
 
        
         
		Grond.  D e ez è   foorten  beminnen  o o k   een  g o e d e ,  zandige  
 g r o n d >  met  twee-jarige Paerdcmift,  en  't  M o l  van  verro 
 t te   Boombladeren  d o o rm e n g t :  een  gantfeh  warme  
 plaats >  en  veel  Water.  Verliezen  n o y t   hare  Bladeren',  
 ten  z ij z e   z ich   in  n o o d   van  g eb rek ’,  V e rd erv in g ,  o f   
 krachtcloosheyd  bevinden.  Anders  blij ven ze   gedurig  
 groen,   en erven jeugdig, 
 K R A C H T E N . 
 Aart.  *~ T m*E u c r i*m  is verwarmende en verdrogende van  aart» 
 I   in  den  derden graad. 
 Dhfc.  I .3.  In  W ijn   g e zo d en ,  en  daar van  gedronken  ,  o f 
 GaUn  Ui  ^et  Poee^er  der  gedroogde  Bladeren met W ijn   o f  eenig  
 simp. S. *  ander nat  in genomen,   verwekt  der  Vro uw en   M a a n d -   
 uipnl.  hifi. jjonden:  drijft  het wa te r  der  Blaas  v o o r t :  neemt w e ch   
 Tl.  c. 14*  de  verfiopping  van  het  In g ew an d :  Maakt dun  alle g ro-  
 c.r&   r *  ve  vochtigheeden ;  brengt weer te  reg t  een  verharde  o f   
 gezwollene  M i l t ;  is  go ed   v o o r   de  gefpannene  Zeenu-   
 iv e n ;  de  gebreeken  van  Leever en Longe,  de  Hoefi  ;  
 een  eerft  aankomende  W a te rzu ch t;  de M a a g ;  de pijn  
 de r Z ijd e n   ,  en  der Heupen  ;  o o k .in   ’t  wa te r  maken  ;  
 defgelijks  v o o r   de  geene  die  van  binnen  geborfien  zijn.  
 V e r lich t   daarenboven  den  a rbe jd  der  barende  Vrouwen  
 3  en  zu y v e rd  h et  Bloed.  • 
 Tlin.  I.16.  D e  Bladeren  g eflo ten  ,   met  H o n ig  v erm en gt;  dan  
 c' ^   g ele g t  op  oude zeeren  en  vuyle  zweeren  ;  defgelijks  op  
 d e   beet en  en  fieeken der Adderen,  Slangen,  en  anderer  
 giftige D ie ren,  geneezen  de  z e lv e ;  d o ch   met E d ik   op  
 d e  wonden  gedaan. 
 D e   Bladeren  met  M e e l  van  L u p yn en   in  lo o g e   gek 
 o o k t  3  en  daar  mee  gewaflehen  ,  r e yn ig t   h et   Hoofd  
 van  alle vuyligheyd, en Schubben o f  Schiljfcren. 
 C C C C X L V I I I   H O O F D S T U K . T  H  A  P  S  I  A. 
 Namen.  j j p g A g g g jfe E t   deezen  naam  z o o   w e l  in  het^ ee~ 
 hoewel  ook  van  Matthias de L o-  
 bel geheeten T urbith  G allicum; 
 maar  van  de  Italianen  T hassia  genoemd. 
   1 
 Verfchey-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  
 jmderB’kê  verfckeydene  aarc%e  veranderlijke  foorten  ;  nament-  
 iborten.  hjk  : 
 I.  T hapsia  major  latifolia  prima  C lusii ,  
 o f  groote br_eed-bladerige  Thapfia,  zijnde  de eerfle fbort  
 v a n   C arolus  C lusius.  I I .   Major  sécunda  la-  
 tifolïa C lusii,  o f  tweede fbort v an   den zelven C lusius  
 met  breede  Bladeren,  I I I .   Minor  latifolia  
 Peloponnensis ,   o f  klejne breed-bladerige Thapfia  v an   
 Peloponnefus.  I V .   Major  a n g u s t i f o l ia   g  lab r a ,  
 o f  groote  Thapfia  met  jmalle  blinkende  'Bladeren.  V .  
 Major  angustifolia  minus  glabra ,  o f   groote  
 Thapfia met fm a lle ,  en minder blinkende  Bladeren.  V I .   
 A ngustifolia  media ,   o f  middelfbort  van  fmalge-  
 bladerde  Thapfia.  V I I .   A ngustifolia  minor  ,  o f   
 klejne fmal-gebladerde Thapfia.  V I I I .   T hapsia  te-  
 nuifolia  minima  ,  o f   alderklejnfie fmal-gebladerde  
 Thapfia.  M e e ft  alle z ijn z e  van  eeven  de  zelv e   ‘Bouwing  
 en JVaarneeming. 
 Grond.  Z i j  beminnen  een  g o e d e ,  gemeene  ,  zandige  ,  *t  z ij  
 w e l,   o f  m a tig ,  o f  w e yn ig  gemeftte aarde ï  een warme,  
 genoegzaam  ter  Z o n   geleegene  p laats ,   en veel W a te r ,  
 o f  o o k  geen  o v e rv lo ed ig e  v o ch tig h e y d . 
 Bloeying.  W o rd en  van  naturen  zeer o u d .  Bloejen dikm aal,  en  
 geeven  om  de  tweede  ,  o o k   w e l  ieder Z om e r,  v o lk o - 
 7-aqd  men  rijp  Zaad,  uytgezonderd  het  T hapsia  minor  
 latifolia  Peloponnensis,  o f   klejne  breedbladerige  
 Thapfia  v an   Peloponnefus  ,   welke  foort  bij  mij  noch 
 n o y t   h e e ftgebloeyd,  onaangezien  de  zelve  nu  alreeds,  
 terw ijl  ik   dit  f c h r i j f ,   neegen ja re n   lang mijne  zorg e  en  
 waarneeming  is  onderworpen  g eweeft. 
 Verdragen  felle Vbrfi,  en  allerley andere ongelecgent- Hardheyd*  
 heeden  der  Winter;  inzonderheyd  als  men ze  bedekt  
 met  d ro o g   T u r fm u l ,   en  Pannen  daar  o v e r l e g t ,   om   
 niet  nat  te  konnen  worden.  Verliezen  hare  Bladeren  
 niet  v o o r   teegens  de  W in te r.  W o rd en  o o k   gemee- Aanwm-  
 nelijk  alleen aangewonnen  en  vermeenigvuldigdd o o r  haar mD^‘  
 Z a a d   ( w e yn ig  d oor  hare Wortelen) ;   ’ t  w e lk   mét  een  
 wallende Maan van  OÜober o ï  F eb ru a riu s ,  vermits  het  
 lang  in  de  aarde  b l i j f t ,   in  een  P o t  w o rd   g e z a y d ,  ontrent  
 een  kleyne   vingerbreedte  diep. 
 Zij  worden  al  te  zamen  in Augufius  ( ’t  Z a a d  rijp  Tijd  van  
 g ewo rden  z ijn d e )   indien  iemand  zulks  g e lie fd ,  opge-  de.  °Pnce*  
 nomen  ,  en  terftond  weer  geplant.  W an t   men  hee ft J j^ rd c .  
 onde rvonden, dat  dit  de bequaamfte  t ijd  is ,  om   zu lk s  te  
 verrigten.  J a  o o k ,   men  le gt ze w e l d ro o g   in  een  do o s ,  
 en men  zendze waar heenen men w i l :  ' t  w e lk  o p  andere  
 tijden  zonder  fchade niet kan  gefchieden.  M e n   mag z e   
 o o k   w e l  in  ’ t   V o o rja a r,  m e t  een wallende Maan  v an  
 M a e r t ,*  u y t   de  aarde neemen  ;  d o ch   *t  zal niet  zonder  
 gevaar  zijn .  G e e v en   dan  o o k   geene  Bloemen  w e er ,   
 v o o r   in  ’ t   tweede  jaar daar na.  Derhalven  de  eerft-ge-  
 noemde  t i jd ,   als  de  b eq u a am fte ,   b ehoord g e v o lg d   en  
 waargenomen  te  worden. 
 H e t   T hapsia  minor  latifolia  Peloponnen- Kleyne  
 s i s ,   o f   kleyne  breed-bladerige  Thapfia  v an   Peloponne- breed-bla-  
 f u s ,   g ee ft   m  ieder  H e r f f i,  o o k  v ro e g  in  e lk   Voorjaar,  
 u y t   hare  niet  zeer  d ik k e ,   ro n d e ,  b ru yn -v e rw ig e ,  en  vanPdo-  
 onder  fpits  toegaande Wortel n ieuwe Bladeren;  op  v e r - porinefus.  
 re na niet  z o o   g r o o t ,   lang  en  b reed ,  o o k   niet z o o   zeer  
 ingezaagd,  als  die  van  de  tw ee  v oorgemelde  foorten  :  
 eerft een  alleen, een  halve v ing e r  lan g ,  een  d u ym   breed,  
 eri  v o o r   ftornp  toelopende  :  daar  na  no ch   e en ,  maar  
 w a t   fmaller; o o k  v o o r  in  een  langer  en  fpitzer  p u n te y n -   
 d ig end e :  dan wederom  een  andere,  in  drieën  h o l  ged 
 e eld ;  waar v an ’t  middenfte  h et  g r o o t f t e ,   e ch te r niet  
 w e l  een  k leyn e  v ing e r   breed  is ;   de  tw ee  onderfte  fmal,  
 een  ftro o  b reed,  d o ch  al  te  zamen  v o o r   fpitsachtig  toeg 
 aande,  en  ru ym  een  v ing erlid  lang  z ijn.  V e rvo lg en s  Gedaante  
 weer  een ,  in  v i j f  deelen  g e fch e yd en ;  alle w a t  breedér  ,  der  Blade-  
 en  alleenlijk  het  voor-aanftaandè  h et  langfte.  E y n d e - rcn*  
 lijk   v o o r   *t  la a t fte e n ,  o f  m eer,  in  zeeven  deelen  gefcheyden  
 ;  van w e lke  de  tw ee   onderfte  de  breedfte  en  
 langfte  ;  de  twee  volgende  ong elijk >  te. w eeten  ’t   eene  
 veel  fmaller  als  ’ t   andere,  gezien  w o rd en ;  de  ov e rige   
 tw ee   vo lgende  de  k o r tfte   en  fm a lfte ,  o o k  Sc  een  w a t   
 breeder als  *t  ander,  d o ch  b ey d e   onde r als met  Tleuge  
 len  vo o r zien ;  tufleh en ,we lk e   het  b o v en fte  alleen  f t a a t ,   
 w é l ,z o o   k o r t ,   d o c h   *t  breedfte  van  a lle n ,  en  v o o r   
 rondachtig   eyndigende.  A l   te  zamen  ruften ze op   rond 
 e ,   d o ch   geen  zeer  lange  Steelen  ;  alle  vo o r tk om en d e   
 u y t   een  H e r t  d ig t   bij  malkander.  Z ijn   een  w e yn ig   
 blinkende u y t  den  groenen  b lauwachtig   ;  en  m e t  zeer  
 f c h o o n e ,   te ed e re ,   g elijk   als  geveederde  Aderen  inw 
 end ig   v o o r z ien :  aan  hare  randen  gantfeh  ( le g t ;  z om -   
 rijds  echter  een w e yn ig  om g e k ru ld :  u y t   welker binnen-  
 fte  H e r t  in  deeze onze Gew eften  n o y t   eenige  Bloemen  
 .  vo o rtfehieten. 
 ,  D e e z e   fo o r t  is  teeder  van  aart.  Kan  op geenerley Hoe  in de  
 wijs   eenige  felle  Vbrfi  verdragen.  W o r d   de rh a lv en ,   w *inter  
 in  een  P o t   g ez e t   z ijn d e ,  ’s  Winters  binnens  hu ys   op  
 een  bequame lu ch tig e  plaats g eb ra g t :  zo o   lang de Vbrfi  
 d uurd  met  zeer  w e yn ig   lauwgemaakt  Reeg enwater  
 van b o v en  b e g o te n :  in  ’t  begin  van  A p r il w eer  buyten  
 de  Zonneftralen  v o o r g e fte ld ,  en  z o rg vu ld ig   bewaard  
 v o o r   veel  Reegen,  vermits ze   daar d o o r   zeer  lichte lijk   
 verderft.  Zij  verheft  ( g elijk   o o k   defgelijks doen  h et  
 T hapsia  major  latifolia  prima  et  secunda  
 C lusii ,  o f  eerfie  en  tweede groote Thapfia van  C arolus  
 C lusius  met  breede  Bladeren)   hare  Bladeren  in  
 de  Maand  van  J u l im :  op   w e lke   t i j d ,  indien  zulks  
 no o dw end ig   is ,   hare  Wortelen  zpnder  eenige  gevaar *  
 mo gen