
 
        
         
		513  Beschryving der. K ruyden , Bollen en Bloemen,  IIIBoek,  jij. 
 een  grond  vochtige,  zandige,  varfch-omgefmeetene,  en met een-  
 scij  bemin-  o f  twee-jarige  Paardemift  wel  voorziene, grond  :  een  
 ®eu-  warme, luchtige en genoegzaam ter Zon geleegene  plaats, 
 befchut voor koude Winden; ook matige vochtigheyd.  
 Blijven  niet  langer dan een Zomer in  ’t  leeven;  geeven  
 in goede warme jaren volkomen  rijpe Vruchten,  en  vergaan  
 haaftig  teegens  de Winter. 
 Middel,  Wil iemand deeze Vracht ieder Zomer in onze Landen 
 om rijpe  tot een genoegzame rijpheyd zien gebragt, die legge  het  
 itèbtiko™  2aad niet boven  een  ftroobreedte diep in  de aarde,  on-  
 mcn  der met warme Paardemift voorzien; met de punt  neerwaarts,, 
  met  een  afgaande Maan  in  ’t  begin van  .April,  
 o f  het laatfte van Maert,  elke Korl eenige voeten verre  
 van  de  andere  :  en  dekke  dan  de  bezayde  plaats  met  
 ftroo  o f   glas,  om  de  zelve  te  bewaren  voor  alle on-  
 geleegentheeden  der  L u c h t ,  irizonderheyd  ’s  nagts,  
 en  voor  al  als  de  jonge  Planten  beginnen  vöort  te komen, 
   o f  alreeds voortgekomen  zijn  ;  zoo zullen ze  eerder  
 en  haaftiger opwallen. 
 Ia  elke  Men  trekt dan ook alle  Zijde-fcheuten zachtjens met  
 Zomer.  hand,  maar gantfehelijk  niet met een Mes,  af; want  
 Yzer is niet alleen  de Ranken,  maar ook de Vrucht zelfs  
 fchadelijk:  welke men,  na dat ze vaft gezet is,  ook de  
 voorfte  Top,  o f  liet Hert,  wechneemt,  zoo  fchietze  
 niet  verder.  Deezer  wijs  wórd  de  Bloem  vafter,  de  
 Vrucht krachtiger,  en  veel  eer groot. 
 Om van  Indien  het ook quam  te gebeuren,  dat deeze Vruch-  
 Vruchten  ten 5  ^oor  een  Hegte j  onbequame Jaarstijd  ,  tot  geen  
 rijp Zaad  volkomene rijpheyd gebragt  konden worden,  zoo  kan  
 te krijgen, men de  zelve,  ter  tijd als de Maan vol  is,  met de hand  
 afbreeken,  en  in een  drooge  plaats ophangen.  Dus  zal  
 het  Zaad  ( het  welk  in  de  Vrucht  vaft  zittende,  en  
 niet ratelende,  voor het befte word  gehouden)  eeven-  
 wel  zijne  volmaaktheyd  bekomen;  en  de  Vrucht  een  
 tijd  lang voor verrotting bevrijd zijn. 
 Aanmer-  De Vrouws-perzonen,  welke net gaat  na der wijven  
 hcycL~  w ijz e, moeten  haar in  dien tijd wachten,  van bij  deeze  
 Planten  te  komen  :  anders  zouden ze  treuren,  en  ha-  .  
 re  Vruchtenverflauwen,ja  zomtijds  te  eenemaal  vergaan. 
 K R A C H T E N . 
 Laßt, in  "¥  X  E  Vruchten van  allerley  lborten  der Pepoenen  zijn  
 Diofc. l.t.  I   '  m koud  én  vochtig  in  den  tweeden  graad;  ' ook  
 tnarr.i ip.  ^   afvagende van  aart.  Het  Zaad daar teegens  is,  
 gelijk ook de Wortel,  droog in  den  eerften. 
 Ruellius  Zij  worden  noyt  rauw  gegeeten  ,  gelijk  men  de  
 1.1. c. 68.  Concommeren  en  Meloenen  doed ;  maar  gemeenelijk  
 kookt  men ze  in  zoete  Melk  ;  o f  men  braad ze  mét  
 Meel en Boter in  de  Pan.  Dan  zijn ze  goed  voor  een  
 heete  Maag',  doen  ook  gemakfelijk^wateren,  en  verdrijven  
 de  koude Pis.  Eeven de zelve werking heeft het  
 Zaad. 
 Galen. l.i .  De  M e l l o f   het  Zap,  üyt  dit  fchoon gemaakte  
 fac^&S  g eparft*  en  met  gepelde  Garft  vermengt,  is, 
 Med.simp.  zeer  goed  voor  alle  Koortzige  Lieden;  want  het ver-  
 ftaat  de  dorß,  neemt  wech  de  verftoptheyd van Zeever  
 en  Hier eb:  is  dienftig  teegens het Graveel;  drijft  
 voort  het  Water der Blaas,   en verkoeld de brand in de  
 Koortzen. 
 D e   zelve  Melk^ met  Zuyker  en  Rooze-water  vermengt  
 ,  is goed teegens al de genoemde gebreeken:  ook  
 voor de Hoefi;  voor de uytteerende Menfchen;  en voor  
 de hitzigheyd van  het Water der Blaas. 
 Het  gediftilleerde  Water  deezer  Vruchten,  en  van  
 het Z a ad ,  ook het geconfijt vleefch, hebben eeven het  
 zelve vermogen. 
 Diofc. 1.1 .  Een  Drachma  van  het  Poeder  der  gedroogde  Wor-  
 f.164.  telen  met  Honig-water  gebruykt  ,  doed  braken.  
 Het  zelve  Poeder  met  Zuyker  vermengt,  geneeft  de  
 quade  Schurfiheyd  des  Hoofds  ,  daar  opgeftreeken  
 zijnde. 
 Tuchf.hiß.  Het  inwendige der  Vruchten,  o f  het vleefch y  kleyn 
 geftoten,  verzacht  en  verdrijft  de  heete  zweeringen p[an(  
 der  Oogen ,  en  den  brand  de  zelve.  Op  het  V o o r - 167.  ’  
 hoofd  gele gt,  weerftaat  de  Zinkingen  ,  welke  op het  
 Gezicht  vallen. 
 Het  Zaad  geftoten ,  dan  met  M e e l,  en  het  Zap JEgin, /  
 der  Vruchten  gemengt  ,  maakt  een  fchoon  en  helder °' 3>  
 Vel.  Verdrijft  alle  Plekken,  Zomer/proetelen ,  en  on-  
 zuyverheyd  van  de  huyd  des  Aangezichts,  daar  mee  
 gewreeven  zijnde. 
 C LX X X I   H O O F D S T U K . 
 M E L O E N . 
 het  Neederlandfch  dus  genoemd. Namen.  
 l l S S l   ^et  M elo  ,  o f  M elope-  
 B | g S |   po  :  in  h e r  Hoogduytfch  M elaun ,  
 o f  M elonen  :  in  het  Franfch  M een  
 in het Italiaanfch M elone,  ' 
 Hier van  zijn mij in haren  aart  bekend  eenige onder-Eenige  
 fcheydene  foorten „  als»;  ï  ,  ;*  \ 1 ,r  ^on{br- 
 I.  M elo  odoratus  m a jo r ,  o f   groote ,  welrie-  
 kende  Meloen.  I I.  O doratus  m in o r ,  welriekende  
 kleyne  Meloen.  II I .  M elo.  sa ccharinus  , ,  o f   delicate, 
   geltjk^als ge zuyker de Meloen;  en dan noch meer  
 andere,  al  te  zamen  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  
 Waarneeming. 
 U y t   eygener  aart  blijven ze niet langer dan  eene Zo- Teeder-  
 mer in  ’t leeven.  Zijn  van  een  teedere natuur.  Konnen  
 ook in  deeze  Landen niet  anders  dan  in goede Zomers,  
 en met groote moeyte,  tot een yolkomenè, o f  immers  
 tot  een gebruykelijke  rijpheyd wprden  gebragt;  5twelk  
 gefchied op  de volgende wijze. 
 Neem .in  uwen H o f  een  Bed, geleegen op  een warme Watroor  
 en  luchtige  plaats ,  teegens  een  Mu u r,  o f  Heyning; @ | | | j  
 wel  bewaard  voor  alle  koude  Winden.  Maak’er  een jn deeze  
 Zonnebal^ van  ,  met  hout  rondom  ;  ook  boven  met Landen  •  
 houte,  en  daar onder met glaze  Venfteren genoegzaam moet &ce‘  
 voorzien.  Graaf de  zelve  diep  u y t ,  en  leg’.er  onder  
 in ,  ter hoogte  van drie voeten,  varffche  warme  Paardemift. 
   Tree die met . voeten  ,  zoo digt op malkander,  
 als  eenigzins  gefchieden  kan;  gantfeh  vlak  en  effen,  
 boven  zonder  eenige  Bulten;  ook  met  voorzichtige  
 achtneeming,  dat zich geen aarde  daar  onder kome  te  
 vermengen!,  want  zulks  zou de Mift het broeyen  verhinderen, 
   en  alzoo  veroorzaken,  dat ze  geen  warmte  
 van  zich gaf.  Neem dan  twee deelen Veen-aarde;  twee  
 deelen  g rof  zand,  een  deel tweejarige Paardemift,  een  
 deel  een-jarige Hoenderdrek, "en  een deel Mol  van verrotte  
 Boom-bladeren;  al te zamen wel door malkander,  
 gearbeyd.  Leg  deeze  op  de  voorgaande  Mift  ,  vier^'het Zaad  
 vingeren  hoogte;  en  fteek daar  uw  Zaad  in ,  met  de^oct ^   
 punt  om  laag,  ruym  een  ftroobreedte diep  ,  met  een ken  
 volle,  o f  ftraks na volle Maan in  Februarius oiMaert,  
 na dat  het Weer  zich  bequaam  o f  onbequam aanfteld,  
 en  u. goed  zal  dunken;  doch ik houde de Maertyoor  
 beft.  Drie  o f   vier  Zaadkorlen  moet men bij malkander  
 fteeken;  ontrent  vier  voeten  van  een.  Laat  dan  
 de  glaze  Venfteren  gedurig  daar  op  leggen,  wanneer  
 het  tamelijk  W ee r   is,  en dat’er de  Zón met  hare  ftra;  
 len,  door-fpeelen  kan,  tot  in  het begin  van April,  of, 
 later.  Ondertuflchen,  als het kfud is,  of dat het weeren zorgmogt  
 komen  te  vriezen,  doed  men de houte Venftc- ^aarIiea-  
 ren over de glaze heenen;  en,  indien het  de nood ver- mcn.  
 eyfcht, men legt niet alleen boven op de zelye, maar ook  
 rondom de geheele Bak,  varffche Paardemift,  zoo lang  
 als de Vbrfl duurd.  Daar na neemt men ze weer wech;  
 en in  het begin  van April ook de  houte  Venfteren. af >  
 zoo  dat  alleenlijk  de  glaze daar op. blijven  ;  waar  over  
 men  echter,  tot bewaring voor de koude nagten,  matten  
 fpreyd.  Ontrent  half April doed men,  bij  goede  
 warme  dagen,  de  glaze  Venfteren  wel  geheel  opep> 
 m M E   L   O   E   N . 
 maar  teegens  de  nagt  weer-toe;  en  men  neemt  zorg*  
 vuldig  acht,  dat  het Zaad wel voor den Reegen  worde  
 bewaard;  tot  in  ’t laatfte van May ,  wanneer men ook  
 de glazen  gantfeh 'wech doed.  
 K 
 cn  •  De  jonge  Planten  nu opgekomen,  en  aan  het  waf*  
 fen  geraakt  z ijnde ,  mogen  gantfehelijk  geen  koude  
 I Vruchten  vochtigheyd  yerdragen.  Als ze  ruym  de  lengte  van  
 Ijnoetlet-  een halve  vinger hebben bekomen  ,  trekt  men  ’t  Hert  
 1 1  *  zachtjens  a f ;  want  dan  fchietenze krachtiger  ter zijden  
 uyt, en  geeven dies te eerder Vrucht:  welke men, noch  
 kleyn  zijnde,  op  een  L e y ,  o f  blauwe  Dak-pan  le g t ,  
 op  dat z e ,  de  Zon  daar op weer-fchijnende  ,  te  meerder  
 hitte  mogt  genieten.  •  In  koele  dagen,  inzonder-  
 heyd ieder nagt,  overdekt men ze gedurig met  een glazen  
 Lantaarn.  Als-ze  ten  naften  bij  zijn  rijp  geworden, 
   moet  men ze  met  de  hand  afplukken,  zonder  
 met  een  Mes  daar  aan  te  raken,  tufïchen  volle  
 Maan en het laatfte -Quartier^  indien  het  eenigzins kan -  
 gefchieden. 
 emea  Om  vroeg  Meloenen  te  mogen  hebben,  zaydmen  
 ■ egMe-ze  ook  wel  binnens  huys  ,  hol  en  lu ch tig ;  in  een  
 "beko-  Korft,  gevuld  met  de voorheenen befchreevene grond,  
 n,  bij  een volle Maan  in Februarius:  want  alles wat boven  
 de  aarde  Vrucht  geeft  ,  moet  met  een  volle  Maan,  
 o f een  dag  o f  twee  daar  na,  de  aarde  worden  aanbevolen. 
   Daar  n a ,  in  het  midden  van  A p r il,  o f  wat  
 later,  zet  mén  deeze  Korf  op  een  zeer warme plaats,,  
 in  de  aarde  ,  waar  ónder  Paardemift,  ter hoogte van  
 drie  voeten,  ingetreeden  is  op  de  voorheenen  verhaalde  
 wijze.  Als’er  geen  warme  dagen  zijn,  en  ook  
 ’s nagts,  dekt men z e ,   op  zulk  een  manier  als  alreeds  
 gezegf  is. 
 >emen  Men  neemt  ook deeze  jonge Planten,  hier o f  in  an-  
 Ibceter” 1  ^ere  P^aatzen  ftaande,  met een blikke  o f  kopere  Hof-  
 van fmaak koor  u y t ,  de  aarde  rondom  aan  haar blijvende,  zoo  
 kan doen  dat ze  de  opneeming  gantfeh  niet  gewaar  worden  ;  en  
 p 0,  men  zet ze  op  een  heete plaats,  met de  voorgemeldde  
 grond,  en  onder  met  weynig  Paardemift  voorzien;  
 zoo  worden  de  Vruchten  aangenamer  van  geur  ,  en  
 veel  delicater  van  fmaak;  welke  anders  word. wech-  
 genomen  door de onnatuurlijke warmte der veelvoudige  
 Paardemift. 
 Eyndelijk  houde  ik  ook noch deeze wijze  voor niet  
 onbequaam;  te weeten. 
 JAncere  Neem  Potjens,  onder  en  aan  al de  zijden  vol kleyne  
 ftanoiiee-" l aatj ens>  van meer als anderhalve  vinger  lengte,  opdat  
 kiog.  de Wortelen genoegzaam  en onverhinderd door  de zelve  
 heenen  fchieten  mogen.  Vu l ze  met  de  voorheenen  
 befchreevene  goede  g rond ;  en  fteek’er  uw  Zaad  in  ,  
 met een volle Maan van Maert.  Zet ze  dan  in  de  ge-  
 meldde  Z o n n e b a lmet  warme  Paardemift  voorzien.  
 Laat ze  zoo  lang  daar  in  blijven,  tot  dat  de warmte  
 der  Mift  vergaan  is;  ’t welk gemeenelijk gefchied binnen  
 de drie wecken.  Neem ze  dan  u y t ,  en  ftelze weer  
 in  nieuwe  varffche  Paardemift,  ’t  zij  in  de  zelv e,  o f   
 m een andere Bakj  en  gaat hier in  zoo  lang voort,  tot  
 dat  de  Planten  beginnen  te  groeyen  ,  en  de  Potjens  
 vol  Wortelen geraken.  Laatze  dan  ftil  blijven  ftaan  ,  
 200  fchietenze,  door  de  gemeldde  gaten,  hare  Wortelen  
 in  de  aarde ,  en  zullen  zöo  haaftig  en zoo  goede  
 Vruchten krijgen,  als de andere op eéne der andere wij-  
 I j::r   2en aangequeekt. 
 I UndVch  ^ ct  deezer  Vruchten ,  in  onze  Landen  ge- 
 Ijkadon-  Wonnen,  is,  mijns  oordeels,  gantfeh ondienftig,  om  
 ■   <juaam.  weer  gezayd  te  worden;  vermits  men  daar  van  noyt  
 goede  Meloenen  ziet  voortkomen;  alhoewel  het echter  
 van  zommige weer aan  de aarde word bevolen.  Beft  
 js  dat  men  het  ieder  jaar  neeme  van  het  geen üyt  
 heete Landen word overgezonden. 
 [ rte 4 iim . 
 k r a c h t e n . 
 VE  Meloenen,  anders  Melones,  o f  Melopopof  
 zijn  koud  in  den  eerften  ,  en  vocht  in  ! 
 O N K 0 .lM M E R.  526 
 derden graad;  veel beeter  om  rauw  te eeten,  als dePe- Fac. &   8.  
 poenen  en  Concommeren.  s  ’  Med.simp» 
 Geeven eevenwel weynig vöédzel  aan het Ligchaam; x>iofc.  l .u   
 en  verwekken  Winden.  Doen  wel Water lojfen.  Zijn c. 1631,  
 goed  voor  de  Blaas;  ook  voor  alle  jonge  en  hitzige  
 Menfchen  ,  maar gantfeh  ondienftig  voor  oude lieden,  
 en voor die met  Colijkj,  Scheurbuyk.»  o f  eenig gebrek in  
 QQ'Milt gequeld zijn.  Een  ftuk van  een Meloen gefto*  
 ten,  en  op de  Oogen gelegt,  neemt de brand der zelve  
 wech,  ook het  lopen  en  tranen. 
 Het  Water,  uyt deeze  rijpe  Vruchten  gediftilleert, Fafis likt  
 en  daar van,  een  tijd lang achter een,  ieder morgen  een Sltnf -c,ZOi  
 Roemertje gedronken  ,  verkoeld een hitzige  Leever en  2‘  
 Maag  :  matigt  alle  inwendige  brand:  ftild  de  dorfl  ■:  
 neemt  wech  de  gebreeken  der  Nieren,  en  is  goed  
 voor  allé  heete gezwellen  ,  met  Linnen  doeken  daar  
 opgelegt. 
 Het  Zap,  en  ook  het  geftotene Zaad met Reegen* F)odon.in  
 water  en  Böonen-meel  vermengt;  dan  daar  van  een  ltbi~  
 koekje gemaakt;  daar na  (in  de  Zon  gedroogt gewor-  
 den)  in  Wijn  gefmolten,  en  ’t  Aangezicht daar  mee  
 gewaffehen,  neemt’er alle vlekken van wech. 
 Het Z aad,  ’t  welk in de  Apotheeken word gebruykt  Verrots  
 voor  een  van  de vier  groote koude  zaden  ,  gepulveiï- llb‘ Stm^‘  
 zeen,  en met  Wijn  ingenomen,  o f  ook  in  Zuyker in-semp.de  
 gemaakt,  en-  zoo  genuttigd,  doed  gemakkelijk  Water Temp.  
 lojfen;  verzacht de pijn der Nieren,  en is  góed  teegens Simh cab   
 het Graveel.  2^ ‘ 
 De  Wortel  gedroogd,  gepulverizeert,  en  daar  van FFgin.l.  j,  
 een Drachma met Honig-water ingenomen, is een goed c' 8e*  
 middel,  om te doen  braken. 
 De  Bladeren met Wijn geftampt, en op de beet en der  
 dolle Honden gelegt,  geneezen  de zelve. 
 C LX X X I I   H O O F D S T U K * KONKOMMER. 
 Enoeg  aan  ieder  bekend ,  en dus in *t Namen;  
 Neederlandfch  genoemd :  in  ’t Latijn  
 C uc um e r ,  ofCucuMisi "vcdtHoog-  
 duytfch  C ucumer  ,  o f beeter  Cu*  
 cummer  :  in  het  Franfch  C oncoM-  
 b r e ;  en in  het  Italiaanjch  C ocome-  
 RO^  ClCOMERO,  C edRUOLO,  o f ClTRIOLO. 
 Hier van  zijn mij  in haren  aart bekend geworden ver- Zeven on-  
 fcheydene foorten,  als:  derfekey* 
 L   C ucum er   sativus eruc tu  majore,  o f groo-  °  °°  
 te  tamme  Konkpmmer.  I I .  Sa t iv u s   fr u c tu   m in 
 o r e ,  o £ kleyne Konkommer.  III.  Sat ivus  fr uc tu  
 albo   ,  o f   tamme  witte  Konkpmmer.  IV .  A ng u i-  
 nos  flexuosus,  o f  langwerpige Konkpmmer,  Slahgs-  
 wijze gebogen.  V .   Sa t ivu s   fr u c tu   lu teo   lon*  
 go ,  o f  tamme Konkpmmer,  met een zeer lange,  fchoon-  
 geel-verwige  Vrucht.  V I .   F r u c tu   longo  v ir i -  
 d i ,  o f  met een  lange gantfeh groene Vrucht.  V I I . Cu*  
 cuMis  sylvestris  ,  anders  A sininus  ,  o f  wilde ,  
 anders  Ezels  Konkpmmer.  ~  Behalven deeze  laatfte zijn  
 ze  al  te  zamen  van  eeven  de zelve Bouwing en Waar*  
 neeming.- 
 A l  te zamen  beminnen ze  een  goede,  holle,  gemee* Waf voor  
 ne,  zandige,  vaifch-orngefmeetene,  en met  twee-jari-^-0^ ^ ^   
 ge Paardemift wel-voorziene grond:  een warme,  vrije, nen.  
 bequaam-geleegene plaats,  en  tamelijk  veel  water,  ter  
 tijd toe dat ze beginnen  te bloeyen; maar inzonderheyd  
 als  de  Vrucht  groot  w o rd :  doch  daar  na,  als ze  zich  
 aan het  rijpen zullen  beginnen  te ftellen,  mogen ze. niet  
 veel  vochtigheyd verdragen;  want  daar door worden ze  
 flap,  voos,  onlieflijk van  fmaak,  en  gelijk als krachteloos  
 gemaakt. 
 Blijven  niet meer dan  eene  Zomer in ’ t leeven.  Want Aanwiiï-  
 als  hare  Vruchten  rijp  geworden  zijn  ,  vergaan ze  haa-,n’n&‘  
 ftig.  Moeten  derhalven  met  een  afgaande  Maan  van 
 May