
 
        
         
		x  8 3  B e s c h r y v i n g   d e r .  K r u y d e n  , B 
 midden  van  veele  kleyne,  dunne,  groene  en  teedere  
 Bladert jen s ,  gelijk  een Spin zit in zijn konftig en wonderlijk  
 bewerkt  Web;  waar  van  het  Steeltje  voortkomt  
 uyt  het  midden  ,  o f  H e r t,  van  vier  Bladeren.  
 Word  in  het  Latijn  geheeten  A conitum  Mono-  
 COCCUM i   H eRBA PARIS,  o f   SoLANUM  QUADRIFO-  
 liüm :  in  het  Hoogduytfcb  W qlffbeer  ,  o f   ook  
 E inbeer:  in het Franjch  R aisin  de  R enard. 
 Wat voor  Van  naturen bemind ze  een  vette ,  zandige  ,  goe-  
 een aarde  j u .  Z1j  met  Koeye-  o f  Paerdemift  wel voorziene  
 nen^Cinm" gron£^:  liever een  donkere o f  fchaduwachtige,  als  een  
 luchtige  o f   vrije  plaats;  en  veel  vochtigheyd,  in-  
 zonderheyd  in  de  Zomer-tijd.  Verdraagd  in  deeze  
 Landen  felle  koude  en  alle  andere  ongeleegentheeden  
 der  Winter;  doch warm  en  wel ter Zon geplant zijnde, 
   niet  zoo  zeer;  maar verminderd dan van  jaar  tot  
 jaar,  en vergaat  ten laatften geheel. 
 Bloemen.  Krijgd  in  het  begin  o f   ’t midden  van  April  een  
 groenachtig  kleyn  Bloemtje,  en  in  het  laatfte  van  
 Zaad.  jffejjy  volkomen  rijp  Z a a d ;  waar  op  al  de  Bladeren  
 vergaan ,  en niet voor  in  het  volgende  Voorjaar  weer  
 voor den dag komen. 
 Aanwin-  Zij  word  aangewonnen  ,  niet  alleen  door  het  ge-  
 oing.  meldde Zaad,  op  een zeer donkere  plaats met een waf-  
 fende  Maan  van  Augufiw  o f  September  een  vingerbreed  
 diep  in de aarde  g elegt,  ’t welk dan  in  ’t laatfte  
 van Maert  ( o f  ook  wel niet voor den Herffi des  volgenden  
 jaars, wijl het van naturen zeer lang in de aarde  
 wil  blijven  leggen )  opkomt:  maar ook door hare de  
 aarde  doorlopende  ,  nieuwelijks  aangegroeyde,  gelijk  
 als in Leedjens verdeelde,  en gemeenelijk krom-geboge-  
 ne Worteitjens}  welke men met  een wallende Maan van  
 Auguftus, September, o fOftober uyt de  aarde opneemt,  
 van  de oude fcheyd,  en  terftond weer zet in een  varfch  
 omgefmeetene en wel-gemeftte grond, ten minften drie  
 vingeren  diep.- 
 K R A C H T E N . 
 Heelmid-  T \ E   WolfsbeH'e  is  droog  en  koud  van  aart.  De  
 delen. ge-  I   1  Bladeren  groen  geftoten  ,  én  gelegt' op allerley  
 varTdc  ^   -  heete  Gezwellen ,  ook  op  hitz.ige  Oogen ,  ge- 
 Wolfs-  neezen de  zelve.  Een  halve Drachma  van  het  Zaad  
 Bezie.  j^et Wijn  ingenomen  ,  is  goed  teegens  alle  vergif. 
 Derhalven  worden  de  Bez,iën  gedaan  bij  alle  teegens  
 het  vergif ft rijdende  genees-middelen  ,  genoemd An-  
 ttdota. 
 X   H O O F D S T U K . VERDERFBLAD  
 der  V A L D O I Z E N . 
 Verfchey-  volle  regt,  mijns oordeels,  in  het  . 
 de namen.  Neederlandfch  dus genoemd,  vermits 
 deeze kleyne Plant,  in  deeze .Gewe-  
 g l I P P t e   ften  nauwelijks  meer  dan  een  hand  
 breedte  hoojj  opfchietende,  alles verwat  
 maar inwendig iets  van  zijn uyt de  Bladertjens ge-  
 Doode-  parft Zap gebruykt heeft;  o f  gequetft is geworden met  
 Jijkhcyd.  een Mes,  Deegen  ,  o f   eenig  ander  Geweer,  met  dit  
 Zap  beftreeken  zijnde,  o f  eenige uren  tijds daar in ge-  
 leegen  hebbende ;  inzonderheyd  is  het  dus doodehjk  
 voor  allerley  viervoetige  Gedierten.  Word  in 't  Latijn  
 geheeten  T hora  V aldensis1:  in  het  Hoogduytjcb  
 W alden-serthora  ;  in  ’t Italiaanfch T hora  
 G üaldese. 
 Verfchey-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  
 de foor-  twee  onderfcheydene  foorten,  namentlijk  :  T hora  
 tcn‘  V aldensis  major;  o f  groot  Verderfblad der Valdoi-  
 z*n;  en  T hora  V aldensis  minor,  ó f  k le y n   V e r * , 
 )jxen en Bloemen,  IIIBoek,  184 
 derfblad  der  Valdoiz,en;  van  gedaante,  vorm  en  ver-  
 we der Bladeren  malkander  niet  zeer  ongelijk:  behal-  
 ven dat de Bladertjens van  de Major,  o f ’t  groote  Verderfblad  
 ,  ronder,  aan  de  kanten  zeer  weynig  gekarteld  
 ,  ook  dikmaal  vier  en  v ijf  in  getal  zijn  ,  en  de  
 Bloemen  (gemeenelijk  twee  teegens  malkander;  ieder Bloeme1  
 op  een Steeltje  alleen  voortkomende  )  beftaan uyt vier  
 geele  Bladertjens,  voor  een  weynig  ingefneeden,  en  
 wat. langwerpig  gefteld.  Waar  teegens  de  Bladeren  
 van  de  Minor  ,  o f  het  kleyne  Verderfblad,  niet  zoo  
 rond,  ook meer aan de randen gekarteld,  flegter, maar  
 twee  o f  drie  in  getal,  en  des  zelven  Bloemtje  alleen,  
 met  v ijf   geele  oningefneedene  Bladertjens  vercierd  ,  
 worden  gezien. 
 Zij  beminnen  u y t  eygener  aart  een bequame,  zan- Wat voor  
 dige  en  luchtige  grond,  met  een  weynig twee-jarige  e?.naar<je  
 kleyn-  o f  als  tot  aarde gewordene Paerdemift,  kleyn- nen,emm-  
 geklopte  oude  Kalk  en  Steen onder malkander,  en  *t  
 M o l  uyt  verdofvene  Boomen  ,  wel  onder  een  gemengd, 
   voorzien:  een  opene,  luchtige,  bequaam  ter  
 Zon  geleegene  plaats;  matige  ,  en  ook  tamelijk • veel  
 vochtigheyd.  Niet  wel konnen ze  in deeze Gewefteti  
 -verdragen  fterke Vorft,  veel bijtend Sneeuw-water,  en  
 in |t Voorjaar,  o f  in  de Maand Maert, het vriezen  bij  
 nagt,  en het weer doyen bij  dag. 
 Moeten  derhalven  in  een  P o t ,  met  de  géméldde Hoe ze  
 aarde gevuld, gezet zijnde,  in Oüober binnens huys woi- waar te  
 den  gebragt,  op  een luchtige plaats;  daar,  geduren-Jjen"ien  
 de  de  gehéele  Winter,  niet |   o f  alleen  bij  één  harde  
 binnens  huys  doordringende" vriezende  koude,  door  
 een  yzefe  Oven  word  gevuurd  :  flegts,  zoo  lang ze  
 daar  ftaan,  met  een  weynig  lauw-gemaakt  Reegen-  
 water van boven begoten,  en  in het laatfte van Maert,  
 o f  in  ’t begin  van April y  na  geleegentheyd  van  de be-  
 quaamheyd o f  onbequaamheyd des  tijds,  met een  aangename  
 Reegen  weer bu y ten ,  tot  genieting'der Zon-  
 neftralen ,  gefteld,  en  voor  hayrige  o f  fchrale  Oofte-  
 winden  een weynig gedekt zijn. 
 In onze Geweften brengen ze  ontrent het laatfte van Bloemen.1  
 May,  ook wel niet-voor  in  Junius ,  Bloemen  voort, Noyt  |   
 maar  noyt  eenig,  veel  min  volkomen  Zaad',  kon-onzc^   
 nen eevenwel  aangewonnen worden  door  hare  teedere,  den.  
 jonge,  op de wijze van RanunculusAftaticus, o i  Afta-  
 tifche Hanevoet,  aangegroeyde Worteltjens  ( welke  zè  
 ook  in  alles  zeer  gelijk z ijn,  uytgezonderd  hare  blee-  
 ke  verwe)  :  die m en ,  na  dat  hare  Bladeren  gantfeh Aanwin-  
 vergaan  zijn,  in September,  o f  wel  eerder,  opneemt, mnS*  
 en  met  een  waffende  Maan  in  dezelve  Maand  weer  
 verplant. 
 K R A C H T E N . 
 E t   Z a f  van  deeze Planten  is  vah  zulk  een ver-  
 giftige aait,  dat, indien men  een naald,  o f fp e l -^ ,   6  
 le ,  daarin fteekt,  en  dan daar meê  eenig viervoetig  
 Dier  door de  huyd  prikt,  '!t  zelve  terftond zal  
 fterven.  Derhalven  zij  een  ieder gewaarfchóuwd,  de  
 proef hier van  noyt aan eenig menfth  te  neemen  ;  wijl  
 ik voor gantfeh gewis houde  ,  dat hij  buyten  alle twijfel  
 dien  zelven  weg  zou  moeten  gaan. 
 X I   H O O F D S T U K . VROUWENHAYR. 
 ■  O rd  ook  van  veele  in  het  ILeeder- yerfchcf  
 landfeh  genoemd  V enushayr  :  in  ’t dcna®efl*'  
 Latijn A diantum,  Polytrichum»  
 en  Capillus  veneris  verüs :  in  ’t  
 Hoogduytfcb  Frauwenhaar  :  -in  het  
 Franfcn  Polytric,  G urguet  ,  cn  
 R ue  de  mur.*  in  het Italiaanfch A dianto. 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend geworden Drie  
 drie  verfcheydene  foorten;  teweeten: 
 I.  A dian