
 
        
         
		ftighcjd,  de  H ie ß ;  alle  Caturrhaae  , ßijmerige ,  en  
 fimmige  Vochten,  zoo  datze  de  zelve  zonder  eenige  
 moeyelijkheyd doen uytwerpen;  inzonderheyd koekjcns  
 daar  van gemaakt op deeze wijze. 
 Koekjens,  Harum Radicum pulpa per cribrum  agitau  & 
 voor  injpijfat*  und as quatuor. 
 Fluymen,  Specier. Diatragacanthi frigidi 3 w) 
 jcc.  Sacchari  albifiimi quant urn fatis. 
 M iß  e, fiat Majfa 
 Formentur  inde Paftilli. 
 D e  Wortelen gefloten, en zöo lang in Melk geweykt,  
 dat  de zelve flijmerig  en  dik word  ;  dan  daar  van  ge-  
 b r iiyk t,  flopt de  Buyk-  en Roode-loop.  Deeze  flijme-  
 righeyd  word  ook  met groot yoordeel gedaan  bij  alle  
 Zalven, Plaaflers,  en Ölyen,  welke men bereyd om te  
 verzachten,  en de  pijn  te  ftillen.  
 vurant.  D e   week  gekookte  Wortelen  met  O ly   vermengd,  
 Hifi.  Pl.  geneezen  allerley gebrandheyd;  de beeten van Slangen,  
 f oLj°;.r  van Bijen,  en andere quaadaardige Dieren.  
 zifc.i9.  D e   Bloemen,  in  Melk,  o f  Honig-water,  gekookt,  
 dan  aan het Fondament gelegt,   verdrijven de fmert  der  
 Takfien,  o f  Speenen. 
 X X X V   H O O F D   S  T   U   K. 
 GEELE  MALVE. 
 Namen.'  zommiger  fpelling  Malue,  is een 
 meede-foort  van  de  voorgaande 2vitte',  
 doch  zeer  veranderlijk  in  haren  aart.  
 ^ ^ S ^ W w ^ W o r d   in  het  Neederlandfch  dus  ge-  
 nöenid:  in het  Latijn  A lthéa  lu-  
 TEA  ^  0f   Abutilon  A vichnnzE  ;  
 vermits  die  zeer  geleerde Man  deeze  Plant geenen  anderen  
 naam  geeft.'  In  het  Hoogduytfch  Ibisch  mit  
 gelben  Blumen ,  o f   A butilon ;  en  in  het  ïta-  
 liaanfch  Malvavisco  bastardo. 
 Wat voor  Zij  bemind  een  goede  ,  zandige  aarde  ,  met  een  
 een aarde  weynig  twee-jarige  Paerdemifl,  en  het  Mol van verdij  
 bemin-  rotte  Boom-bladeren  doormengd  :  een  opene ,  lu'ch-  
 nen’  tige,  warme,  vrije,  en  wel ter Zon geleegene  plaats; 
 voor alle koude Oofle- en Noorde-windeh befchut;  ook  
 matige vochtigheyd. 
 Blijft maar  Blijft niet langer als eene Zomer  in  ’t  leeven.  Geeft  
 eene Zo-  ook  ieder  jaar  een 'aardige  geele  Bloem ,  maar noyt in  
 keven1 tCt ^eeze  Geweflen  eenig  volkomen  rijp  Zaad»  Word  
 ook  door  een  kleyne  R ijp ,  o f   koude  Herjft-reegen  
 fchielijk  van  hare  bevallijke  groente  beroofd.  Der-  
 halven  zij  ieder  Voorjaar,  met  een  wafTénde  Maan  
 van  A p r il,  door  Zaad,  niet  meer  als  een  flroobreed  
 diep  in  een  Pot  gezayd,  en  niet  meer  als  een  eenige  
 Plant  daar  in  gelaten  moet  worden,  zonder  de  zelve  
 Aanwin-  eenigzins  te  reppen.  Want vermits  zij  veele Wortelen  
 ninS*  maakt,  zoo  z o u ,   indien  men’er meer als eene in liet,  
 de  een  de andere verderven. 
 K R A C H T E N . 
 X X X V I   H O O F D S T U K . 
 A L Y S S U M . 
 ■  Ord  ,  mijns  weetens,  van  niemand Naam; 
 met  eenigen  anderen  als deezen naam, 
 Griekfih c   woord  Avoset,  o f  L yssa ;  
 het  welk  zoo  wel  Dolligheyd,  als  de  
 Hik, beteekend  ;  vermits  deeze  Plant  
 beyde,  de beeten  der dolle Honden , en de Hik,, geneefl,  
 en  verdrijft.  De  Italianen hebben  ’t  woord  A lyssum.  
 na hare  taal verbogen in A lisso. 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  gewor- verfcU; ■  
 den  verfcheydene  aardige  veranderlijke  foorten ;  na-de kor.  
 mentlijk: 
 I.  A lyssum,  o f A lysson  E chioides,  o f Alyf.  
 f u m ,  gelijk  zijnde  het  Echium,  o f  Slangen-kruyd. 
 I I . A lyssum  G aleni,  o fA ly jfum ,  befchreeyen van  
 G alenus.  II I .  A lyssum  D ioscoridis ,  o f   het  
 AÏyjfon  van Diofiorides  aangeteekend.  IV . A lyssum  
 minimum ,  o f   kleyn  Alyjfon  en  dan  noch meer andere. 
   Niet  alle  zijn ze  van  eeven dezelve Bouwing  en  
 Waarneeming. 
 Echter  beminnen ze  al  te  zamen  een  goede,  luch- Watvoor  
 tige ,  zandige  aarde,  met  een weynig  oude Paerdemifl  
 doormengd:  een  opene,;vrije,  luchtige,   wel ter Zon ^  m*  
 geleegene plaats,  en matige vochtigheyd. 
 Het  A lyssum  E chioides,  o f  het  Slangen-kruydSlangen-'  
 gelijkende  Alyjfum,  en  het  A lyssum  Ga len i,  ofJ^g*-  
 Alyjfon  van  G alenus,  blijven  niet  langer  dan  e e n e ^ ^   
 Zomer  in  het leeven.  Geeven  gemeenelijk teegens  de cn Alyf.’  
 Winter  volkomen  Zaad 3  en  flerven  daar  meé.  Het^vaa  
 Alyjfon  van  G alenus  echter heeft in deeze  Geweflen Gaknus-  
 zelden  rijp Zaad,  ten  zij met  zeer goede Zomers in een  
 P.ot geplant,  en wel warm  gezet  zijnde. 
 Het  A lyssum  D ioscoridis  ,  o f   Alyjfon  van Alyflbn  
 D ioscorides;  en  A lyssum  minimum,  o f   p p y ||||j  
 kleyne  Alyjfum ,  vergaan  niet  op het eerfle ,  maar in 't^ ^ '  
 tweede jaar,  na datze  een  regt volkomen Zaad hebben.kleyn  
 ge^eeven.  Het  kleyne  Alyjfum is  hard van  aart.  Ver- AlylTum.'  
 draagd,  buyten  flaande,  fterke ko u d e ,  en  alle andere  
 ongeleegentheeden  der  Winter.  Daar  teegens,  het  
 Alyjfum  van  D ioscorides  vergaat  niet  alleen  door  
 felle  Vorfi,  maar  ook* lichtelijk door  te  veel  Reegen. 
 Moet derhalven  ,  in  een Pot  gezayd o f  geplant zijnde, 
 ’s Winters binnens huys gebragt;  op een  luchtige  plaats,  
 waar in  niet',  als  bij  vriezend Weer ,   word gevuurd,  
 gezet;  ook alleen met zeer weynig Water onderhouden  
 zijn.  A ls ’er  geen  Vorfi is ,  laat men de Plant door de  
 Venfleren gedurig zoo veel Lucht genieten als mogelijk  
 is ,  tot in  het laatfle van Maert,  o f  5t begin van April. 
 Dan  field men ze  weer  buyten;  doch men moet  haar  
 wachten  voor  veel  vochtigheyd,  en wel dekken voor  
 koude nagten  ,  ook voor droge hayrige Winden. 
 Zij worden ieder Voorjaar,  met  een wallende Maan ^   
 van A p r il,  zoo  wel  in  Bedden des Hofs  als in Potten, 
 [  niet  diepgeztayd.  Het A lysson  G aleni,  of'Alyjfum  
 van  Galenus ,  moet  niet  gerept  noch  opgenomen  
 worden:  zou anders te zeer verachteren in het rijp-wor-  
 den  des Zaads. 
 Matth.Ub.  " f   Eeze  geele  Malve  word  van  veele  gehouden  3,cap. 146.  I  1 voor  een goed Wond-kruyd3  ’t welk alle Wonden  
 ■ *■ ■ ■  ~  in  een korte tijd geneefl. 
 Camer.l.1.  Het Zaad  drijft  uyt het  Water der Blaas;  ook  het  
 c. 39.  Graveel:  neemt ween de fmerten van de Steen;  anderhalve  
 Drachma daar van met Wijn ingenomen.  Voorts  
 'kan  men ze  met  voordeel  gebruyken  in al de  ongeleegentheeden, 
   teegens welke de Alth<eay o f  witte Malve,  
 word gepreezen. 
 K R A C H T E N . 
 r   ' l ’E t   Alyjfum  van  D ioscorides met Zuyker of  
 — "l Honig gefloten,  o f  in  Wijn  gekookt,  en  het  
 ^  Aangezicht daar mee gewaffen,  neemt wech al-  
 :  Zomer-fproetelen,  en  andere  onzuy verheeden  der  
 luyd.  Daar  van  gedronken,  geneefl  de  dol-gewor-  
 'ene  Honden  ,  en  ae  geene,  welke  van  de  zelve ge-  
 eet en z ijn:  verdrijfd  de  Hikj,  heeld de  Wonden;  en  
 ioed  vergaan  &Q..fcburftheyd der  Schapen,  daar  mee  
 ewaffehen  zijnde.  .m 
 Het  Alyjfum  yan  Galenus  is  verdrogende  en  * 
 verteerende in den  eferfleU graad.  Vermag alles wat van  
 ’t Alyfinm van D ioscorides  is verhaald.’ Opend noch  
 daarenboven de doorgang der Nieren.  ■ 
 Het Alyjfum Echioides Germanicumy o f  h e t .Slangen-  
 kruyd gelijkende Alyjfum,  heeft de  zelve kracht en werking  
 van  het  Echium.  Zie  op  h e t  Hó ofdfiitlf Slangenhoofd. 
 Het  Alyjfum  minimum,  o f   kleyn  Alyjfum,  is  een  
 pooit  van  T hlaspi ;  en word  de  zelve  krachten  toe-  
 gefchreeven. 
 ■ lijke 
 ■ watvoor  
 pij bemin. 
 X X X V I I   H O O F D S T U K . 
 FLUWEELE BLOEM. 
 E e f t ,  mijns weetens,  geenen  anderfen  
 naam  in  het  Neederlandfch.  Word  
 i n ’t  Latijn geheetén  A maranthus,  
 na  het  Gfiekfche  woord  A/uupxvr®,  
 het  welk  beteekend  Onverwelkelijk}  
 om  dat  de  Bloem  deezer  Plant 3-  af-  
 gefneeden  zijnde,  een  lange  tijd noch  frifch en  onyer-  
 anderlijk  blijft:  in het Hoogduytfch  T ausendschon :  
 in 5t FranfchVASSL  V elours;  eri  in  het  Italiaanfch _  
 Amaranto  ,  Fior  di  V elluto  ,   o f   F ior  
 d’Amore. 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  
 veele  zeer  fchoone  foorten,  van  een lullige aanfehou-  
 wing;  te weeten: 
 I.  Amaranthus  purpureus  semine  albo ,  o f   
 pttrpure  Flmveel-bloem  met  een wit Zaad.  II.  A maranthus  
 ^ HOLOSERicus  CRISTATUS,  o f   breede Flu~  
 weef bloem,  zittende  op  de  wijze  van  een  Hoender-  
 kam.  III.  A mahanthus  tricolor ,  jive  q u a -  
 driqolor ,  ó f   Fluweel-bloem 'met  drie  o f vier  veranderlijke  
 verwen.  IV .  A maranthus  holosericus  
 Flore albó ,  o f witte FluweeLbloem.  V .  A maranthus  
 Caulb  et  spi ca  lutea ,  o f   Fluweel-bloem  
 met  een geele  Steel en Ayr.  V I .  A maranthus  ru-  
 ber  ,  o f  roode  Fluweel-bloem.  V IL   V iridis  ,  o f   
 gatitfeh groene  Fluweel-bloem;  en  dan  noch  meer  andere. 
   Al  te  zamen  zijn ze  van  eeven  de  zelve  Bou-  
 wing  en  Waarneeming.' 
 De  Amaranthus'  tr ico lo r,  five ^ ouadrico-  
 lor ,  o f  Fluweel-bloem  met  drie  o f  vier  veranderlijk  
 ke verwen, als donker-rood,  bleek-rood)  fchoon  geel,  
 en  groenachtig;  word  ter  dier  oorzaak  ook genoemd  
 Papegayen-kruyd.  De  zeer aangename en verwon-  
 derens-waardige  fchoonheyd  deezer  Plant  verlufligd,  
 d?or  een  aardige  bevallijkheyd,  al  flil-zwijgende  het  
 Hert  der  aanfehouwers;  en  als een  treurig gemoed het  
 Oog  daar  op  flaat,  wórd het  fchielijk.weer verquikt;  
 ja  moet  als verbaafl  flaan  over de verfchillende fchoonheyd  
 deezer  verwen  ,  van  die groote  en  alder-konflig-  
 fte  Meefier  uyt  de  zwarte  aarde  voortgebragt  ;  en  
 van  welke  couleur en  dè  een  teegens  de.  andere  ,  en  
 ahop  de  Natuur  teegens  zich  zei ven,  ,om  de  prijs  
 fchij nt ’ te  flrij den.  - 
 Zij  berriinnen  een  goede,  gemeenë,, zandige aarde,  
 niet  een  tamelijk  deel  twee-jarige  Paerdemifl  door*  
 niengd  :  een  opene  ,  warme  ,  luchtige, ,  vrije ,  en  
 wel ter Zon geleegene plaats: ook matige vochtigheyd.  
 Blijven niet  langer dan  eene Zomer in  het leeven.  Gee-  
 ven  gemeènelijk in den Herffi volkomen  rijp Zaad;  en  
 Verfterven  dan ;  het zij  door een kleyne Vorfi>  o f   vaft  
 Zelfs,  Worden  dèrhalvén  in  ieder  voorjaar ,  met  een  
 wallende  Maan  van April o f  M a er t,  in  de  aarde  ge-  
 2ayd ;  niet  diep.  Doch  het  A maranthus  tricolor, 
   o f  met drie verwen,  Zijnde de  teederfle  foort van 
 ■’  m°et men z.ayen in  een Pot,  o f  anders  zeer warm  
 teegens een Muur aan  ,  na dat men  de aarde wel  voorzien  
 heeft met varfche, warme  daar onder gelegde Paerenufl. 
   Anders  zou’er  geen  volkomen  Zaad  van  te 
 voorfciïijn  korticn.  Men moet haar ook bewarëft  voor  
 veel  Reegenen,  wijl  hare  fchoonheyd,  inzonderheyd  
 in de eerfle opkomfl te  veel daar van óntfangende,  daar  
 door  word  verminderd.  Daarenboven  moet  men  de  
 P o t ,  daar ze  in  gezayd  zijn  ,  een  maand  ó f   zes wee-  
 •ken  lang,  tot aan de bovenfle rand to e,  zetten  van de  
 eene  warme Paerdemifl in  de andere.  Naderhand móet  
 men  haar voorzichtig dekken  voor  koude nagten,  Winden  
 ,  en Reegen. 
 Yn voorige Eeuwen  wier den  deeze  Bloemen Veel ge-  
 bruykt  in  allerley gèvlögtene Kroonen,  welke men  op- Bloemen  
 hing,  teréeren van  een  Koning,  o f  Prins;  om dat  ze voortijds  
 (gelijk  Hesychius  daar van  fchrijft)  niet verflenflen wierden  
 noch  vervuylden ;  ook  ’s Winters,  met  Water  be-  
 fprengd  zijnde,  zich  weer  verftifchten,  en  als  varfch cap. S .'  ‘  
 gezien  wierden.  Eeven  om  de  zelve oorzaak wierden  ■ nmnüd.  
 ze  in  de  Tempelen  opgehangen  ,  én  de  Goden  toege-  79‘  
 wijd  3  volgens  het  getuygenis  van  Plinïus  en  A r -  Alex.Pedi  
 temidorus.  Waarom  dan^ook  C lemens  A lexan-/  2*e.8.  -  
 DRiFjus,  de  Chrifienen  vermanende,  dat  ze  zich  op  
 geenerley wijze met der Heydenen Afgoderijen,  ook niet  
 in  deeze zaak,  zouden helmetten,  haar te geihpet voerde  
 ,  dat  al  de  geene,  die  God  gehoorzaamden,  een  
 Amaranthe  (dat  is,  onverganglijke)  Kroon was wech  
 gelegt.  Daarom  ook  Petrus  de  zelve  heeft  genoemd  
 een  Heemelfche  Kroon  ;  ’Aptagfintvov  £  Jofys  oi- 
 (petvov, 
 K R A C H T E N . 
 A Mdrdnthus ,  o f   Fluweel-bloem ,  is  een  weynig Galen.  lib.  
 fcharp  en  te zamen-trekkende  van  aart:  ook  aan  ^ c‘  sint%'  
 de Maag onaangenaam; 
 De  Bloemen in Wijn  gezoden 3  eh  daar van  gedron- JEtius  l. i»  
 kên,  floppen d z wit te Vloeden der Vrouwen:  zuy veren Serm' u.  
 allerley vuyle gezwellen,  en  zijn  zeer  dieriflig voor de  
 geene welke’ Bloed fpouwen;  delgelijks  voor de Leever-   
 zuchtige.  Een  tijdlang in Wijn  te weyken gelegt,  geeven  
 ze aan  de zelve een  roode verwe. 
 Het  Zaad  in  Wijn  gek oo kt,  verwekt  overvloedig Durantes  
 Zoo in dér Vrouwen Borflen.  fol.n. 
 X X X V III.  H O O F D S T U K . 
 A M  M I. 
 (Eder  bij  deezen,  eh,  mijns wéeténs, Geenen  
 Hgj riiet  geenen  anderen  naam  bekend. 
 Hier van zijn mij  in  haren aart^wver-  
 1 fcheydene  fqorten bewuft  geworden; 
 , namentlijk: 
 —-  I.  Am mi • vu LG are  ,  o f  gemeent v n c  vet-^ 
 Ammi.  I I.  LusiTanicum ,  of Portugalfche Ammi.  c 
 I I I .  Ammi  perpusiLLUM ,  of  kleyne en teedere Ammi. 
   M e e f ta l  te  zamen  zijn ze  van  dezelve  Bouwing  
 en Waarneeming. 
 Zij  beminnen  een  goede  gemeene,  Zandige  aarde;  Watvoor  
 liever  met  oude Paerdemifl,  als  met gantfeh geen  vet-  
 tigheyd voorzien:  een opene,  luchtige, vrije, warme,  nen.  
 wel  ter  Zon  geleegene plaats,  en matige vochtigheyd. 
 Geeven niet afleen Bloemen, maar teegens de Winter volkomen  
 rijp Z a a d ;  én  daar mee vergaan ze. 
 Moeten derhalven  in  ieder voorjaar, met een wallen*. Aanwinde  
 Maan van  M a er t,  weer op nieuws gezayd,  en  het mnS;  
 Zaad niet diep  in de  aarde gelegt worden. 
 Doch  het  A mmi  p e r pu s il lum ,  o f   kjeyn  teeder Klcyikee-  
 Am m i,  krijgt  in  deeze  Geweflen  zeer  zelden  Z aad;  der'Ammi,  
 ten  zij  zomtijds  bij  goede  Zomers,  wanneer men  het  
 met een waffende Maan  van  April in een Pot  zayd,  en  
 dan  op  een  zeer warme plaats field. 
 Dit  aardig ,  teeder'Gewas ,  van  een  zeer bevallijke Gedaante  
 danfehouwing, n o y t,to t noch  toe,  van  iemand bekend,  e' 
 groeyd in  deeze Landen  op tot de hoogte van een  kleyne  
 X   maatvoet»