
 
        
         
		10 
 Verdere 
 sning. 
 Buyten*  
 brenging  
 der Boo- 
 Jioëdanig  
 daar onhandelen. 
 Aanwijzing, 
 hoedanig 
 om deeze  
 fchoone  
 Boomen 
 winnen. 
 of zich te 
 meenigvuldigen. 
 9  O ranje-,  L imoenwelke  
 zoo veel doenlijk  is om de Wortel moet vafl ge-,  
 laten werden,  weer opgenomen,  in  een nieuwe  , wel-  
 bereydde Grond v erzet,  en hoog gefield;  op  dat  de  
 Zon  hare Wortel dies te  beeter  kan  verwarmen.  Maar  
 eérfl moet men op den  bodem des Baks,  o f  der hou-  
 tene Kas, leggen loutere tweejarige kleyngemaakte Paar-  
 demift, drie vingeren hoog ,  vermengd met een weynig  
 eenjarige Hoenderdrek. 
 Men  begieteze  ook weer  rijkelijk  met  ’t  gedagte  
 lauwgemaakt  zuyver Reegenwater  :  een weynig Scha-  
 penmifl  daar in  te weyken gelegt,  is niet dan te beeter;  
 Men doe ook  in goed W e e r ,  indiende  plaats  voor *t  
 Zuyden  open  le g t ,  gelijk  behoord ,  dag en nacht  de  
 venflerert open,  op  dat  de Boomen  de  Lugt  en  Zon  
 dies te beeter gewoon mogen werden. 
 M  A   Y . 
 ïn  deeze Maand laat men de ven fleren dag en nacht  
 op.  Men  brengt ook de Boomen'op den  vierden,vijfden  
 , o f  zefden dag  (een dag min o f  meer, na geleegent-  
 heyd dat  zig *t Weer  bequaam aanfleld)  met  een  betrokkene  
 lucht,  o f  reegenvalling,  weer na buyten; en  
 men  field ze op  eene  zeer warme plaats,  bewaard vopr  
 alle koude Noor de- winden,  zoo  dat ze  de  Zon  van ’s  
 morgens vroeg  tot  *s namiddags  ontrent  ten  drie uren  
 konnen  genieten:  dus buyten  gebragt,  moet men haar  
 veertien dagen lang verzorgen tegens 'deflerke Middags-  
 zon ;  welke,  daar op  fchijnende, haar zeer fchadelij kis:  
 doch indien  z e , noch binnen  ’s huys  flaande,  de lucht  
 alreede gewoon zijn gew orden, en de Zon  zomtijds. een  
 weynig door de venftefen daar op gefcheenen heeft,  zoo  
 doet  ze  haar zoo  veel quaad niet.  Indien ook in deeze  
 tijd geen Reegen van den Heemel viel, zoo moet men ze  
 begieten  metReegenwater,  ’t welk een  dag lang in  de  
 Zon heeft geflaan. 
 Deezè fchoone Boomen konnen  ook  in  deeze Maand  -  
 bequamelijk op  de volgende wijze  aangewonnen worden. 
 Neem  een aarde P o t ,  drie vierde  deelen  eener  voet  
 h o o g ,  en  van  een halve  voet in  ’t vierkant,  met een  
 fheede,  ofopening,  van onder  tot boven;  o f , ’twelk  
 beeter i s ,  flegts  ten halven  uytlopende ,  ook voor al  
 onder enger o f  fpitzer gemaakt,  na  gelijkmatigheyd,  
 op  dat daar na ’t L o t ,  o f  de T ak  ,  wanneer ze daar in  
 gelegd en geworteld is, met zijne geheele Klomp Aarde,  
 zonder eenige verroering der Wortel, uytgenomen,  ó f   
 at onderfle boven gehouden,  dus zagtjens uytgefchud-  
 d e t ,  en  bequamelijk  in  een grooter  Pot verplant mag  
 werden,: zet  dan deeze Pot vafl in  de Bak o f  Kas,  daar'  
 de  Boom  in  flaa t,  o f   ook buyten  de zelve  :  neem  
 dan met een volle Maan  een T ak ,d ie  drie,  vier,  vijf,  
 o f  zesjaren oud is,  en buyten hareorde gegroeyd,  op  
 dat de Kroon,  o f  rondheyd des Booms,  hier door niet  
 ontcierd w^erd:  fleek  ,  o f  b o o r ,  met de punt van uw  
 mes tot in  ’t hout veele gaatjens,  rondom de T a k ,  ’t  
 eene drie vingeren  breed  hoogte boven  ’t andere  ,  en  
 ieder gat ruym  een  flroo breedte  van  een  :  leg ze  dan  
 door de gedagte fheede, o f  opening,  terflontin;  vul ze  
 voorts met goede aarde j geef ze zomtijds Reegen water,  
 en bind ze vafl,  op dat ze door geene winden bewogen  
 mag worden  :  zoo  zal  ze uyt de geflokene o f  geboorde  
 gaatjens  in  een  korte  tijd  overvloedige Wortelen  
 fchieten ,  gelijk men zulks jaarlijksgenoegzaam kan zien  
 in die van de Citroen- en Limoen-boomen ; doch  niet altijd  
 zoo wel o f  zoo haafl in  die  van d' Oranje; weegehs  
 de  hardheyd  des  houts,  ten  zij  de  zelve ten halven,  
 ruym een lid van een vinger lang, op de wijs der Angelie-  
 ren, werden ingefheeden  :  want  dan vatten deeze ieder  
 jaar Wortelen, beeter als door d’ingegravene gaatjens. Als  
 men nu dit gezien  heeft,  fhijd men de T ak a f met  de  
 volle  Maan  in  September  o f  M a a r t,  binnen  ’s  huys  
 flaande:  o f  na ’t  tweede jaar in  de zelve Maanden  ,  ’t  
 welk ik beeter acht, vermids dan de Wortel zoo veel ouder  
 is geworden,  en krachtiger,  om  zijn Stammetje al-  ' 
 EN  ClTROEN-BOOM.’ 
 leen  te konnen voeden:  neem dan  ’t zelve,  in *x begin  
 van  ’t derde jaar na delnlegging,  met  al de aarde,  op  
 dat de Wortel niet geroerd werde, uyt ’t Potje; ’t welk  
 men  anders ook zagtjens aan de Wortel,in Hukken kan  
 flaan;  en  verzet ze  dus met de geheele Aardklomp - o f   
 laat allés,  na  de  Aflhijding,  noch  een jaar in  ‘t zeïve  
 Potje blijven,  eer men  tot  de Verplanting in  een grooter  
 treed  :  dan  gaat  de  groeying  voorfpoedig voort;  
 vermids de nieuwgemaakte Wortel onverroerd  op zijne  
 plaats blijft»;  • 
 J   U   N   I   U   .  S. 
 In deeze Maand,  en voorts  zoo  lang  als de Boomen Waarneem  
 blijven  flaan,moet  men  de  zelve ieder  veertien  dagen  
 omzetten,  o f  van  ’t Zuyden na ’t Noorden drayen,  en  
 begieten met Water,  op de volgende wijze toebéreyd  dcezer 
 Neem een vat,  doe daar in Schapen-mifi  , een wey-  Bo°“ ei3  
 nig minder varfTche Koeyen-mifii  en  een goed deel Zeemden  
 van  Tarwen-meel:  giet’er  reegenwater o p ,  laat  
 het  in de Zon  liaan, • en roer het dagelijks twee o f  drie  
 malen om:  giet dit dan,  onder een gedurige roering,  
 in een Gruppel,  o f  Gro ef, zes Vingeren breedte van de  
 Stam gémaakt; elke Week twee, drie,  o f  viermaal,  na  
 geleegentheyd van de droogte des tij ds: want deeze Boomen  
 begeerén  van  natueren  door  ’t  geheele  jaar  veel  
 vochtigheyd:  dek dan  de Gro ef weer met oude luchtige  
 Paarde-mift. 
 Indien  men  ook  ieder jaar  in  deeze Maand,  twee  in Jun'ml  
 vingeren breedte  diep onder de  aarde Honig-raten legt,  
 een weynig van de Stam  af,  zoo  zullen de  zelve  rnet’ef  
 tijd fmelten, en  de Wortelen verflrekken  tot  een  aangenaam  
 voedzel. 
 W il iemand deeze Boomen bevrijden van  ’t fchade- Hulpmid-  
 lijk gedrogt  der  Mieren ,  Wandlaren ,  en  diergelijk Mieren!0*  
 ongediert,  waar  van  hare bloemen,  bladeren en jonge Wandluy-  
 fcheutjens zeer verdorven worden;  die begiete haar van  zen.slek-  
 boven a f geheel met reegen water,  daar  (gelijk wij  hier ken>Aard"  
 Boven gehoord hebben)7^ /^ ,  t ’zamen met een wey- Rupzcn,  
 nig  Aljfem  en  Wijnrujt,  in  opgekookt  i s ;  daar  na  
 flroye  hij  daar  over heenen *t poeder ,  o f  f l o f ,  van  
 Tabakj’z.oo  zullen ze in aller haafl wechlopen,  vermids  
 ze  deeze krachtige reuk niet  verdragen  konnen  ;  wer-  
 den’er traag,  en  gelijk als  dronken van:  noyt zullén ze  
 ook weer keeren,  indien men op d’aarde,  rondom  de  
 deflam,  eenring van  ’t gemelde T ^ ^ f l o f  legt,  van  
 drie vingeren, breedte,  en een vinger hoogte. 
 Voorts,  neem Dttyven-mift,  o f  Schapen-drekj>  niet  en diergo.  
 al te o u d ,  zoo veel gij  w i lt ,  o f  vanbeyde  elks eeven  ljjkongc-.  
 v e e l:  doe  het  in  een glas: flel het in de Zon  ;  en giet  diert* 
 ’er Reegenwater op;  zoo  zal’er de kracht in trekken  :  
 giet  daar  na  dit  water  a f ,  en doet’er bij  een weynig  
 Reegenwater, waar in vierentwintig uren lang watSaL  
 /»^tfrgeweykt heeft: begiet daar mee zomtijds de Boomen, 
   zoo zult gij  niet  alleen bevinden een wonderlijke  
 drijvende kracht in de zelve  ;  maar  pok  gewaar  werden  
 ,  dat ’t gemelde Ongediert haar niet zal konnen be-  
 fchadigen. 
 J   U   L   I   U   S  ,  en  
 A U G U S T U S . 
 In  JtiVutt  moet  men  alle  kleyné  ,   overvloedige Waameo-  
 Vruchten  afbreeken,  en  de  Boom  niet meer laten be- ming,  
 houden,  als hij  kan voeden ,  op  dat de andere dies te  
 beeter groeyen en flerker werden mogen. 
 Men  kan ook deeze Boomen in ’t laatfle van Jnlim o f  Oculering,  
 ’t begin van Attguflus,  defgelijks in May  (gelijk  ik mee-  
 nigmaal gedaan,  en ’t zelve zeer goed bevonden heb) een gjng Zeedag  
 voor de vólle Maan  in  onfè koude Neederlandjche zerBoo-  
 Geweflen  ,  om  dies  té  beeter en  te flerker  te groeyen;  m  ‘  
 (doch met een  afgaande Maan in warmer Landen, om  '  
 te meerder vruchten  te konnen vóórtbrengen)  niet alleen  
 Octileereri j maar ook Enten en Zmgen  op wilde  
 Oranje- o f  Citrosn-ftammen; een  halve, ook een, twee,  
 o f meer vingeren  dik zijnde  ,en veertien, o f  meer da