
 
        
         
		wonderlijk-aanmerkelijkc  gelijkenis,  tewceten,  dat  alle  
 ,  die den  H berb  oprcgtelijk  vreezen  ,  door  *t  Lijden, 
   Sterven,  Begrafenis en WederopftandingdesHec-  
 ren  C h risti  uyt  den  ftinkenden  grave,  een  volko-  
 menc Vrucht ter  eeuwiger zaligheyd word voortgebragt,  
 o f  door de liefde Gods gegeeven  is. 
 Vijf.bh-  De  C lematis  Passiflora  Pentaph yllea  floderigc  
 re  cccRULEO  PUNCTATO,  o f vijf-bladcrige  Bloem des  
 Bloem  des  met een fchoonc blauw-gejlipte  Bloem,  groeyd 
 IJ  CI  ’  gantfehelijk  op  de  zelve  wijze  ;  defgelijks  aan  een  bij-  
 geftelde  ftok met  hare  omwindende Bandekens  zich  op*  
 Bladeren,  waarts  houdende,  en  alzoo  Vaft maken de.  Doch  de  
 Bladeren  zijn  een  vinger lang;  ook  zoo  breed;  in  v ijf  
 deden gefneeden;  waar van de onderfte  de  kleynfte,  de  
 middenfte de grootfte  en  breedfte zijn  :  niet voo r,  ge*  
 lijk  de  andere,  fpits,  maar  geheel  rond toegaande:  in  
 het  midden  met  twee  infnijdzelen  ,  o f   ingefneedene  
 punten  ,  ook  met  veele  doorlopende  Adertjens  voorzien. 
 Bloem.  De  Bloem  is van de  zelve  grootte,  met  w it,  rood,  
 blauw  en  incarnaat  wonderlij k-fchoon door malkander  
 geftippeld,  en d o o r lo p en d o ch  de Nagelen en Colomne  
 zijn  kleyner  en  teederder;  maar  niet  de Spongie,  noch  
 ook  de afhangende Hamert jens,  welke  een weynig langer  
 van  Steelt jens zijn. 
 Bloem des  De C lematis  Passionalis  flore  ‘campanula-  
 Lijdensna  to  ,  o f Bloem  des Lijdens na de gefialte van een Klokje,  
 de geteute  jieef t  00k  Bladeren  van de genoemde grootte ,  in  v ijf  
 Klokje,  deelen  diep  ingefneeden  (gelijk de  voorheerien  gemeld-  
 de drie-gebladerde met een purp ure gehippelde Roos bloem)  
 doch  al  te  zamen  voor  fpits  toegaande;  waar  van  
 het middenfte het grootfte,  en  de onderfte  gemeenelijk  
 de kleynfte  zijn. 
 Befchrij-  -  De  Bloem,  hebbende  de  gedaante  van  een  boven  
 ving  van  openftaandekleyneKlok,  en de grootte  van  ontrent een  
 de zelve.  Rijksdaler in  5t  ronde,  is  van  buyten met  eenige 
 teedere Adert jens  doorlopen:  boven met witte  en  roo-  
 de  kleyne  Draadjens aan  de randen gelijk als geboord  ,.  
 en  van  binnen  voorzien  met  v ijf  witte regt-opftaande  
 Spiert jens  o f   Hamert jens  met  geele  Tongetjens;  uyt  
 wiens  midden  ook  voortkomt  een  Pilaar,  Spongie,  
 o f  Knop,  waar  op  drie  Nagelt jens  met  kleyne  ronde  
 Hoofdjens,  niet,  o f  zeer zelden,  boven  de rand van  de  
 Bloem uytfteekende,  worden  gezien.  Schielijk vergaat  
 de zelve,  op de wijze der andere, en geeft in deeze Ge-  
 weften  noyt  eenige  Vrucht. 
 Smal-ge-  De  C lematis  Passiflora  Pe n t a ph y l l e a   an-  
 bladerde  GUSTIFOLIA  ,  o f  fmal-gebladerde  Bloem  des  Lijdens  ,  
 Bloem des met  een  jehoone  Heem els-blauwe  en  purpure  verwe,  
 Lijdens.  pckiet  jn  deeze  Neederlandfche  Geweften  in  eene  Zomer  
 met  een  ,  twee",  en  ook  meer-Scheuten-,  tien>,  
 Wortel,  twaalf,  veertien  ,  en  zeftien  voeten  hoogte,  u yt  een 
 altijd-blijvende, wit-verwige,'zeer zoet van  fmaak zijnde  
 ,  ook  een  weynig  te  zamentrekkende,  en  zeer teedere, 
   hayrige  ,  veelvoudige Vêez.ebwortel,  alle  haren  
 oorfprong  neemende uyt eene korte  en  tamelijk  dikke.  
 Scheuten.  Deeze Scheuten  zijn  rond,  na geleegentheyd van  haren  
 ouderdom  d ik ;  onder  donker-rood,  doch  daar  na  
 groen, met donker-roode ftreepen  o f  Ruggetjens voorzien  
 ;  van  binnen wit-achtig;  gémeenelijk regt-opklim-  
 mende,  en  zich  niet  drayende;  ook  niet,  gelijk  die  
 van  de  andere-,. in  de* Winter  vergaande  ,  maar  blijvende  
 ,  . en  uyt  de  zelve  oude  alleen  Bloemen  voortbrengende. 
   • 
 Bladeren;  Aan  de  meer-gemeldde  Scheut jens  groeyen  ,  twee,  
 drie ,  o f  ook  wel vier vingeren-breedte boven malkander, 
   nu  u y t  de eene,  dan  uyt de andere zijde,  beval-  
 lijke Bladeren.-,  in  de  Mond geknauwd wordende lieflijk  
 van  fmaak,  en  van  een  te zamentrekkende k racht;  
 -boven donker-groen-verwig,  doch  onder bïeeker.  Van  
 welke  de  eerft-voortkomende  in  drie ,  daar  na in  vier,  
 eyndelijk  de  meefte  in  vijf  zeer  diep ingejheedetie  ■,  en  
 verre  van  malkander  geftelde  deelen  zijn  gefcheyden.  
 Blijven echter onder aan de Steel aan malkander gehegc. 
 Van deeze is het middenfteBW he tlangftc, gemeenelijk  
 hebbende  de lengte, van  v ijf  vingeren  breed:  de  breedte  
 is van  een kleyne vinger  ,  wat meer o f minder.  D e endcrzc|  '  
 twee andere  volgende zijn  een weynig  fmaller en korter; ver gc. ' "  r  
 de twee overige ziet men de kleynfte ;  doch  al te zamen ^aantc*  
 zich  wat  krommende;  ook  inwendig ho l,  en met  op-  
 ftaande  randen,  gèuts-wijze  gefteld,  hangende.  Aan  
 de  punten  gaan ze  ftomp  o f   rond  toe./  Aan  de  randen  
 zijn ze  effen  en  liegt,  doch  daar vercierd met  een  
 kleyn  rood  Boordz>dtje;  en  in  het  midden  van  ieder  
 gefcheyden deel met een heldere  regt-doorlopende grootte  
 Ader,  waar uyt veele andere zeer teedere,  boven geheel  
 als  uyt  den  bleeken  doorluchtig  o f  helder,  opder  
 roodachtig, aan de randen halfmaans-wijze rond,  op de  
 manier  van  het  Lepathum  ,  o f   Patich,  in  malkander  
 vloeyende,  voortfehieten.  Ruften  op  korte  ,  ftcc-  
 vige,  uyt den  groenen bruyn-verwige  Steelt jens.  In  ’t  
 midden  tuffehen  het  Blad  en  de  regt-opgaande  Steel  
 hebben ze twee  kleyne bruyn-rood e Knop jens,  als Wrat-  
 jens  :  aan  wiens  Fondament  twee  andere  kleyne  Bladertjens  
 voortfpruyten,  de  voornaamfte  Steel,  haar in  
 het  ronde  teegens  en  over  malkander  drayende,  omhelzende: 
   zoo dat men meent,  deeze twee Bladert jens,  
 veïcierd  met  een  roode  rand,  en  aldaar ook met twee  
 en drie kleyne Tandjens begaaft,  maar een  rond Blaadje  
 •te  zijn. 
 Tuffehen welke,  en  al de  Steden der  Bladeren  (eerft Bandje«;  
 groen  zijnde,  daarna  bruyn-rood  wordende)  Draad-  
 jens  o f   Bandjens  voortfehieten:  die  aan  de bijgeftelde  
 ftok zich  zoo aardig weeten  te drayen,  en  vaft  te houden, 
   dat  door  dit  middel  de  geheele  Struyk,  opgerigt  
 ftaat,  en blijft  ftaan  :  welke  anders zou neervallen,  en  
 langs de  aarde  moeten  kruypen. 
 Aan  de jonge Scheut jens der oude,  o f   jarige Steden, Knoppen;  
 komen  te  voorfchijn groote en  fterke Knoppen,  ruftende  
 op  een  ronde groene  Steel,  ontrent  een  vinger lang. 
 Onder  zijn ze meer als  een  duym dik,  doch boven dunner  
 ;  ron d ,  en  aan  ’t  onderfte  gedeelte voorzien  met  
 drie groote,  breede,  voor rond-toegaande,  aan  de randen  
 zomtijds  wat  rofachtige,  en  mét  verfcheydene  
 Adert jens  begaafde  Bladertjens ,  welke  de Knop onder  
 gelijk als omhelzen.  Die zich fchielijk, en gemeehelijk op  
 het heetfte van den dag,  open  doende, een zeer groote,  
 •fchoone,  liefftjk-riekende B/o«7w vertoond, in  de rondte  
 -zoo groot als  een Roos.  Heeft tien Bladeren,  van wel-Nauw-  I  
 -ke  de  v i j f  uytwendigfte buyten  aangenaam  groen-ver-^e“riS*  I  
 -w ig ,  meer  als  een  vingerlid  lang,  en  met witte  ran-v-Dc  
 den  vercierd:'  doch  binnen  gantfeh  wit  z ijn ;  onder  
 breed,  voor fmaller;  eyndigende in  een  fpits punt,  en  
 in S? midden,  ten  halven  na  de  puht,  met  een  hooge  
 Streep rug-wij^e voorzien..  Op de voorfte punten  ziet  
 men  eén  teeder  en  bleek-verwig  Stipje,  op  de  wijze  
 /Van  een  Doorn.  De  andere  v ijf  inwendige  Bladeren  
 zijn  van  de  zelve  gedaante;  doch  flegter zonder Spitsen  
 ,  teeder  van  aart,  zacht in  ’t  aanraken,  en:  gantfeh  
 w it.  Aan  welker  Fondamenten  na  binnen in Jt ronde  
 •veele  digt  aan  malkander  gevoegde  ronde,  plat-neer-  
 geleyde, een vingerbreed lang  zijnde Draadjens groeyen,  
 zeer  fchoon;  voor  aan  helder-blauw  ,  daar na vercierd  
 ■ met  een  breede  witte  Ring,  en  dan  zeer  donker-pur-  
 pur-verwig;  hebbende in  5t  midden  een  witte  Kring;  
 van  een  zeer bevallijke  aanfchoüwing  ;■  zijnde  tuffehen  
 twee zulke over fchoone verwen gefteld gelijk  een Parel  
 .‘in  Goud.  ' .  .v/.v  •  1  '  ^.j 
 Na  de  zelve  volgt  een  ronde Kroon,  beftaande uyt ^ tc  
 zwarx-roode  kleyne Nop jens;  waar  na men  al wederom  
 ziet  een  geheel  witte  Ring:  da ar  op  weer  zeer aardig  
 in  *t  ronde een  regt-opftaande Kroon,  welke beftaat uyt  
 roodachtige  donker-purpur-verwige  Draadjens  ,  een  
 half ftroobreed lang.  Daar na volgd  een  fchoon,  breed  
 wit  Veld,  en  in  het midden  van  ’t  zelve  een  uyt  den  
 groenen  wit  hol  opftaande  Huysje  ;  zich  boven  ver" der «cr  
 deelende  in  v i j f   fmalle  bleek-groene  Bladertjens  ;  aan  fcho^_  
 welke  gezien  worden breede en tamelijk-lange  Afhun^-  
 zeltjenS)