B e s c h a v i n g v a n
doch de twee andere Soorten krijgen in ’t laatfte van de
Maand Matrt aan hare korte en teedere Takjehs.üeè-
v en, agt, o f noch meer, kleyne bleék-groene Bloemt-
jtn s , in een ronde, platachtigè Knop t'zaam-gevoè|d;
Hebben in ’t midden eenige tamelijk-langè; opgaande,
witte draadjens, boven voorzien met donker-roodé
j j j i j met langwerpige knopjens. Als zé veele dagen open geftaan
Bloemen, hebben, vergaan ze eyndelijk in haar zélven C nalatende
verfcheyde na bij malkander hangende ronde Zaad-,
blaasjens, de voorgedachte gelijkvormig-;
Aan win- ' D e « dit Z a a i wórden al de genoemde foorten Van
uilig. Hoornen zeer bCquamelijk aangewonnen op de volgende
wijze. 1 - ■ . iv -- ' ,
Hoe zulks Neem een Ak ker, o f ftuk Land , zoo' groot als gij'
f H S w i lt : werp het wel te deegen-om , en maft het op
fchied. nieuws: zay’er dan ’t Zaad luchtig en hol op, met een
waffende p f afgaande Maan van Septèmbir, Oiïobfr,'
(XMoert', tuffehen 't eerfte Omtrtieren voUe Maan,
o f ’t laaffle Ouartief. .Bedek he f dan genoeg met aare
de, eevenwefzulkef wijze, dat het niet meer als .eeri
vinger-breed diep daar onder komé fe leggen.
Waarticc- De jonge Boomtjens, welke Uyt dit Zaad opkomen,
ming on-, moet men, indien mèn wil datze' haaltig en regt op
frent Je 2u]]eh wafl-eI)) froeyen, eniéder^aar,: turfchen ’teetfte
Bo”oSmt- Quartier en de volle Maan in de maand KebrmriUs,
jens, en haar beneémen al hare xiijde-takjèns. O o k moet men
derzelver ze ten mjnfJen v jjf 0f zes jaren op dezelve plaats onver-
S . ' ' roerd laten'ftaan'; 'en dan zal méii’er zeer fchoóne
DE- B o o MEN, I B t> E K , 88
kookt. Eeven deèze vocHtigheyd maakt een zuyver
Vél, en verdrijft! de fprbèteletl, vlekken en andere mij-
flandcn in de - De huyd.des aangezichts. Bladeren, in den. Herffi geplukt ,i: gedroogd , Bladcrcu,
en met wat Draf vermengd’, maken de ZarkemteX.
Boomen van krijgen. - Zóó dikmaal- men dezelve wil
■ verplanten , moet zulks t'elkens gëfchieden teegens dé
volle Maan, verflik ze dan beeterbekhjven’, aangrdeypri,
en vader Hout Zetten: döth men moet ook de Koppen,
eh de dikfte langfteWortelen voor een wéynig aifnijri
den i maar als dtkkjtt Hoornen vetplant worden , moet
men ze noodwendig boven gantfchelijk^kpppen, en piet
eeri afgaande Maan verzetten.
Andere Men kan haar ook aanwinnen door hare bij de W onwijze
van tel üytiopende jonge- Schenten '. doch-weynig. werd
aanwin- j eeze manjer m -t Werk gefield j wijl’èf zeef zèAengoede
nlng- Hoornen van worden opgequeekt; ten ware dan met
groote azflgèwefldde ffipeyte. ; ’
En waar Eevenwelzijn cleeje, .boven dc-andere, Ijequaam,
toe dan be- om’er kleyne en dichte Hagen van .te maken ,- tot éen
1uaam- . aangename verluftiging yo p r/ t gezicht .:. men kan ze
zeer net, en bok dikmaal, feheeren, met een afgaan-
- de Maan , om niet Weer' zoo derk te konnen uyt-
fcliicten.
Wederom Maar dan noch kan meri déezé Hoornen eeven boven
een andere de grond afkappên: Waar op ze bij &e'Wórtcl weer uyt-
aanwin- ]ópen. Deeze jonge Scheuten, m e r éetr M e s , ge-
mngs-wij- men Je 4 „g eijerc„ doed, ingefhéeden yattënKg-
telijk Wortelen;. en konnen ook deèzer wijze aange-,
wonnen werden.
K R A C H T E N.
Cal. lib. Bladeren deezer Boonten zijn Verdrogende ,
simp. I 1 te zamen-trekkende, en dikmakende van aart.
J4W.8. Gefloten , geneezenze dz wonden. Met Edik
Ub. 3.fol. vermengd, verdrijven zé allétrey -Schurftigbeyd en Mer
407. laatsheyd. In Water gezoden, en daar mee gefloofd,
Dtofc.ltb. i . 0£ gjgys -n gebaad, zijn ze zeer dienftig tot eeq fpoedige ’
eap. 111. g£neezj]j}g der géborfienè o f gebrokene armen en beenén.
Een once zwaarte van de gedroogde Boft deezes Booms
" met Wijn ingenomen , jaagd uyt de koude, fitjmërige
Tlin.lib. cn v>aterz,uchti£evochtigheeden. De Bajl van de Wor-
34. cap. 8. Jei jn Wijn geZoden , en op de verbrandheyd ge-
legt, gèneeft dezelve: doed ook geen lidteekenenovex-
blijven.
Lufitan.Ub. Doeken, o f Banden > nat gemaakt in de taye vochi
, enarrat. tigheyd , welke men in de Blaasjens v in d , en bequa-
clfalpin. melijk gebonden op de gefcheurdheyd ofbreuk der jon-
Tlant. lib. ge kinderen, genéeft dezelve. Deezé kracht heeft ook
de röode W ijn , waar in de geheele Blaasjens zijn ge-
■ f Zap, o f dé vocbtighejd, welke vloeytTityt 't Pit Ma*, m.
o f A/irrirdeezes Booms, als h ij, noch groen . Werd doof- 'it-
gehouwen, doèd ’t Hoojd-hayr groeyen, en verhinderd
de üytvalling van ’t zelve.
xxxyiix lï ö o r- d s t u k .
MACERBOOM.
der OUDEN.
Roeyd van naturen tót een hoöge en chrifl. 1
\ fterke Boóiii j' niet in deèze Gfewefteri,
^ maar in vérfchèydene Oordenvan Oofi- cap ^ '
^ Indien ; ;alSy in Cochin , Malacca ,
w* Alalabar , -en'meer andère1 Eylah-
Yóérd lil ’t Neederlandfch de hier boven gefielde Verfctrey.
Naam; maar werd in ’t Latijn geheeten M aObr ar1-
* 0 * A ü fio y bR UM , venriits de Ondo Griebe», als •
D ióscorA iÈs , -en GALENtis, daar van geWaghebbeh Gal U.
g emaakt;;'Van Pl-in iUs- werd hij genoèmd'MAciRf sip : l-
en MACiswan A v ic BnMA! van andere A rbor sah- A f
‘CTA, o f A rbor d y s e n t e r ie : van de IndianenMA-
■ó s b , M a g riïyr e , Io f ooh A r'börb de sünctó tho-
"ME, en van de Italianen M aoBr o .
t .* Deezé Boomen krijgen fterke, dikke en'veelvuldige Wortelen
-Wortelen, Av aarde zéér doorlopende': hèbbenëendikt B“ 0z“e|]_
i e , obeffenê, harde Baß, inwendig w it,- van-buyten
‘pfchgraüw: J s ze noch'varfch zijn, geviild; met een
melkachtig Zap , doch dat daar na geelachtig werd.
Zijn zeer te'zamen-trekkende van aart. In dembndgér
knauwd, bijten ze een weynig op de to n g .-
-f :Ü y t deezé komt mèt’er'tijd een dikke ,• staméifene
Stam' Voort, ontvangen van eefi u y t 1 den grijk
Zen roodachtige Ba/, ä heeft na boven toe véélè Tkfó. Takken.;
ken, met éen- w ita ch tig^ p van binnen, gplijk de Moer-
be^ienboom , uyt welke de Bladeren , nu-uyt de eene,
dan u y t de andere zijde dér-zèlvé , boVen ihalkander ,
ook wel twee teegens over dén anderen, voortkbmeit,
èn Zoo wel regt ppftaande ! als een weynig neerwaarts
hangende, adngrpeyen. - Zijn v ijf , zes,"’ook wel zeez Goten»,
ven vihgereri-bréedte-lang, achter twee vingeren, wat j“ . ' -
meer o f min, breed; .en allenskens fmaller toelopende;
tot dat ze Voor in èen fpits punt eyndigen. Zomtijds.
zijnze vefcièrd-' mèt teedéMiigénieedene, o f rondach-
rig-getanddè fänden. Rrlften óp -korte fteeltjehs t aan
de boveOfté v; o f na de’ Zon gekeerde zijde;, donker
groen, en een weynig blinkende ; aan dé andere véél
bleeker : in ’t midden hebben Ze een regt-doorlopendé
groote Ad er, o f Rngg‘ > Waar u y t ter zijden veelekley-
ne vobrtfchieten: in ’t aanraken vind’ men ze een wey- '
nig h a rd ,-ó f rauw van aart;.
De Macerboom gééft van naturen geen Bloemen, ge- Geeven
lijk andere B oomo ); maars, op de wijze der Ipen o f gKnB‘oe’
Olmen, in ’t midden vaii zommige Bladeren een blaasje,
die van de gedachte Ipen boom niet origelijk, doch Wel
zoo breed, en w a t platter, zoo rond en groot als een
Brabandfchê ffüyver; beftaande Uyt twee witte, dunne
en teedèrë te zaam-gevoegde Hellet jens , tuffehen
welke in een kleyn Blaasje een dun eri plat Zaadbeüo- Zood-
: ten le g t : heeft de gedaante van een Hert, de grootte bl“ Jcns'
, van een Duyt.h,alsr j rijp |s ,\Ziet mért't geelVerwig :
,is van een zeer lieflijke, en gantfeh aangename fmaak;
daar in te boven gaande de Korten der Abrikozen , en ,
de Amandelen. Wanneer dit Zaad zijne Vólkomen-
heyd heeft verkreegen, valt het van zelfs Egtelijk op fifei.
de aarde neer, flaat weer dp, en vermeerderd dtis zich
zelven, zonder eenige menfehelijke hulp.
De