
 
        
         
		m 
 K a l f sm u y l ,  ,  K l e ë f k r ü Y d .  W a l s t r o o ,  o f   W e e ,  338  
 K R A C H T E N . 
 •  geeven  in den Hcrfft goed  rijp Zaad,  en  verfter-  
 n  dan. 
 Deeze  -foorten  können  door  geen  'andere  middelen  
 "tamwin-  p a U H H  werden  dan  alleen  doör 't gedagte  haar 1  
 Zaad:  het welk met een warfende Maan van Maert o f   
 Februari**  (w i j l 't  vrij  lan^  blijft  leggen  eer  het  opkomt) 
   niet diep  in  de'  aarde  werd  gezayd.  Pikmaal  
 ook Haat  ’f  neergevallene Zaad  van  zich  zélfs,veelvoudig  
 op  :  waar door mén  al veeltijds  aardige  veranderingen  
 in de  Bloemen gewaar werd. 
 K R   A C H T E N . 
  bewaren de Menfchén- voor de fieeken derScor- ANtirrhinum,  o f  Kalfs'n  
 iuyi,  werd,  gelijk oök  ’t  
 ,  maar alleen uytwendig 
 Zaad ,  noyt  inwendig 
 p 
 Lgebruykt'. 
 De  Bladeren ,  defgelijks  de  Wortelen  ,  bij  zich gedragen, 
 pioenen en allé ander vergif. 
 De  gedagte  Bladeren  gefloten  ,  met  een  weynig  
 ï^Jtotf-.Wijn  vermengd,  en  op  de O ogen gelegt *  maken  een  
 Wil.3f  heldergezigt,cn  verdrijven  alle feheemerlngvan ’tzelve. 
 De  Bladeren  en  Bloemen  vermengd  met  O ly   van  
 Rozen, enPlaefters-wijze op den Buyk gelegt, verwekt'  
 der Vrouwsperfonen Maandflonden,   en  neemt wech dé  
 I  offtijging  van  de  Moeder. 
 Miful.Hifi-  Dt Wortel  in Wijn gezoden ,  en de O ogen  daar mee  
 mtiint.cM. gewaflchen  ,  verjaagd van  dezelve  alle fine rt,  x.eerig-  
 mf)Uj   heyd’,  en  de  traning. 
 W'lJ 9'  ’tUytgeparfle Zap met O ly  van Leliën  vermengd ,  
 en ’t Aangezigt daar mee beflreèken,  maakt  des zelven  
 Hfijd zuyyer en fchooti. 
 L i l   H O O F D S T U K . 
 KLEEFKRUYD. 
 Eeft  deezen  naam  in  ’t  Neederlandfch  
 \ bekomen, vermits het,  door de rauw-  
 heyd der Steelen  én Bladeren,  aan de  
 Kleederen  der  voorbij-gaande  Men-  
 fchen  ,  waar  hét  de  Zélve  aanraakt,  
 vafl blijft hangen.  Werd in  ’t Latijn  
 geheeten A p a r  i n e :  in ’t Hoogduytfch K l e b k r a u t :  
 in ’t Franfch R e b l e   ,  o f  G l a t e r ö N ;  en in  t  Ita-  
 liaanfch Sp e r oNe l L a $  ó f  APARINE. 
 |icr on-  Hier van  zijn mij in haren aart bekend géworden vier  
 Berichey-  onderfclieyde'ne foorten ;  als: 
 |ea  ’  I.  A p a r in e  Vü l g a r i s   m a jo r ,  o f  genteen groot  
 Kleefkruyd.  II.  SeMINE CoR lAN D R Ï  SACCHARA-  
 Ti  ,  o f   Kleefkruyd  met  Zaad  als  Coriander-zuyker.  
 III.  M in im a   m o n t a n a   L u s it a n t c a   ,  o f  zeer  
 klejn  Berg-kleefkruyd  uyt  Portugal:  T V .   A p a r in e   
 i   e x il is s im a   L u s i t a n i c a   ,  o f   alderkjeynfte en  tee-  
 derjle Kleefkruyd  uyt Portugal.  Alle zijn ze van  eeven  
 dezelve  Bouwing  en  Waarneeming.  -  
 Zij  beminnen  een  goede,  zandige aarde  ,  met mati-  
 beÈain-  twee-jarige  Paerdemifl.door-mengd  :  een  opene ,  
 luchtige,  warme,  vrije,  wel ter Zon  geleegene plaats,  
 (alhoewel men  ook het  gemeenegroote Kleefkruyd zeer  
 veel  in fchaduwachtige  plaatzen  ziët groeyèn)  en niet  
 te veel vochtigheyd.  Geeven,  bij  goede Zomers,  in  
 den  Herffl  volkomen  rijp  Zaad  ;  en  verftervén  dan  
 door een kleyne Rijp,  o f  veel koude Herffl-reegenen. 
 Moeten  derhalven  ieder Voorjaar  ,  met een wafTen-  
 de Maan Van Apr il,  óp  nieuws weer in Potten  geZayd,  
 cn niét verplant werden  anders  zoudén  ze geenzins  in  
 deeze koude Geweflen  eenig  rijp Zaadiaonnzn geeven;  
 ehalvett  ’t gemelde gemeene Kleefkruyd;;  *t welk ieder  
 Zomer  overvloedig Zaad  voort-brengcnde  ,  en  op  de  
 aarde latende  vallen,  niet gezayd behoefd  te zijn „  ver-  
 mits  l^t  van  zelfs  genoeg  opflaat. 
 ' Wa t 
 ■ en aarde 
 K; 
 Leefkruyd,  o f  Aparine ,  is  droog  en  warm  in  GA. I. Bw.'  
 dén  eerflen  Graad  ;  daar  beneevens  dun  van  
 Deelen. 
 De  Bladeren  gekneufd  ,  en  op  de  Wonden  g elegt,  p/,a. /,  
 doet  het  bloeden  dei*  zelve ophouden.  Met Varkens- c.f.  
 reuzel vermengd i  en  dan gedaan  op  allerley  Zweer en. 
 Klieren,  en andere hardigheeden,  doen de  zelve fchey-  
 den,  verteeren ,  en geneezen.  , 
 Twee Drachmen van  ’t Zap niet Wijn  ingënomén  ,  Diofc.  I. 3.’  
 heeld de fleeken  van  Spinnèn  ,  Scorpioenen ,  Slangen ,  cj i0£j-  
 en diergelijke  giftige j  quaadaardige Dieren,  ’t Zelve Hift.il.  ci  
 Zap in de O oren gedaan .-3  is  zeer goed  teegens de  Oor-  14.  
 Jhterten. 
 Eenige  malen  door  den  dag  gedronken van  ’t gedi- Frag.  I.  1.1  
 flilleerde Water deezer Plant,  ftild allerley  Éloed-loop, c' 1  'r'  
 en  is  zeer; dienftig  teegens  de  Geelzugt.  Verdrijft  de  Dodo».  I.  
 hitte  der Kankef;  en  is  zeer  goed  teegens  ’t Pleuris  ,  u . c.ij».  
 wanneer men  ?t  drinkt in  ’t begin van  deeze quaal. 
 ’  ’ t Poeder  der  gedroogde Bladeren  op  de Wonden  ge-  
 ftroyd,  geneeft  ze. 
 L U I   H O O F D S T U K ; 
 WALSTROO,  of  WEE. 
 dit  Walfln 
 l-Eeze  Plant  werd  in  ’t  Neederlandfch* j Vcrfchcy-;  
 p  mijns weëtens, met  geen  andere  als dee- de i3atIicil#,  
 ze namen genoemd.  In het Latijn geheeten  
 G a l l iu m ,  o f   G a l a t iu m ,  
 na  ’t Griekfche woord yaha ,  het welk  
 zoo  veel  als  Melk  beteekend  :  Want  
 in M eW  gedaan >  doet dezelve ,  in  plaats  
 van Stremzel,  runnen,  o f  zich  fcheydën.  In  ’t Hoog-  
 duytfch,  M e g e r k r a u t  j  o f  ook W a l s t r o . ,  en  
 u n se r   F r a uw e n   B e t t s t r o   :  [welken  naam  het  
 öok  in  zommige Neederlandfche Provintien voerd  in  
 *tFranfch  p e t i t  M u g u e t ,  o f  G a l l e r i e  j  en in  ’t  
 Ita,liaanfch G alioi. 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren aart  bekend  drie  onder-Drie ver-  
 fcheydene  fo o r t e n t e  weeten:  -  -A T  ,  ^chcy_ 
 I.  G a l l iu m   lu teum  ,  o f  Wajftfoo met geele B loe-^®ox~  
 men.  I I.  G a l l iu m   a l b um   j  b f  Walflroo  meteen  
 witte  Bloem.  III.  G a l l iu m  • fló -r e :  Rubr o   ,  b f   
 Walflroo  met  een  roode  Bloem.  \  Niet  alle  zijn ze  van  
 eeven  dezelve  Queekjng  een  Waarneeming. 
 Het  G a l l iu m   l u t e u m ,  o f   Walflroo  met  geele Wat voor  
 Bloemen,  .bemind  een  zandige,  -goede,- gemeene,  ta- eenaarde  
 melijk-wel  gemeftte  en  vochtige  aarde  i  één  opene,  
 luchtige,  vrije,  drooge,  genoegzaam  ter Zon geleegene  
 plaats,  en  reedelijk veel  vochtigheyd. 
 Het G a l l iu m   a l bum   ,  in  ’t Neederlandfch witte eUc  i n ' r ’  
 Wee9  o f  Wdlftroo,  met witte  Bloemen  ,  begeerd in-tee-i- bijzonder  
 géndeel een  luchtige,  zandige,  wel-gemeftte ëh  vochtige  
 aarde;  ook een  opene, bequaam  ter Zon  geleegene  
 plaats. 
 Het  G a l l iu m   f l o r e   r u b r o   ,  o f  Walflroo met bemind.  
 roode Bloemen ,  zijnde  teederder  als de twee  voorige  
 lieft een v rije,  warme  en w e l ter Zon  ftaande1 plaats ?  
 een Zandige  grond *  dopr-mengd met  twee-jarige  Paer-  
 demift,  en een weynig Mol van  verrotte Boóm-blade-  
 ren.  Verdraagd ongeerne koude Herffl-reegenen o f  fier*  
 ke Vorft.  Moet derhalven,  in een  Pot geplant Zijnde, Waarnee-  
 ’s Winters binnehs  hüys werden  gebragt, op een gantfch ™ ^ cc'er  
 luchtigè  plaats,-waar in  niet als bij  vriezend Weër werd  föort,  
 gevuurd; onderhouden met weynig lauw-gemaakt Ree-  
 gen-water;  en  niét  voor April weèr  buyten  zijn  gefield; 
   De andere twee  foorten,  zijnde  van  een  harder  
 aart,  können  niet  alleen  veele Reegenen,  maar ook fler-  
 ke koude,  eil  alle andere ongeleegentheeden der Winter,  
 zonder  eenige  fchade,  uytftaafi. 
 Y   Zij