .   A sT e r   l u t e u s   g l a b r o   lf*  
 n a r  1 al  f o Li o ,  o f  geel  Starrekruyd met gladde Bladeren  
 , teeder als V la sk ru yd .  V I I .   V ir g in ia n ü s   fru*  
 -TICESCENS  FLORE  ALBO)  o f   Virginiaanfch  Starrekruyd  
 met  een witte Bloem,  g ro ey en de   op  de w ijz e  van  
 een  Heefter»  V I I I .   A n n u u s   L u s i t a n I c u s ,   o f  Por- | p i |«   
 tugalfch  Starrekruyd,  niet langer als  eene Zomer duren-  v0(jr.  
 d e.  IX .   P a n n o n ic u s   f lo r e   l u t ê o  5  o f   Starre- geftcld.  
 kruyd  uyt  Pannonien ,  o f   Ooflenrijk^,  met  geele  Bloemen  
 ,  anders  o o k   gen o em d   F r u TiIsc en s   max imus   
 V ir g in ia n ü s   ,  o f   zeer hoog,  ftruvels-wijze  opfchie*  
 tend  Starrekruydt  uyt  Virginien.  X.  V ir g a l   a u r e /E  
 f a c ie   ,   o f  Starrekruyd mei  een gedaante  van  Goude-  
 roede.  X L   M o n t i s   L i b a n i ,   o f   Starrekruyd van de»  
 bergLibanus.  X I I .   A s t e r   c o n y z o id e s   v u l g a r i s ,  
 o f  gemeen  Starrekruyd  met  Bladeren  van  kleyne  Co-  
 nyza.  E y n d e lijk   X I I I .   A s t e r   C o n y so id e s   G a l -  
 l i c u s   ,  o f  Franfch Starrekruyd,  met een gedaante van  
 kleyne Conyza.  Meeft alle  zijn ze   van  eenerley Bomving  
 en Waarneeming.  -  '  "  f-.- 
 Het  A s t e r   v i r g a   a u r e a s   f a c i e )  o f  ^tarre~  
 kruyd met een gedaante van goud-roede,  brengd  in dee- cen gC-  
 ze  Geweften  v o o r t ,  u y t  een  teedere  ,  zeer  dunne, daantcv»  
 bruyn-verwige,   in  de  Mond  geknauwd  wordende Gou^c  
 krachtige,  doch aangenaam-geurige  Wortel,  verfcneV-  
 dene  Bladeren  ,  zich niet  hoog boven de aarde verheffende. 
   Zijn  een  kleyne, vinger ,  wat  meer  o f  min ,  
 lang;  twee  vingeren  breed i   in  het  midden  °P  J eC  
 -  b  breedftej 
 noemen. 
 breedftej  Vóór  eyndigende Zöö wel in een  ftompachtig  
 als  fpits p u n t : achter  bij  de  Steel  voorzien  met  twee  
 fcdaante  ronch-toegaande  gedeelten  ,  als  'Vleugeltjens  :  aan  de  
 randen ’met Tandjens van een  ongelijke gröótttgezaagdf.  
 donker-groen  van i verwe ■>  'Zpnder  glantfeh j  dbeh  binder  
 wat  bleeker >  .êh»een weynig blinkende !  wat bitter^  
 achtig >  echter  aangenaam  van  fmaalc)  geevende  'een  
 geur  van  opgedroogde ■ Alantwortel' •■,  öok  daar  na - de  
 Keel een weynig benatiwd en  fchraal 'makende.  In het  
 midden voorzien’ mét 'efen  regt-doorgaande grbote Ader\  
 waar  uyt  verfcheydene1 artderé ?  en  ü yt  :6eéze  nbéli  
 zeer veeLkleynder y  door  hét  gelïeeié  Blad  vlóeyen j  
 bóven  zich  veel uytwendiger als onder vërtónendei  1  
 Uyt- wélke  na  geleegöntheyd  van de  gróótte-der  
 Plant,y  voortkoihen verióneydene Smlen^ ^ andérhalye j  
 o f  ook/Wèh twee'voeten-hóóg ;  rónd y  niet  zeer  dtki  
 ondè*, na der Zónnen zijde; donker 'ö f  bryyn-röod van  
 Verwe,  doch  boven  geheel  groen;  en  zich  aldaar'  in  
 veele zsijde-takjens,yemeelehde^  ain welke veele kleyne  
 Bladertjens g ro e y en g ah tfeh   flegt aan de randen ; vÖót  
 fpits  toegaande, '  en nu üyt  de eenes  dan  ü y t de andere  
 zijdè  boven  malkander'  vo'öttkomendè.  Tuffchëri  
 welke , uyt de   vöörnaamfte punteü der Tdkjens de Bloemen  
 uytfpruyten.  Deeze zijn niet groob;bleek-blauw  
 van  verwe.  Hebben  van  binnen  eenige  bleek-geele 
 ■   Knop jens;  en  ftaan  eëmge  dagen  lang-open.  Vallen  
 eyndelijk.. ter jaardeft  öëeri, Cöf ^vergaanJin.haar  zelven;  
 zonder. m  deele  koucje. Geweften . eenig^oed Zaad na  
 'té  laten.  v  | 
 ■ rond.  Zij  b e g in n en   al  té  Xartien  een  Zan dig e ',  g èm e èn é )  
 goede aarde;  m e te e n   weynig.-,  .o f ó ó k  w é l v e e l ,  eéh-  
 jarige  Paerdemift  dób rméngd  :  een  opene  lu ch tig e   ,  
 vrije;  bequaam  Té r -Z ó n   geléêgelfé plaats j   eri  tamé®k  
 veel Water*  G e ev en  ied ë r Zomer Bloemen $  V è rmits ïe   
 lange j af en  in  h e t  l^ v é r i > b lijven  maar  n ó y t ,  immers  
 zeer zelden,  in  deeze Landen v ó lk om en   rijp Zaad;   feê-  
 halven. het  A s t e r   'a n n u u s   L u Sï T a n ïc u s   y   o f  poY-  
 tugdfch  Starrekruyd,   ,.?t  w e lk   niét  Iaügèr als  e en e -^ A   
 mer d u u rd ;  en  b ë y d e   de  foorten  v an  A s t e r   C o n y *.  
 zoiDESj o f StarrekrUyd vaH gedaanu Mi hêtdfléynë Gony-  
 Evec an-  za -,  die  niet meer d ati anderhalf jaar  het  leeven  behöü-ï  
 ierc  foor- den^  en  in  den  Herffc volkomen- Zaad b ekomen  hëbi. 
 ■   ’  hendby  daaümeê véfftétven*  ; ■ | 
 ■ nwin-  Zij  vèrdragen -ook  fterke  Vórfflfcèn  allé  anderê' oft-i  
 Bng.  geleegentheedendes rijds*  Worden maar alleenlijk'*!*;*!  
 gewonnen  door  haar  aangewaffene  -Wortelen  ëm jonge  
 Looien  :  welke  men  in  het  Voorjaar ‘j  met  een  waf-  
 fendeMaan van April viLn.  de oude voorzichtig afhëëmt;  
 h   én  veiplaht. 
 Het A ster  a n n ü u s   LuslTANtcbs;  o f  Por tugalfch  
 r_ een^fcrig  Starrekruyd y  word  alleen1 'dóór  zijn  Zaad 
 v e rm e en ig v u ld ig d ën  gëduiig in -ftaat gëhouden ":  het  
 vvelk men ieder jaar-met- eén  Aprilfche  waffendè  Maan  
 riet diep  in eèn  Pot  zayd. 
 Deeze  fqoit  fchiet  in  Onze Geweften- nauwelijks'tót  
 de hoogte van  een voet;  zomtijds  eéVen^él  nóch  wat  
 hboger o p..  Krijgt bleekgroene -kleyne Bladeren,  ‘een  
 hd van een vinger lang;  twee 'ftröó y  o f  ook  wel min*  
 er  ^reed ;  voor  röndaèhtig' toegaande i ’  een  weynig  
 S g   aa ft;  adn  beyde  de  zijden; des  Steels  
 ovenfte  digt  bij- malkander voortkomende;,  en öndër  
 c  bloot  latende*  Alleenlijk  in hét midden  zijn ze  
 voorzien met een  tèederë Rogge.  D ó Bloem komt voort  
 uyt  het  bovenftè  punt1 vaft &  Steel ,■  -geel-vêrwig,-r en  
 ,let 8r°o t,  ftaan de-in  hét midden  van veele groene Bla-  
 ,  welke  haar  als  ömcingelén*  Onder d e   Bloem  
 2lec  men'gemeen ëli ik  drié teedere  Scheut jens voortkom  
 men.  zoo  dat beydè  Bladeren  én-Bloemen alleen  in  het  
 ovenfte zitten;  dë 'Steel voorts na bëneëdëni  gelijk ah  
 reeds gezegt is,  bloötzijnde.  •  i §1  i..  i  
 ven1?   A sTer  C o ny zo id e s ,  beyde de  foorten; Mij-  
 z l   ? e  Winter  o ve r ;  ën  geeven  in  de^ tweede  Zomer  
 eem  u  jhetJ elk men ° f   de genoemde tijd,  en met  dë  
 6  ,Maan  in  het  tweede  Voorjaar  wéér  aan  de 
 Portu- Hlfch 
 Blfchei 
 |®adcr 
 aarde beveeld;  WSar  döor dandë damtinning gefthiëds. 
 Alhoewd oök hét uytgevailene zich  van  zelfs zayd,  eit  in genoegzame vwdvuldighteyd opflaat.;  1 
 Het  Asitrae  stirrêb 
 f   Starrekruyd toet  tm  groorc  bUhwe  BlVem  •,  krijgt  mt'   
 nyt een  bruynrcvetvrigév tafig'e  jaren goed  blfjvcndè, en  g g j j 4"   
 van  natüreh  veelvoudige Vec^ehiiortel-  ( in  de  Mond Bloem,  
 geknauwd ^bfiéeride oen Weynig fterkj  bittfcrenfeharp Wond>  
 van  ftnaa'k i  (Wk niet ^geh'eel  zdndér  reukj  alsmenze  
 wat  wnjfd j)  , - vérfcheydene  Steden ,  ter' hoogte  van  Steden,  
 twee voeten-,  Wat meer‘ó f  min,  ópfehiëtendé;  gantfeh  
 rondwan‘ged&antéy  doch óók mót veele  fijne een weynig  
 verhogende fcreepjens voorzien;  ruyg van. aart',  een  
 weynig blinkëhdë;'  aan de éene zijde bleék-grocn  ,  aan  
 dë andere -nade■ Zöü 'gèkeercfe' Wat roSachtig WanVerwe:  
 van  binüën igTöffli;'  bëgaaft mèt, eén groot wit -Fit \  o f   
 Margi  '  " 
 Aan  dëëfë  Sieelendiet men vbörtköinen vêel aardige 'öerfsatite  
 B l a d e r e n ' -bóv’eh  malkander  geftéld  ‘  ruVin  de ;der  ,i!acié-'  
 middelfte  yingèK van eens'meüfthèn-hand lang:  achterreö* 
 Zpo breed Wdê; zélve Wiiigèr; allenxën voo'r in een fpits  
 punt eyndiigëüdey : gehëël  donkergroen  van  verwe ;  
 dóch bndër Véél Meekêr; z'önd'ér -eënigë gfaritfeh; hayr! 
 Sehtlgy  eh'-ëëhywëynig-fehaip 'in  hét aanrakén  V - in  het  
 midden-VöÖfzi<iti !ïnet  eënTég^dóórlopendc.y Tiyt  den  
 ’|$öëiiën M’ëék-vèrWigë'gi-óótèi^tafer';-bij Welke twee  andere  
 kleyber  en  groener  ter zijden  zitten ;  niet dwars-) 
 •maar  rêgtaöp'iïiT h'ët'  'lópende ;  waar üyt‘na boven  
 -tóèeetégë w^mige teedere Adertjensliichtig Vóorh*  
 fchieteni'  .Afs men-ze knaUwdj 'Valt de fmaakt gantfeh  
 bitter 4 >'«'V%*Wëkk-ëii ■ óók  eënige 'fchraalheyd1 in ‘de ÏCeeh  ’ 
 Siij  rüftëh m'ét'óp'eënigë Steellfcnss maar  zónder' die zit-  
 yen ze vaft aan hare voörnaaiïiftëiS’rÉV/;  wélke ze ten  hal!  
 Veh'gdSjk flls“‘óHfdiëkiëni  : 
 Tiiflchên  de zelve fpruyt^ö  'üyt  in *hët -bövéftfté  gë- Knoppen.'  
 d ed te  '-eënigé 'tórt:è  'z ijd e -u k jem   Hebben'vër-fchey-  
 dene  rotidigëfléldë  ‘Knoppen’, -Béftéande  uyt veele. ruy^ -gë;  groent  Bladert jens’,   boven aanhare fpits zfe 
 puntën'èéh Wëytiig’bmyti.1 • Al$ deeze in dë Maand vah  
 'ëefi- ftaf de ander'open'gaan)  vertoüën Ze eeh  
 aardige -Bloem p  iü  de rondte méér  als  eën  Ducaton Bloctheh.  
 •gróót;  ‘hebbende  óver de veérbig Paars-blaUW^verwige  
 Bladerfjehs,Wtirent eën halve ftrèobrëed-j ën de klëynfte  
 wdngèrbrè'édïëtangT-  voor  fbflfdadhtig- fpifS'-toëgaande , 
 3Eónder -eënigë Tëukk  Yan  onder latën zë  zich bleëkér  
 zien ,  en  daar 4n hët  midden mét een donkere ftrëep',  
 als  bqnt; :  In  hët midden -is ëën gi öoté ronde plaatsr,  
 beftaandé uyt Vëëlé'geehverwigë- «indachtige' -Knepjerit-, 
 •haar allé-deïëerrina  de andere  ópenende  :  wélke  ëenige  
 dagen1 gëblöëyd hêbbendey  in naar zdven Vergaan ;  en  
 ■ niet *  als  Bij góede-^warme  Zomers j   in-'ónze Geweften  
 ëeö  vólkómén  Zaad:-té  Vöörfchijrf  brengen;  zittende ^aatj.  
 beflötëh  in eèn:fuyge wolligheyd  ;  zijndedangwerpig’';  
 platachtig-y.óok bleëk-verwig;  als  veroudetd.  Met ëeh Aanwiiü  
 waffende Maan vah September móet men hët aan de aar- ning.  
 dé  'bevëëleö ',  eën  kleyne:  vingërbrëed -  diep’,  * in  eeh  
 -Pot  ,  om  's  Winters  binnens  huys  te  konnen  zetteni  2öo  zal'het  dan  ih  het  Voorjaar  opkomen  ;  ën  vervolgens  
 in  het  derde  jaar daar na ;  zeer zeldën  éérder, 
 ■ de èerfte maal Blovmên krijgen: 
 -  H e t• A st e r ”bceR-uLEt/s  major i  o f   'groot StaYr'è-  Gróót  
 ■ kruyd met den blauwe Bloemy is één  lang-lëèvend,  aan- ?rarr^'  
 genaam  Ge^-as-,  het welk  v ijf j  Zes.,  ó f  nóch -meerder een’blau?  
 Maat-voeten  hóóg opfehiët.  Hééft een tëédërë,  bruy- weBloenl.  
 ne ;  veelvoudige  Veezclwortel,  d ie ,  in  dë Mond  ge-  
 'knauwd  wordende  ;  krachtig e  en  niet  -Önaangënaam  t  ‘ 
 Van  geur is  -,  dóch  een  weynig  óp  de Tong bijtende. 
 U y t   de  zélve óntftaan  vëelè gantfeh  bniyne,  blinkend 
 e ;  met éènigè  witte  ’ivblligheydj  ën  teedere vèphêvëfïé  
 yireepjèns;'éok Vah  binnen  rhët ëeh groot, w it ,  ën  voös  
 P it ,  o f  Mdrg vóórziënè-  Steden ;  aan Welke de fclade-  
 reny,  op'geënè  Steelt jens ruftende,  maar onder de  Steel Steden:  
 'ten halvén als omhelzende,  in het ronde,  hol.én  luchtig  
 boven  malkander gëftëld,  voortkwnën*-  Tës  -vin-  
 A a i   -  gereir*