n 9 B e s c h r y v i n g d e r K.r u y d e ü , B o l l en e n B l o em e n J I I B o ek , 730
cccxv. H O O F D S T U K .
'kAcalinjkmheery-d
Bvalone dmeen dereerfte
looit.
Aanwinning
Gal. lib.
Simp. 6.
V Y G E B o O N.
bijl. Jiant.
Averr. lib,
Simp. f.39.
Dorften.
kift. Simp■
fal. 176.
'»»W^g U s in het Necdcrlandfch genoemd, ' “ J word in het Latijn geheeten L u p
in u s , en daar van daan ook wel
in onze Taal L u p in e n : in het
Hoogduytfch F e ig b o h n e n : in het
Franfch L u p in s ; en in ‘tItaliaanfch
L u p in o . ' . r ■ .
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden«,«
foorten; namentlijk:
I. LuPINUS MAJOR LATIFOLIUS CCeRULEO FLO-
RE ET PURPUREO VARlEGATO | o f groote breedbla-
derige Fijgeboon met een blauwe en purpur-bonte Bloem:
welke, eenïge dagen open geftaan hebbende, hare pur-
pur-roode ftreep gantfehelijk verheft , en te eenemaal
veranderd in een aangename witheyd, zonder verderving:
zoo dat op eene Steel boven malkander te gelijk
gezien worden met een zonderling vermaak, zoo wel
blauw en w it, als blauw en purpurbonte Bloemen. II.
LA t if o l iu s c c c r u le u s MEDius , o f middelbaar
breed-bladerige Fijgeboon met een blauwe Bloem. l i l .
M in o r cccruleus a n g u s t if o l iu s , o f kjeyne blauwe
Fijgeboon met [malle Bladeren y ook genoemd
L u p in u s SYLVESTRiSp o f Wilde Fijgeboon. IV . F lo -;
r e c a r n e o PURPURASCENTE, o f Fijgeboon met een
donkere lijfverwige couleur. V . F lo r e a l b o , ,o f met
een witte Bloem. V I . L u p in u s f l o r e l u t eo odo-
r a t o , o f Fijgeboon met een geele welriekende Bloem.
Alle zijnzè van eeven de zelve Bouwing en Waarnee-
ming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, wey-,
hig gemeftte grond ; een opene lu ch t: een warme,
wel-geleegene plaats ; en- matige voehtigheyd.. ^lijven
niet langer dan eene Zomer in ?t Ie? ven. Gee-
ven voor de Winter volkomen rijp Zaad, en vergaan
dan van j zelfs.
Moeten derhalven in ieder Foorjaar, met een waf-
fende Maan van ZLaert o£ -épr il, weer op nieuws zijn
gelegt in een varfch-omgefmeetene aarde, niet boven
een halve vinger breed diep. Deezer wijs konnen ze alleenlijk
vermeenigvuldigd worden.
K R A C H T E N.
DE' Fruchten van Vijgeboonen, o f Lupinen, zijn
Wafm en droog in den tweeden graad; ook
verdeelende, verteerende, dunmakende, en afvagende
van aart; doch bnbequaam om ter fpijs te ge-
quade Zeer en, fprenkt Fu ur , en diergelijke onreynig-
heeden.
: bruykeri, 'vermits ze zwaar te verteeren vallen , en grof
bloed Veroorzaken.
D e Lupinen gefloten , en de kinderen,: *s morgens
nóch* nüch teren-, op dè’Navel .gelegt, o f met Honig
ingenomen; o f ook in Wijn gezoden , en nuchteren
daar van gedronken-!, is een'dienftig middel, om de
Mormen- tè- doodenf en üyt tè drijveri.
Het zelve Poeder,.o£Meel, is goed teegeris dtWraften
[ o ok Voor de Speenen o f Takken aan *t Fondament,
Het Water, gediftilleert van de Bloemen, vermag
eeven ’t zelve.
daar op geftroyd zijnde.. Met Meel,van Garftenmout
én Water.vermengt, verzacht allerley Qezsweilenen A - :
p o flem a iién daar qpgelégt. Op de pefiilentiale Kar-
gedaan , als‘men ’t met Edik vermengt he eft,
doed de zélve uytbreeken..
Het Zei vb Meel in Water én E dik, o f ook met wat
Honig gekookt, en op blauwgejlagene Plekken , Klieren
, en andere harde Gezwellen gelegt, doed de zelve
fcheyden, verteeren.. en vergaan.
Lupinen in Wijn gezoden, en daar mee dagelijks ge-
waflehen , maakt een fchoon en klaar Aangedicht;
neemt’er alle vlekken, puyften, en Zomerfproetelen
’ van w e ch : defgelijks van de huyd alle Sehurftheyd,
C C C X V I H O O F D S T U K .
W O U W E.
An al de ingezeetenen der Neederlan- Name*:'
den dus genoemd, word in het Latijn
geheeten L u t u m h e r b a ; l u -
t e a , o f LUTEO LA: in ' t UtJOgduytfch
St r e ic h k r a u t .
Hier van zijn.mij in haren aart be- Twee
kead twee onderfcheydenefoortep-; namentlijk: , fomen.
I . L d t e a v u l g a r i s , o ( gemeene Wouw. I I. L u .
TEOLA CANNAB.INOIDES CRETIC.A o f gecl-VerWigC
Wouw van Candien , ' met een gedaante van Hennip.
Beyde zijn ze niet van de zelve Bouwing en Waar-
neeming. " ‘ ' u ^
Zij bentinnen eêh gênieetfe, goede,“ zandige, ma-Grond,»
t ig , en ook met twee-jarige Paerdemift wel voót-pl«» •
ziene grond : een opene lu ch t; welgeleegene warme
plaats j en tamelijk yeel Water. Konnen redelijk w ïl
felle \oude, en allé andere otigeleégentheeden des fijds
uytftaan; ; L i \ ..'■■■ " c : • : ' 33111 *.i ji !
Het L u t u m h e r b a , o f gemeene Wouw, blijft Gèmctns
niet meer dan twee Zomers'va ’t leeven. Geeft in
tweede jaar rijp Zaad, en. vérgaat daar meê. t Moet
derhalven ieder Voorjaar, o f t e n minften am. ’ t tw;ëe-
d e, door ’t zelve Z a ad , niet. diep in de aarde.gelegt,
weer vernieuwd worden. Dikmaal komt het, dóór t
uytgevallene, genoeg van zelfs op. 'Alleen, hier door
kan men ze aanwinnen. .. , ■ -
Hef.LuTEOLA cannabioides C r e t ic a oFgeeh- GttWo! I
v e rw ig e Jtyóuw • v a n C a n d ia , m e t een . g ed a a n te Van
H c m i f , geeft uyt harfe :.een,v}nger o f duym. dikkè^ van Cm.
zoo wel, m-als uytwendig geel-verwige.Hhoe/:L(yeridij.
deeld, ron d, fter-k', .met yéelé'kleyne knobbelneusWoIiel‘^
voorzien, met een,.géelachtig Z a f b t gaafd-, en zeer
bitter van fmaak ) verfcheydenë S t e d e n v ie r, ook steetal
w-el v ijf voeten hpog qpfehieteride; eerft groen-blin-
kende, maar daar na gedachtig.wordende; van een aangename
aanfchouwing, gemeehelijk een vinger .dik,: en .
met v e e h 'J lr e ep en voorzien. Waar aan rondom , op
de wijze van H e n m p , veele fchoone Bladeren grpeyeii;
nu uyt 4e eene., 4an uyt ,de ^ d e p zijde, bp^n malkander'.
A Zijn‘ een E n d , wat meer o f minder langj
v ijf, zes, en zeevenTyingeren breed; , in zeeven 7 en
tjók neëgen dfef/s», Riep en..aar4ig^«y»ee«fe».é'waap.van
men de.puderfte vier tpt aan 4e-.regt-dporgaande S tee l
als van. den anderen ^efcheyden ziet: -zdmtijds-fegt tee-
gens over malkander, doch wel meeft d’een een wey-
•nig'boveudéanderJtittende': jiwaar teègens de bövénfte ■
.onder, als gevleugeld , (.op de wijze: van het THA33^ Gcj “ fng
.MAjpRi eatjfolia , . groot breed-bldderig Thapjia ,
pp kv an ’tGENTAURIUM M'AJUSi ALUINUS FLORE L^-
t e o , o f groot -Berg-Santorie met een geele Bloem) aan
.malkander vaft. houden s. zijnde niét1 alle eevéiPgfóöfii
maar aan de’, eene o f dé.andere zijdekleynerlJvöêéal-
tijd in een uytlopende, ’t welk gemeenelijk ’t gróóffte
Van allen is*; .en; dpbrgaans met' twee hoeken y: öok ee-1 -
ii.ige wel drie .of yier, ingefneéden ; alle echter in éèh
zeer fpits en langachtig punt:eyndigende 5 rondom met
kleyne en groote.i/eevenwel fühtylé Tandjens cierlijK
gezaagd: teederen zacht van aart: boven helder groén-
verwig’, lichtelijk geel wordende:,. en zonder éèriige
glantfph, ónder yeel lichter, en van naturen blinkende: .
Ieder deel is. begaafd: met een'.Adertje', niet regt in t
midden, maar doorgaans eenzijdig zittende, gelijk men
ziet in het H elleEorüs n ig e r trifoliatus , ° t
zwarte drie-gebladerdc Nieswortel: waar uyt zeer veee