
 
        
         
		537  V a r k e n s b r o o d .  H o n d s t o n g .  C ym b a l a r ia   d e r   I t a l 
 Ideyner  voortfchieten.  Ruften  op Steeltjens,  ontrent  
 een  vinger  lang.  Tuffchen  welke  uyt  de  Wortel,  in  
 den aan vang van May,  groote,  tamelijk-hoog regt op-  
 ftaande,  Snceuw-witte,  en  zeer  lieflijk-riekende Bloemen  
 te  voorfchijn  komen  ,  beftaande  uyt  v ijf lange,  
 fmalle,  gemeenelijk  haar  wat  omdrayende  Bladeren.  
 :n.  Na  de  afvalling  deezer  Bloemen  blijven  hare  Zaad-  
 knop jens  (  doorgaans met weynig  Zaad voorzien )  regt  
 ovcreynd  ftaan,  zonder  haar  (gelijk  die van  de andere  
 foorten  dóen  )  eenigzins  op  de  aarde  neerwaarts  te  
 drayen. 
 »ievu wit  C yc lamen  vernum  minus  flore  albo  ,  o f   
 B/arsens-  kkjn  wit Varkensbrood,  bloedende  in  ’t begin van May,  
 Arende  8eeJfr uy t  een  £wart-bruyne,  en  teedere Worffi'Tbegin  
 te^  n*et  Vee^  bladeren  ,  ruftende  op  paarfch-verwige  
 I via Ma/*  Steelt jens.  Zijn  niet  groot van  aart:  een  goede duym  
 lang  en  breed,  doch 'na voren Herts-wij^e wat fmaller  
 toegaande ;  onder  bruyn-rood,  boven  donker-groen,  
 vercierd  met  aardige  witte plekken  en ftreepen;  aan  de  
 randen  een  weynig gekarteld ;  en  van  binnen  begaaft  
 met  v ijf  groote  Adert jen s ,  waar  uyt  veele  kleyne  
 Bladeren,  voortvloeyen.  Tuffchen  welke  in  ’t Voorjaar  eenige  
 kleyne,  Sneeuw-witte,  .welriekende,  uyt v ijf  Bladert-  
 jens  beftaande,  zeer bevallijke Bloemt jens voortkomen.  
 Roemen. Welke na agt dagen neervallen.  Dan drayen  hzie Steelt-  
 jens  zich  neerwaars  tot op de aarde;  en laten  in  ’t volgende  
 Voorjaar  in  deeze  Geweften  een volkomen  rijp  
 Zaad na in  hare Zaadhuysjens.  
 f^lay-Vai-  Gyclaivien  vernum' marmoreum,  o f  May-Var-  
 Knsbrood kensbrood,  met gemarmelde,  Bladeren  ,  is,  mijns  oor-  
 amierde ^ee^Sj  £ fchoonfte  onder al de andere foorten.  Krijgt  ■  
 aderen jiiyt  een. groote ,  zwarte,  Raaps-wijze  ronde,  en  met-  
 i gedaan- veele teedere  Veeuelingen  voorziene Wortel,  zeer beval-  
 § |   X\)kz’Bladeren,'  ruftende op  lijf-verwige Steeltjens.  Zijn.  
 tamelijk  groot,  rpndachtig,  onder eeyenwel een Wfy-  
 nig  puntig,  vertonende de gedaante van  een Hert.  De  
 lengte  en  breedte  is  van  ontrent  een  kleyne  vinger.,  
 Wat  min  o f  meerder  :  onder  purpür-verwig;  boven  
 m ’t midden  donker-groen  ,  vlams-wijze gefteld;  daar  
 na  met, witte  en.groene plekken,  ook zeer fchoongemarmerde  
 ftreepen  ,  verwonderens-waardig omvangen:  
 aan  de  randen  teeder gekerfd;  inwendig  vercierd met  
 •loemen.  veele  groote'en  kleyne  Aderen,  Tuffchen deeze Bladeren  
 {cbieten met de zelve uyt de Wortel op  ,  in  ’t begin  
 van  M a y ,  groote  witte ,  welriekende  Bloemen  ;  
 gemeenelijk beftaande uyt v ijf lange,  fmalle,  doch ook  
 zomtijds  wel  uyt  zeeven  Bladertjens,  doorgaans  haar  
 wat  krom  drayende  :  als. deeze  Bloem  afgevallen  is ,  
 drayd  terftond  het  Steeltje  met  het  Zaadknopje  zich  
 ]n malkander,  en  buygt  tot  op  de aarde neer;  in  dien  
 ftaat blijvende,  tot dat in  ’t volgende Voorjaar  ’t Zaad  
 riJP geworden is. 
 K R A C H T E N . 
 'T-^rkensbropd,  o f   Cyclamen,  is verwarmende en  
 Y   verdrogende tot in den derden graad: ook  fchey-  
 dende,  afvagende,  zuyverende, openende,  ver-  
 teerende van  aart,  en  fijn van^deelen.  ' 
 Twee o f  drie Drachmen van het Poeder der gedroogde  
 Wortelen  met  Spaanfche Wijn o f  Meede ingenomèn, 
 B laagt  van  onder  a f  alle  taye , ftijmerige,  galachtige  en  
 aterachtige  vochtigheeden  :  doed  de geéle  verwe  des  
 ^ehaams  vergaan,  als. men  zich op de inneeming  wel  
 toegedekt, en gezweet  heeft.  Verwekt ook  de Maand-  
 J onden  :  opend de  verftoptheyd der Leever,  Galblaas,  
 en Milt.  Is goed teegehs  de  Engborftigheyd,  en  aller-  
 ey  doodelijk  vergif:  doch  veroorzaakt  de  zwangere  
 t  r° u^ e?1  een  misval,  en  vërhinderd  andere Vrouwen  
 j  prangen.  J a  zou ook  de  Vrucht  in  ’t  Ligchaam  
 L Vg°  efj*  Het zelve vermag de Wortel,  ó f  een  ftuk daar  
 I I  ,Ü . eSts  aan  ’c  Ligchaam gehangen.  Doed  echter  
 Ti  1 Ven £>emakkelijk1 baren. 
 e  geftotene Wortel plaafters-wijz.e öp den Buyk ge- 
 IA N E N .  5 3 8   
 le g t ,  verdrijft  het  Colijk en  de  Buykfrimping.  Met  
 Honig  en  Azijn  vermengt,  dan  opgelegt,  geneeftde  
 Wonden;  defgelijks de fteeken  en beeten der Slangen en  
 dolle Honden.  * 
 Met  her Wate r,  waarin  deeze  Wortel gezoden  is ,  Serapiode  
 geftooft en  gewaffehen,  helpt de verftuykte,  verwron-  TemP‘  
 gene Leeden  ;  ook de geene,  die van  het Podagra wor-  s^mH'  ca?‘  
 den  gequeld.  Is  goed  voor de Schurtfheyd,  en  voor  
 hitsige  Bleynen.  Maakt  een  z.uyver  Vel.  Belet  het  
 ttytvallen  des  Hayrs,  en  neemt  wech  allerley  lidtee-  
 kenen. 
 .  r  ' ct  Z ap 1  ö f  N it t ,  der  geftotene  en  uytgeparftte Galen.  tli.  
 !  JVortden,  zoo  lang gekookt.  tot  dat het  de dikte  van  
 ;  Honig heeft bekomen,  is veel krachtiger  als  de Wortel’1'  
 zelfs.  Met  Edik  vermengt,  doed  de  uytgefchotene  
 Aarfdarm  zich weer intrekken,  als  men  de  zelve  daar  
 ;  mee  beftrijkt. 
 Het zelve Zap  op  de  Navel  geftreeken,  maakt  een  7*  
 zachte Stoelgang:  doch de bevruchte Vrouwen moeten  c' 3* 
 1  ^Ich  hier  voor  wachten,  want  op  haar Ligchaam  ge-  
 egt zijnde,  zou het hare Vrucht de dood veroorzaken* 
 Door  de  Neus  opgetrokken  ;  o f  met  Honig I   anders  
 ook met fijne Canari-zuyker gemengt,  en  dus  in  en pp  
 de Dogen-gedaan  ,  is  dienftig  om  een  klaar Gedicht  te  
 bekomen,  en  de  dujfterheyd daar Van  te  verdrijven;  de  
 fchemering ,  het  lopen  en  tranen,  zelfs  ook  de  Vlie^  
 z>en  wech  te  neemen.  Delgelijks  de  lammigheyd,  en  
 trekking des Monds;  allerley koude gebreeken dér Her f-  
 fenen.  Opend daarenboven  dé  Anbeyen ,  o f  de  Takken  
 des  Fondaments.  ' 
 Een  Scrupel  van  eeven  dit  Z a p ,  t’elkens  g e b r u y JEtiusA-  
 met Meede,  o f  Spaanfche W ijn , geneeft de Gebreeken  I(  
 van  de  .L eever  ,  en  de  Water^UGhtigheyd ',  ook  dë ^erm'  
 Geelzjficht  ,  terftond  na  de  inneeming  daar  op  gezweet. 
 -  Vier oneen  yan  het gediftilleerde Water deezer Woï-i Dttranttt  \  
 telen meteen  half once  Zuyker  ingedronken •,•  ftild  dë H" * ' f oL ‘  
 Bloed-braking-, beeld d tgeborft ene Aderen des Ligchaams;  1  
 en in  de Neusgaten ópgetrokken  ,  doed het  bloeden uyt  
 de Neus  ophouden. 
 De  gemeldde  Wbrtel  in  kleyne ftukjens gefneeden;' Camerar.  
 geweykt in O ly  van  bittere ’ Amandelen  ;  daar  na met ^  Mauh.  
 een weynig  Wijn  gezoden  ,  en  dan  uytgeparft,  geeft  * '   *'  
 een  zeer goede Oly,  om door de zelve de doofheyd-wQcb.  
 te  neemen  ,  en  het  gehoor  weer  te  openen  ;  ook het  
 t uyt en en  z,ujz,en der Oooren  té doen  vergaan, als mea’er  
 drie, vier, o f  zes druppelen van in de O oren doed druypen. 
 C LX X X V   H O   O F D S T U   K. 
 HON D S T O N G . 
 ■ N   het  Neederlandfch  metdeezen,  en,Namen*  
 mijns  weetens,  geenen  anderen  naaiti  
 genoemd.  . In, het Latijn  Cynoglosn 
 is  .*  in  het  Hoogduytfch  H u n d s z u n - 
 C hien;  en in het Italiaanfch  Cinoglossó ,  of L in-  
 GUA  D l  CaNE.' 
 Hier van  zijn mij  in  haren aart bekend geworden  eê- Vier 7f r*'  
 nige veranderlijke foorten;  te weeten:  anderlijke T r >  aardige 1. CYNOGLOSSUM  VULGARE  MA JUS FLORE  ALBö,  foorten.  
 groote gemeene Hondstong met een witte Bloem.  I I .V ul-  
 g a r e   Ma ju s   FLORE  PURPUREO  ,  o f  gemeene groote  
 Hondstong  met  een  purpure  Bloem.  III.  C y n o g lo s -   
 SUM  CRETICUM  FLORE  SUAVE  RUBENTE,  o f  Honds*  
 tong uyt Candien met een  lieflijkro°de  Bloem.  IV .  C y -  
 n o g l o s su m   .m o n t a n u m   m in u s   ,  o f   kleyne  Berg-  
 Hondstong.  Behalven deeze laatfte zijn Ze alle Van eeven  
 de zelve Bouwing en Waarneeming» 
 Zij  beminnen  een  goede,  zandige,  wel-gemeftte Grond,  
 grond;  een  vrije  en  genoegzaam  ter  Zon  geleegene