De voorfieniae gunfte der Ed. Mogende 1 Lands Staten had ons reeds moed en
hope gegeven, d a r b ij, met de felve edelaardigheid, met W k e voor den Godgeleerden
Stoel geforgt w , eerftdaags de vakken, door afhjv.ghad en vertrek onfer W
ve amptgenootel in andere keringen nog ongevuld, zouden Hoppen, en drt vertrouwen
lat loo diep in onfe harten, dat wij over eenrg nieuw aanftaande ongeval wei-.
1 bekommert Ichenen. Terwijl alle vrome en fu lk e , welke niets liever rs dan
datfe in defe gewijde plaatfe d’aloude glans herlteld fagen, dit bedenken.; fie daar
J (wakke ftand8 der ftervelrngen!) beloopt ons de droevige en onverwagre mare des
doods van den feer vermaarden Heere, onfen Stoelbroeder, Abraham Mmtmg,)Hen-
riksfoon, Arts, en Meefter der vrije konden, die x x iv jaren lang m.defe Hooge
Schok met grooten lo f de Kruidkunde heeft gekeraart, en in den lieffehjken Tuin
fijne toehoorderen onderwefen. Zoo' word ons gantfcl^ leven met fmarte en bhjd-
fchan vermengd. Zulk een verlies van brave Mannen, t welk de Akademie, en de
zekerde Wereld treft, is des te fwaarder ; om dat in foo grooten menigte van geletterde
, weinige te vinden fijn 1 te regr tot dit leerampt bequaam , e n die m allen
deele der verwachtinge konnen voldoen. Daarom me heeft men den voortreffelijke Mannen
die door preuven des verftands hun felven der vergetelheid hebben onttogen,
altijd groote'eere bewefen I en onfe Voorouderen vonden geraden dat m en , na de
uitgediende levenstijd, met het doen van een Lijkreden gedagtemffe hield, hoe veel de
nakomelingfchap aan hunne verdienften fehuldig was. , ..
O p fuik een gewoonte, in de Hooge Scholen Hand grijpende , is in den Aka-
demi Raad befloten I defe eere ook te bewijfen aan onfen waarden Amptgenoot,
voor weinige dagen overleden, en ter aarde gebragt; met b e v e l, dat ik die fchuldige
liefde-plicht foude waarnemen.
*k Wende voorwaar, dat die laft iemand anders ware o p g ek g t, die rijper van ja-
ren met den Man van kindsbeen afkenniffe en gemeenfaamheid had onderhouden,
(onderling, om dat ik felf, ten tijde , als mij de mare ter ooren quam, onpaffelijk
was- maar dewijl het den Raad., en mijne feer lieve Stoelbroederen, dus gelieft
h e e ft, hebbe ik liever met gedienftigheid , dan weigering mijne genegentheid jegens
den afgeftorvenen willen betoonen. Des verfoeke i k , Toehoorderen, deunende op
uwe goedwilligheid,, dat gij mij komt hooren met die fu g t , en v l i j t , met welke
voor defen toe mijnen Amptgenoot quamen de liefhebbers van fijne lekkernijen ,
wanneer hij in 1 lieffelijkfte jaar-faifoen g in die geurige Kruidhoven befig was met de
aantrekkelijkheden der Planten t’ontvouwen: en dit vertrouwen fcheppe ïku it uwetoe-
genegentheid en hoogachting voorden Overledenen. , ^ ..
I Ons’ waarde Amptgenoot heeft tot fijn geboorten-erf en bakermat ( op dat ik
hier van een aanvang neme) met mij gemeen gehad, defe Stad [G ro en in g en ] al-
omme door de jaarkronijken en-gedenklchnften van brave geeften vermaard, dewelke,
behalven hare aloude eer, bijna haar ftigting gelijk, nog oplangs door t verdedigen
harer vrijheid, en affehudden van ’t gedreigde jok der vijanden eenen onfterftelijkcn
roem verkregen heeft. . . , i
In defe fier oude en bloeijende Stad fag hij de ecrftemaal het licht opden x .x . dag
van Zomermaand des jaars M D C X X V I . V Aanfien fijner afkomft behoeft urt
neen -langen réex berookte Bedden, en Zaal derende Konterfeitfels gehaak te werden;
dewijl het genoeg j s , dat fijne Voorouders van menfchcn-geheugeniffe a f (eer deugdelijke
en hooggeachte borgeren defer Stad fijn geweeft. Zijn Vader was de vermaarde
Heer Henrik M u n t mg, A r ts , en in defen gewijden tempel der Zanggodinnen Hoog-
leeraar der Kruid- en Scheykunde , die in een achtjarige reife door bijna gantlch ta -
rope, Engeland, Vramktijk, kalien, Hoogdnitfchland, e n d o o r ’t werven van de ge-
leerdfte, en vermaardfte mannen in de Kruid- en Scheikunde aldaar tot fijne vrienden,
een volflage kenniffe van de Planten en Kruiden verkregen heeft. Zulx dat h i j , weder
t’huis gekomen, een fake beffend, die met lichtelijk voor een gemeen man is na
° tc
te volgen, en bij de nakomelingen grooter roem als geloof lal erlangen. Namcdtlijk
hij kocht een groot erf, en ruimen grond, waar inne hij met fwaren arbeid, en ovet-
groote koffen, die hij uic fijne inkomften , en artlêny-oeffening jaarlijks befchaarde,
leer vermakelijk d’uitgcielênffe , en al de wereld door gelogte Struiken, en Planten ,
den liefhebberen, die tot hem quarnen, vertoonde , en elk een aanlokte, wien iets
van dien Tuin was ter ooren gekomen. Sijn loffelijk oplet ontbrak ook geen geluk.
Want door ’t houden van brief-gemeenlchap met de wijdberoemfte Kruidkenners,
met welke hij in vele Vorften- en Koninks-hoven leer gemeenlamelijk had omgegaan,
verlamelde hij lbo groot een overvloed van Planten en Struiken, dat die Tuin in getal
en feldlaamheyd derfelver binnen korten tijd aangroeide boven den Haat van eenig borger,
en nu van Vorften befogt wierd; om dat lij uit het gerucht, daar van verlpreid,
reeds veiftaan hadden, dat in dien grond gevonden wierd, ’t welk uit de ruimtens van
hare landwoningen, en Vorften Tuinen niet te halen was. Dus konde die T u in , door
welke dagelijks loo vele doorluchtige perlbonaadjes gaande gemaakt wierden, en die bij
inheemlche en uitheemlche lbo veel naams had, niet langer hem alleen in ’t bijlbnder
eigen blijven. Weshalven, omme de verdienften des grooten mans te erkennen, terwijl
hij door een drift v o o r ’t gemeenebeft, tot het aanleggen, en volvoeren van fuik
een noodigen werk ( londerling voor de Akademie, aan welkers cieraad dit alleen fcheen
te ontbreken) was voorrgelèt; hebben de Ed. Mogende ’s Lands Staten in ’t een- en
veertigfte jaar deler eeuwe hem van lêlf opgedragen, eerftelijk den titel van ’s Lands
Kruidkenner, met een jaarlijks Ibldy, tot vergoeding der tuin kollen; daarna in den
jare c lo lo c LIV- ’t Hoogleeraarfchap der Kruid- en Scheikunde , met geen kleine
verhooging van fijn jaarlijklê wedde, dewijl lij lagen, dat de vorige niet genoeg
ftrekte voor de onkoften, die hij jaar in jaar uit aan de heerlijkheid van den H o f
befteedde.
En dit ampt heeft hij met de hooglte lo f , en tot dienfte van dit treffelijk gemeenebeft
tot fijnen llerfdag toe bedient, met alle gunft van 's Lands Vaderen gekoe-
fterd, gelijk fuik een verdiende, die met lbo groote gaven van de Natuur en Fortuin
liever fijn Vaderftad, dan eenige vreemde wilde tot eere ftrekken, hebbende dog
foodanige gaven van de Natuur verkregen, dat hij over al in feer groote achting foude
geweeft fijn, ’t lij waar hij gekomen was.
Uit fuik een Vader gefproten, en onder eigen dake konnende leeren, moeit hij een
groot behulp hebben , wilde hij t’eeniger tijd in fijn ’s Vaders wetenlchappen onder-
welên worden. Sijn Moeder was EJiber Renemans, Vrouwe van leer eerbare feden, en
groote godvrucht , dogter van den achtb. Johan Reneman, Krijgsmonlterheer , en
Schatbewaarder van d’Ommelanden. T o t een Grootvader had hij Joris Mmting ,
een feer eerlijk Koopman, man van aanfien, en die om ftrijd met den alouden Miron
in goude en filvere vaten te drijven, en daar inne te graveren tot de eigenaardigfte navolging
de nature toe ten uiterfte feer bedreven was; en fijn Grootmoeder was Maga-
rete Lalevinh, een vrouwe van geen minderen Hand en eerbaarheid.
Sijn Vader liet na, als hij llo r f, van fijne veertien kinderen ( acht Dochteren en fes
Sonen, welk een vruchtbaren teelt?) behalven onfen amptgenoot, nog drie Dochters,
welker twee aan feer eerlame Borgeren defer Stad , de derde aan een Kruidmenger in
Ooft-Frielland getrouwt fijn.
Van kindsbeen a f wierd ons’ Amptgenoot onder de oogen fijner ouderen in alle goede
feden opgetogen , en foo haalt het fijne jaren toelieten, gaven’ d’ouders , welke
de lorge hunner kinderen diep aan ’t hart lag, hem vroeg aan ’t leeren der vrije kon-
ften over. Hij volleerde d’eerlte beginlfelen , en doorliep de Latijnfehe Scholen , tot
dat hij in den jare d o Idc X L V . op den 15. van Loumaand, en in 't achtiende jaar
fijns ouderdoms, in fijne Vaderlandfche Hooge Schole onder den rang der Akademi-
feholieren aangeteikend wierd, als de feer vermaarde Heere Samuel Marejius , Hoog-
leeraar der H. Godgeleertheid, ’s Lands School voogd was.
* * * 1 D us