Gedaante en breeder als de andere; de inwendige korter en fmal- ,
der Blade* Ier ; echter al te zamen in het midden breedfl. Gaan
tca* voor fpits toe. Zijn aan de randen een weynig ftomp
getand, en gelijk als gefronfi : onder bleeker van verwe
als boven: van binnen gevuld met een melkachtig Z a p :
in ’t midden begaaft met veele (choone Aderen, voort-
fchietende uyt een regt-doorgaande Ader.
Steel, U y t haar middenfle Hert groeyd een Steel opwaarts,
tamelijk dik , bleek-groen-verwig, rond, vanbinnen
hol; met veele hoeken en Streep en, ook met een inweu-
Andere dig wit Zap voorzien: waar aan de Bladeren in *t ron-
Bladeren. de zitten, veelvoudig in getal; ook veel langer en breeder
, als de voorgemeldde. Op wiens bovenfle top
( delgelijks van de ter zijden uytfchietende Scheuten
tuflehen de Bladertjens) At Bloemen, Ayrs-wijz>e boven
malkander te zaamgevoegd, te voorschijn komen.
Bloemen } Van onder a f gaan ze eerfl op, en zoo vervolgens na bo-
coderzel-ven toe. Wonderlijk is ieder op een Steeltje gefield.
m Se’ Zijn een lid Van een vinger lang, onder breedfl. Be-
®atc* flaan uyt v ijf lange , hol gefielde, twee opflaande en
drie hangende fmalle, vuurig-hoog-roode, zeer fchoo-
ne Bladeren. U y t welker midden voortfehiet een opflaande
Hoofdje, cierlijk blauw van coleur, en als een
Vogelbek een weynig krom-gebogen. Welke al te
zamen haren oorfpronk hebben genomen uyt een kleyn
groen Knopje, met v ijf lange, fmalle, voor fpits toegaande
groene 'Bladertjens vercierd. Als men ze eepi-
ge weynige dagen geopend heeft gezien, vergaan ze in
haar zelven.
Hardheyd. Verdraagt zomtijds, ja dikmaal, buyten blijvende,
doch op een zeer zandige warme plaats, de koude der
Winter. Maar als’er veele Reegenen vallen, verrot ze lichtelijk.
ïs derhalven goed, dat men’er gedurig iets van
Hoe ech- in een Pot beware: de zelve in het begin van Ottober
ter haar te ( boven droog zijnde) binnens huys brenge, op een
wagten. 2eerluchtige plaats, waar iü niet, als bij vriezend Weer,
door een yzeren Oven word gevuurd: de geheele Winter
over haar met niet *t minfle Water begiete; ook
niet weer buyten de Zonneflralen voorflelle, voor in ’t
laatfle van Ma a rt, o f het begin van April, met een
zoete Lucht en Reegen: dan nóch eevenwel haar zorgvuldig
dekke en voorzichtig wachte voor koude nagten,
fchrale Winden; inzonderheyd een fchrale Lucht; fier-
ke, ook te veel Z ón, en ‘te veel vochtigheid; want hier
door gaan ze lichtelijk verloren.
Op wat Als de Bloemen vergaan, en de Steel boven begind
vooreen te verderven, word ze een halve vinger boven de aarde
ajËenü'i afgefneeden. Dan krijgt zebij de Wortel weer nieuwe
J Scheuten,wélke van zelfs Wortelen vatten. Deeze neemt
men met een wallende Maan van Augufius, September
o f April zoetjens a f, en men verplant ze. Alleenlijk
hier door kpnnen ze aangewonnen en vermeenigvuldigd
worden. OndértufTchen houde ik de Herffi voor de
bequaamfle tijd der verplanting. Men móet ook wel
toezien , dat de Steel, in hare volle kracht llaande,
niet worde afgefneeden , anders-zou de geheelt Plant
geraken in, gevaar van te zullen verflerven.
konnen Het gebeurd ook wel, dat de Steden, noch tenhal-
aange- ven groen zijnde, mét een wallende Maan in een Pot
worden. worden gefloken; op een fchaduwachtige plaats gefield,
en met matige vochtigheyd onderhouden: waar door ze
Zomtijds Wortelen bekomen.
K R A C H T E N .
Aart. ■ I \ È Bladeren en Wortelen deezer Plant zijn matig
i : 1 ,verkoelende, en een weynig te zamentrekkende
'— * van aart.
Waartoe In W ijn , M e lk , o f Water gezoden, en daarmee
dienftig gegorgeld , o f t ’elkens een Roemertje vol daar van gedronken
, is goed voor de weeringen des Afonds, der
■ Amandelen , en alle andere ongeleegentheeden in de
Keel. Doed bok de Melkfin der Vrouwèn Borflen
vermeerderen. Verfrifcht en verflerkt de Maag: verwekt
eetenslufi , en flrijd teegens allerley flag van
vergif
Het uytgeparflte Afelk?z»ap deezer Plant, o f het in de ge.
gediflilleerde W ater der zélve, maakt een klaar en züy- j^ne
ver veh, neemt’er van wech alle onreynigheyd, fproe- ac^*
telen en vïekfen > I j l men ^et Aangezicht daar mee
wafcht.
C C X X V I H O O F D S T U K .
BLOEM des LYDENS.
■ F ook in het Neederlandfch genoemt Verfcky.
Passiebloem , om dat in deeze zeerdcosniC2-
zouden te vinden^ zijn verfcheydene
genis van N ico la u s M onardes. Word: in'^t La-
-tijn geheeten C lematis Pa s s if l o r a ; C lematis
FLORE ROSEO PUNCTATO ; G rANADILLA ; M aRA-
cot > en Flos Pas sio nis. I n ’t Hoogduytfch Pas-
sionb lum e : in ’t Franfch Fleu r du Passion ; en
in ’t Italiaanfch F ior del PassIóne.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden x,e$ Zes on.';
onderfcheydene foorten; namentlijk: derfchey.
I. C lematis Passiflora Hederacea flore ^ oor'
lu t EO , of geele Bloem des Lijdens met Bladeren van
Klim. II. T rIFOLIA FLORE ROSEO PUNCTATO, of drie-
gebladerde Bloem des Lijdens, ontrent van de verwe
en gr potte eener Roos, met purpure Streepen. III. T ri-
FOLiA flore PURPUREO , o f drie-bladerige Bloem
des Lijdens met donker-purpur geflipte Bloemen. IV.
Pe"NTAPHYLLEA FLORE CCERULEO PUNCTATO , of
vijf-gebladerde Bloem des Lijdens, met een blauwe
verwe en fiippelenvoordien. V . C lematis Passio-
nalis flore campanulato , ó f Bloem des Lijdens
op de wijz,e van een Klokje. V I . C lematis PAssï-
FLORA PeNTAPHYLLEA TENUIFOLIA , o f vijf-fmalgebladerde
Bloem des Lijdens met een fchoone Heemels-
blauw en purpure couleur. A l te zamen zijn ze van eeven
de zelve Bouwing en Waarneeming.
' Zij beminnen een goéde, gantfeh zandige aarde, daar Watvoor
geen zoutigheyd bij gevonden word; met matige twee-zjj\ein J
jarige Paardemifl s Hoenderdrek , en ’t Mo l uyt ver- nen.
dprvene Boomen , o f in plaats van dit met Mol van
verrotte Boombladeren doormerigt; eenopene, luchtig
e , warme, .vrije, welgeleegene plaats, en niet te veel
Water in de Zomertijd; ook weynig in het Voorjaar,
op dat de Jffortelen niet mogten verrotten.
Zijn van naturen lang-leevende ; echter teeder van Hoe in«
aart. Konnen niet veel koude Herffi-reegenen , Rijp > ^aar te
o f eenige Vorfi verdragen. Moeten derhalven, in Pot- necmen.
ten llaande, en bóven droog geworden zijnde , in het
- laatfle van September, o f het begin van Oclober > na
dat de Jaarstijd^ min o f meer bequaam i s , binnens
huys worden gebragt-, op een luchtige plaats, waarin
niet anders als bij vriezênd Weer word gevuurd door
- een Kagchel. | Gedurende de géheele Winter mag men
ze niet de alderminfle druppel water geeven : ook niet
voor in April, met een aangename Lucht en zoete Reegen
j weer buyten flellen. T a in*
In deeze koude Geweflen konnen ze niet anders dan
door hare Wortelen aangewonnen en vermeenigvuldigd wat ^
worden. Welke men ieder Voorjaar, o f, ’t géén bee-ontrenr
ter is, om ’t tweede, opneemen, van al hare verrot"^iati
ting zuyveren, van malkanderen affeheyden; met eén
wallende Maan van April in Potten, gevuld met.de
voorbefchreevene grond, verplanten; daar boven op,
ter hoogte van ontrent een kleyne vinger, enkel Zan
flroyen; de zelve -daar op plat o f vlak, en niet regt-
neergaande, iri het bovenfle van de Pot leggen, en dan
weer met louter Zand bedekken moet; daar over een
weynig