é j BfeSCHRYVlNG VAN DE
(nijd men de T a fd es Pruymbooms a f ; ook al de uyt-
gefchotene Pruym-t eigen , zulker wijs , dat alleenlijk
de aatigegroeyde Perzik^tak daar aan blijve. Deeze
manier valt zeer ligt te verrigten , gaat gemeenelijk
Zeek er.
Hoe men Wil iemand op de gemelde Stammen , vóortgeko-
uytmun- men Van gezayde Korlen y en van hare Hert-wortel bevruchten
roofd ? Vrachten van een zeer goeden aart laten Zuy-
kanbeko- gen, doen Inoculeer en, o f op degedagte wijze Laffe hen,
men. zoo zal hy verkrijgen vcnvondcrens-waardige Perzik^
; niet alleen in opzicht van de fmaak> maar ook
van de grootte , zoo dat ze verre te boven zullen gaan
de Montanifihe o f Berg-Perzikkeu, ook dèZwolfihe,
anders in deeze Geweften aldermèeft geacht.
K R A C H T E N .
Mxtth. l.i. Bloemen der Perzïkboomen hebben een verc
13U 1 M warmende en openende kracht. Soo wel varfch
gebruykt , als geconflijt■ , veroorzaken ze Braking
: op Salade geftroyd, en met dezelve gegeeten,
drijven uyt de waterachtige vochten der Lever- en
cnmtr. Milt-zuchtige. Een Conferve daar van gemaakt, of end
/. i. c.8i. jiet Ligchaam, en is dienftig voor de Maag.
Galen. lib. De Bladeren hebben een verwarmende en verdrogen-
simp.Med. de kracht. Geftoten, en op de Navel gelegt, o f ge-
Tra lib ^roog^ > en twee Scrupelen daar van met Wijn o f E -
3* ^ ingenomen , d o e t, door de bitterheyd , de Wor-
jEg'm. 1. 3..men fterven : dit Stof op varlfche Wonden geftroyd ,
? 397* geneeft: dezelve, ’t Zap der Bladeren in de Ooren gedaan
, veroorzaakt de dood aan de daar in groeyende
Wormen.
Dodo», lib. De gedachte Bladeren veel geb ruykt, zijn goed in
a8.tap.6. Koortz.cn: in Wijn gekookt, neemen wech de verflop-
ping -van Leever, Longe, en ’t geheele Ingewand: on-
ftuyten ’t Ligchaam, en zuyveren ’t van galachtige
jlijmerigheyd. *t Gediftilleerde Water der Bladeren
werkt eeven ’t zelve, en doet fterk Wateren.
.Diofeor.l.i. De Vruchten zijn koud en vocht in den tweeden
e. lóf. Graad, aangenaam en lieflijk van fmaak : verfrifïchen
al Ir fe-dzMaag, en verquikken ’t Hert door hare geur; doch
Jlim jac. igeeven aan ’t Ligchaam geen goed v oedzel: moeten j
Lujit. derhalven matig genuttigd werden; beeter voor o f on-
lib.\.enar-„<jer> q\s na de Maaltijd; want na andere fpijzen gegee-
rcur)fnb. ten’ vergaan ze haaft, en veroorzaken veel Slijm in de
23. cap. 12. Maag; defgelijks Koorpzen. Om dit te voorkomen,
jivicenna. moet men’er noodwendig een goede Roemer Wijn op
drinken : rijp zijnde, maken ze een open Ligchaam,
maar Onrijp, floppen z e ’t zelve.
Strtnus ,De Korlen der Perz.ikjleenen, bitter van fmaak ,
Itb.xxo. hebben een openende, afvagende, verwarmende en
verdrogende kracht: openen de verfloptheyd der M tlt
•en Leever: neemen wech de krimpingen en fmerten
des Buyks: verbeeteren weer de Maag, als ze ontfteld
is door ’t te veel eeten van de Vruchten, ’s Morgens
•gebruykt, zijn ze goed teegens een Peflilentiale o f anderszins
vergiftigde Lucht. Voor de Maaltijd gegeeten,
-verhinderen ze de dronkenfehap. Geftoten-, en met
Edik tot een Papje gekookt, voorkomen ze de uitvalling
des Hayrs. Een Pcrzikjleen , te zamen met de
inwendige K o r f tot Stof geftoten, en met warme Wijn.
ingenomen, verdrijft ’t Colijk.
jaberrum. D e Oly, geparft uyt deeze Korlen, doet wel flapen,
lib. 3 c.47-.cn ftild de Hoofd-pijn. Vier oneen daar van gedronken
, o f van onderen op de wijs van een Clifteer ge-
braykt, verdrijft alle fmerten des Ligchaams ; en ver-
zacnt de onfteltenis der Nieren , veroorzaakt door *t
Ad. Lo- Graveel Met de Oly , geftoten en geparft uyt vier
mc. Ub. 1. onGen Korlen en twee oneen gepeld zaad van Cucurbi-
’ ta , oïCowoerden, -de huyd beftreeken, neemt wech
alle roode vlekken en onzuyverheeden des aangezichts.
Eeven ’t zelve doedde Gom der Perzikboomen, in Wijn
o f Edik gefmolten. -Een half lood van deeze Oly met
roode Wijn ingenomen , doet ’t Bloed-fpuygen ophou-
B o o m e n ,- I B o e k , d g
den. Met Mee ingedronken, verdrijft de engyborftigy
heyd.
In witte Wijn met een weynig Saffraan, is zeer
dienftig teegens *t Graveel•
X X V I I . H O O F D S T U K *
ABRIKOOSBOOM.
■ fo Erd ook wel van veele in ’t Neder- Verfchey.
I landfeh genoemd vroege Perzik- ^cnam«».
s boom, om dat zijne Vruchten veeleer-
S der, dan de gemeene Perzikken, ha-
^ re volkomene rijpheyd bekomen, al-
> hoewel beyde dit flach van Boomen
korts na malkander, of ook wel te eener tijd , beginnen
te bloeyen. In *t Hoogduytfih draagd hij de naam
van Marellen, ofMotLETENBAUM; ó okvanS.Jo-
hannis Pferzing : In ’t Franfch van A bricot ,
Avant Perses, o f Pesches de T roye : In *t Latijn
van Malus Armenia c a , of Malus Pr as cox;
en in ’t Itdliaanjch van A lbricoche , o f Baco-
CHÉ.
Hier van zijn mij in haren aart en opqueeking be- Dricdwltj
kend drie bijzondere Soorten; teweeten: Malus Ar- *00rtcn-
MENIACA major Fruttu luteo rubefcente, o f GROO-
te Abriköösbóom met een V ru ch t, uyt den geelen
rood. Malus AIimèniaca minor FruÜu eodem,
o f kleyne A brikoosboom , met Vruchten van dezelve
verwè, doch eerder rijp; en Malus Armenia-
ca FruBu albefeehte, o f A brikoosboom met een
witachtige o f bleeker Vrucht en Bladeren; gemeenelijk
gröoter dan dè andere , ook droger, en veel treflijker
van fmaak.
A l te zamen beminnen ze eeven dezelve L u ch t, Waar«e<
Harde, Zon en plaats, gelijk alreeds van de Perzik- minfr
b o o m is gezegt. Moeten ook op dezelve wijs bebouwd,
in acht genomen, en aangewonnen werden, wijl ik
ondervonden h e b , dat ze van dezelve aart en eygen-
fchappen zijn.
K R A C H T E N .
DEeze Vruchten, zeer aangenaam van fmaak, en ie- Galm. lil;
der behaagelijk, zijn koud en vocht in den twee-
den Graad, echter niet zoo zeer als de Perzikiio/cor.lil;
ken, maar wat droger. 1. cap. 166.
Werden, ter dier oorzaak van veele voor gezon- cm ‘ ,
der , doch van zommige daar teegens voor arger
gehouden; inzonderheyd als men’er te veel van e e t : Eluckajl»>
want dan veroorzaken ze lichtelijk in een teeder Ligchaam
een fterke Buyklpop, Bloedgang , o f een Koorts.
Moeten derhalven, gelijk de Perzikken, matig genuttigd
; ook liever, voornamentlijk als ze niet al te rijp
zijn, voor als na de Maaltijd gegeeten werden, omdat
ze dan eerder na beneeden zakken, en een open L i j f
maken. Indien men ze echter na den eeten wil gebruy-
ken , zoo moet men’er altijd een goede teug Wijn op
drinken.
D e Korlen der Abrikozen, niet bitter, maar zoe t, Dodo», lil'
gelijk de Amandelen, doden ook de Wormen', zijn, nee- ^aMn.
vens de Oly , uyt dezelve geparft , goed voor ’t Gra- i.i.c, 1.
v e e l: delgelijks teegens quade Z'weèringen, ongelee- Mefues.fp
gentheyd aan de Tong, fmerten der Ooren, en inzon-
derheyd voor de Takken o f Speenen aan ’t Fondament, s p } j i
ook teegens de gebreeken der Nieren > volgens ’tgetuy- 170.
Igenis van Mesues en Manardus.
W a t de Bloemen, de Bladeren, en *t geen daar van
bereydwerd, belangd, dezelve werden toegefchreeven
eeven zoodanige krachten, als hier boven van de Per-
zikboom is gehoord.
69 D
| Tweeder-
[ leyfoortcn.
I'Waarnee-'
I jning der
B lo e eene
B e r zelve
M s opge-
Bueekt uyt
B en harde
Bhdel-
Be e a.
«ygentlij-
B e be-
V.Schriivine
x x v n r H O O F D S T U K .
DADELBOOM.
En fchoon en aardig Gewas, werd in
’t Latijn genoemd Palma , ook wel
van zommige Phoenix, na ’t Griek•
_ fche woord : in' ’ t Hoogduytfih
Dattelbaum : van de Indianen T aw
mar ; in ’t Franfch Datte , en in ’t
Italiaanfih Palma , o f T amarindo , en de Vruchten
zelfs Battoli.
Hier van zijn mij in haren aart bekend gewordentwee
verfcheydene Soorten, eenige jaren lang mijne waar-
neeming en opzicht onderworpen geweeft, namentlijk:
Palma major, o f groote Dadelboom; en Palma
MINOR SYLVESTRIS , o f KLEYNE WILDE Da-
Delboom ; die ook geheeten word C hamjEriphes ,
o f Palmites. 'Beyde zijn ze van dezelve natuur. ■. Boven
de nu genoemde werden noch twee andere Soorten
gevonden , van welke de eene ’t rechte Wijfje van de
gemelde groote is , bij de Indianen geheeten L antor.
Deeze brengt een kleyne Vrucht v o o r t, ontrent zoo
groot als een Kars9 van een zeer fchoone Oranje verwe.
U y t dezelve werd een zeer gezonde en lieflijke O ly
gemaakt.
Sij beminnen een goede, luchtige, zandige aarde ,
voorzien met een weynig oude twee-jarige Paerdemifl,
een-jarige Hoender-dref, en ’t Mo l der vergane Boomen
, wel door een gemengd : een zeer warme, ope-
ne, v r y e , luchtige, en wel ter Zon geleegene plaats,
genoegzaam bewaard voor alle O ofte- en Noor de-winden
: weynig water, ’t welk niet daar op gegoten , o f
onder in de Pan gedaan moet worden , voor dat het
eerft door de kracht der Zon warm o f lauw gemaakt
is , weegens deteedere natuur deezer Boomeny inzonderheyd
als ze noch jong zijn. Konnen derhalven ook
in geenerley wijze verdragen de koude Heirfft-rcegenen,
Sneeuw, Rijp, o f fterke Winden. Moeten eeven hierom,
in een aarden Pot ontrent ’t laatfte van April met
een afgaande Maan gezet zijnde, ter helft van September,
wat vroeger oflater, na gdegentheyd van ’t Weêr,binnens
huys gebragt werden, op een bequaame plaats, niet om
laag op de aarde, maar om,hoog, daar, gedurende de
Winter, dagelijks, o f in ’t begin om den anderen, daar na
ieder dag een- twee- o f driemaal vuur geftookt werd,
na dat de^ koudeoFVbrft zulks komt te vereyffehen, van
den eerften November, o f wat eerder, tot ontrent den
i o. Maerp. Van bo vejn moet men ze begieten met een
weynig lauw-gemaakt Reegen-water, doch zoo lang
de Winter duurd* niet meer als eens,. o f ten hoogften
tweemaal: ook niet weer buyten in de Zonneftralen
ftellen, voor ontrent de Maand May , met een zoete
Lu cht, eh zacht, aangenaam Regentje.
Op deeze wijs heb ik de Palma major dactyli-
fera , o f groote Dadelboom , over de v ijf jaren lang
opgequeekt en bewaard. H y was gelukkig voortgekomen
uyt een harde Dadelfteen , Anno 16 52 . met een
afneemende Maan van May geftoken in een Pot, voorzien
met zulk een aarde, als hier boven befchreeven is :
ik twijffele gantfeh niet, o f hij zou , na mijnen wenfeh,
langer in ftaat gcbleeven, en ouder geworden zijn, indien
niet de zeer ftrenge en langdurige koude Winter
des jaars 1658. hem eyndelijk , door een gering ver-
zu ym, van zijne leevendigé groente had beroofd; als nijd
ig , dat ik in deeze Landen daar mee zou pralen. Alreeds
had hij zeeven o f acht volkomene Bladeren aangewonnen.
’t Verlies des zei ven veroorzaakte mij, ge-
wifïelijk niet zonder reeden, een zeer treurige aanschouwing.
< i
Deeze Boomen groeyen van naturen in Per z ien , en
verfcheydene Oofl-Indifche Eylanden. Schieten , uyt
een kleyne, ko rte , matig-dikke en bruyn-verwige
L B O O M. 70
Wortel, hoog en regt op. De Stam is in zijne rondte
dik drie, vier, o f v ijf voeten: de uytwendige Schorffe Booms*
gelijk als gefchubt, of. met Scharfachtige gedaantens
en Teekenen omvangen , van verwe uyt den grauwen
bruynachtig, *t Hout is week , en heeft inwendig een
witachtig fylarg , o f Pit. No yt verdeeld deeze Stam J zich in eenige Zijde-telgen : maar uyt ’t bovenfte inwendig
Hert des Booms- fpruyten veele digt bij malkander
gevoegde, zeer,fchoone, en verwonderens-waardi-
ge bleek-groene Takken, welke men, in de aanfehou-
wing van buyten, niet bemerken o f onderfcheyden kan,
vermits ze t’eenemaal digt met zeer bevallijke donker-
groen-geverwde Bladeren, een weynig blinkende, zijn
omvangen, welke veroorzaken , dat men de gemelde
Takken niet onderfcheydentlijk, maar alleen een gebladerde
Top, o f Kroon, kan zien.
Deeze Bladeren verfchillen vrij veel in hare grootte: Geftaltc
zommige zijn twee, drie en vier, andere wel v ijf , zes, derBbde.
zeeven o f acht voeten ‘ lang ; gemeenelijk een weynig reI>!
gelijk als geplöyd, en drie-hoekig, geuts-wijze gevormd
; een vinger, duym, o f twee vingeren breed,
doch voor aan eyndigende in een fpits punt, effen en
flecht. Hebben inwendig geen Aderen : de Subflantie
der Zelve is die Van ’t Riet, o f Sweerdkruyd, niet zeer
ongelijk. In de dikte is ook tuffehen deeze beyde weynig
onderfcheyd. Van naturen ftaanze regt o p , doch
zijn fomtijds aan haar uyterfte een weynig en zeer aardig
neerwaarts gebogen : ruften op geene Steeltjens,
maar komen rondom digt boven malkander als uyt de
Steel voort, wellenze zeer meenigvuldig en digt omhelzen,
gelijk mén in de by gaande Figuur aan de
afzonderlijk geftelde T a k kan zien: aan welke, men gemeen
elijk eene Steel, en niet meer, matig van lengte,
gewaar word ; eerft met veel kleyne Bloemen, daar na
met Vruchten beladen, in ’t begin groen, daar na afch- Gedaante
grauw, eyndelijk, als ze rijp zijn, roodachtig-blinken-
de van verwè; tien, twaalf, en ook meer bij den anderen
te zamen gevoegd. Weegens hare zwaarte han- der Vruch-
genze neerwaarts: zijn van gedaante langwerping-rond,tcn*
zoo dik als een gemeené PrUym, doch ruym zoolang,
van fubftantie vliesachtig, zeer zoet en aangenaam van
fmaak ; inwendig voorzien met eenige draadjens, en
een velachtig blaasje , waar in een langwerpige bruyn- Kerne, of
• geverwde Steen legt, met een diep-ingefneedene regt- Steen,
door-lopende k e r f; ongemeen , ja bijna onverbreeke-
lijk hard; welke echter, in de aarde geftoken, binnen
vier o f v ijf weeken in deeze koude Geweften voortkomt
en uytfpruyt.'
De Cham/eriphes, en Palma minor , Cff lage Ghameri-
Dadelboom, aan zijne Stam zeer zeldzaam ruyo vamhayr,
en niet zoo groot van Bladeren, als de andere foort, boom.
heb ik niet alleen op de voorgedachte wijze u yt Zaad,
o f de K o r l, bekomen , maar ook is mij dezelve in *t
jaar 16^1 uyt Portugal toegezonden geweeft. Deezen
Boom is van een fterker aait, en kan de lucht van onze
Wereld-ftreek beeter verdragen.
Deeze cierlijk en altijd groen blijvende Palm- o f Da- Tlutar. Ub.
del-boom is van zulk een verwonderlijke en edelmoedi- S^ ' q ^
ge natuur, dat hoe men zijne Takken meer bezwaard, 'j>ro. ’
o f die onderdrukken wil door eenig zwaar gewigt, hoe bl. 8.
ze zich daar teegens dies te meer op rechten, en bovenwaarts
rijzen. Door geenerley laft willen ze zich verwonnen
geeven, maar altijd zelfs verwinners blijven.
T e r dier oorzaak hebben de Voor-vaderen in d’oude
eeuwen veeltijds deeze Telgen gebruykt tot Zeege-tee- g
kenen: waar van Voorbeelden genoeg te vinden zijn in ep.n.
de Hiftorien der oude Grieken en Romeynen. Ten tij- Symmxch.
de van L .P ap y rïu s en Sp, C arviliu s, welverdien- ^tnuiutn"
de Burgermeefteren der Stad Romen, als de Samniten m xpol.
verflagen , en hare Steeden dappermoedig ingenomen virgil. 1.3.'
waren, wierden de zeegrijke Overften des Romeynfihen Gl0ri- ^
Heyrs befchonken met Palmtakken ; o f ook met Idee- T°Liviut
deren, gemaakt van deeze Boom , ten teeken van Ub. 1®.
Triumph , en d ’ overwinning, op hare Vijanden be-
E 2 vochten.