
 
        
         
		7 17   R leYN MaaNKRUYD. MAANKRmT) Ï>ER CttYMfSTÉtf. VfCfeBOÖK.  yi% 
 ■ mengt.  Zijn  in  *t midden  ,  en  van alle |>unten,  met  ;  
 eenige  teedere >Idertjens doorlopen:  dikachtig van  aart;  I  
 inwendig-, vochtig.  De bovenfte teederfté geeven  zich  '  
 op  verre  na  zoo  breed  niet  uyt  als  de  onderfte;  zijn  I  
 ™et 200  maar als met  een korte blee- 
 Icë  rtiygheyd omyangen. 
 Bloem-  In  de. Maand  van  Jttniits  komen  tuffchen  de  zelve  
 S n o p - In  f  bidden  uyt  de  Wortel  een,  tw e e ,  o f   ook  wel  
 jcns, doch zojntijds,  na  geleegentheyd  van  de  grootte en  ftqrkte  
 zonder  des  VI ortels,  drie Steelen t’effens  te voorfchijn,  zijnde  
 Bloemen,  zes vingeren breed,  wat meer o f  minder hoog; ontrent  
 rond;  een  ftroo,  en wat meerder,  dik,  inwendig Zap-  
 pig" i  uytwendig  bekleed  met  een  aangename  groeii-  
 h e y d ;  en  boven  verdeeld  in  verfcHeydene  hayrach-  
 tige  Zjjde-takjens,  nu uyt de eene,  dan  uyt de andete  
 zijde  Doven  malkander  voortkomende' :  beladen  met  
 veele  kleyne,  ronde ,  aardige  Knopjens,  Druyfs-ivij-  
 doch zonder  eenige  andere  Bloemen,  o f  Z a a d :  
 •welke  naderhand  verflauwende,  in  haar  zelven  vergaan. 
 k r a c h t e n . 
 Uonklj. - T f 7 Leyn Maankruid, ,  o f  L u n a r ia   B o t r y t i s ,   is  
 !■ >}!■   J^L^koud en droog-  ook een weynig te  zamentrek-  
 kende,  zuy verende,  en heelende van  aart.  
 y U 'l L}.  -  Gedroogt,  gepulyerifeert,  en  daar van  een Drach-  
 I  fil 984.  ma met Wijn  o f  eenig ander  Nat  ingenömenj  o f   ook  I iïü l we^a Wijn gekookt,  en  daat van  gedronken,  is zeer  
 f  filiif.  goed  voor de.verjfuykte en verwikte Leeden ;  voor  alle  
 Cmimr.  ja -  en  uytwendige Wonden,  tpuade  Zweer'mgen,  en  de  
 I  ij.«. ioj. .Gefcheürtheyd:  voor de Leeverzuchtige;  voor die Bloed  
 fpouwen,  en  voor die een Druypert hebben. 
 I  l. j\  ,  Het  zelve  Poeder  met  roode  Wijri  te drinken ge-  
 :  '  geeven,  is  dienftigyvoor  de  roode-  en  witte  Vloeden  
 der  Vrouwen;  defgelijks  teegens  de  Bloedgang,  o f   
 r  roode "Loof,  i 
 D e   Bladeren  groen  gefloten  ,  en  alzoo  gelegt  op  
 Wondeny  opene  Gaten,  en  andere  Ztveeringeny  genee-  
 zen  de  zelve. 
 I  mrahc  d  Zaady  o f   de  Knopjens  deezer  Plant,  worden 
 I  aande^  van  zommige  voor  vergiftig  gehouden  ;  zoo  dat  de  
 I  Beeftea;  Koeyen  en Paerden,  daar van  eetende,  fterven.  Doch  
 •als  men  haar  flraks  daar op de Bladeren te eeten  °eeft,  
 •zoo  word  deeze  quaadaardigheyd terftond wechbenomen, 
   en  de Beeften behouden  haar keven. 
 C C C X IV   H O   O   F D S T U K . 
 M A   A N K   R U   Y  D  
 der  CHYMISTEN. 
 O k y  gelijk het voorgaande,  een  kleyn  
 aardig  Gewas.  Word  in  ’t  Neetij 
 »   L u n a r ia   C h ym ic ö r u m   :  in   Pt  
 Hoogduytfch  M o n d k r a u t   v o n   d ié   
 GHYwrsTEN:  in  het Franfch L u n a i -  
 -Re  d e   C h e m i s t r s ;,  e n in   't Italiaanfch  L u n a r ia   d i   
 A e c h im i s t i . 
 Ü ’ “ -  ®emind  iiyt eygener aart een gehéelzandige,  goede  
 aarde ,  met,  een  weynig  een-jarige'Paerifcmift  door-  
 ■ raengt:  een  opene, . vrije,  warme  plaats,  en matige  
 Vochtiglieyd  in  de  Zomertijd.  Verdraagt  ongeeme  
 WiTOrde  ' 5  in  deeze  Geweften.  Moet  derhalven  ,  in  
 'v»rte  SflhPot geplant  zijnde,  in  OBober  binnens  huys  wor-  
 »«mea.  den  gebragt,  op  een  luchtige plaats,  zonder  o f  met  
 :Vuur  :  gedurende  de  Winter  onderhouden  met  een  
 Weynig  huwgemaakt Reegenwater,  vermitsze  in  dien.  
 ■ »)d door een weynig t e  veel  lichtelijk Zou aar,gedoken  
 .Worden ,   en  verrotten..  Niet  voor  ha lf  atprü  mag 
 men ze  ween buyten de Zonneftralen  voorftellen  ,  met  
 een Mngenamene  zachte Reegen.  - 
 in  deeze  koude  Landen word z e  dangewonnen,  niet Aoowin.  
 alleendoof-haar Zaad,  wanneer  't  zijne rijpheyd moet aing.  
 bekomen  (  rwelk.hier zelden gebeurd,  ten zij  bij  hee-  
 t^Voorjaren)  met éen wadende Maan van Zpril in  een  
 Pot  gelegt ,  gevuld  met  goede  zandige aarde,  zonder  
 tepige Mift, ontrent een  kleyne vingerbreed diep;  maar  
 o okdoor eenige  weynige jonge  gehint jen, ,   m «  lang.  
 heyd  van  rijd  voortkomen*.  Wélké  men  ,   als  ze  
 bequaam  z ijn ,  niet  de  genieldde  Zprilfihe  Maan  af.  
 neemt en  verplant. 
 ■ /D it  bezienswaardig  én  teedér  Gewas heeft  in  ónzeO«l»^»'  
 koude Geweften een  dikke,  rondé,  een  vinger o f  daar dr Wor'   
 ontrent  lang zijnde Wortel,  met eenige kleyne en w e v - '   ‘  
 mge  hol  van  malkander  geftelde  Veekelen  Vóórzien  ;  
 onder wat dunner toelopende,  inwendig wit,  van  buv-  
 ten  bleek-bruyn  van  verwej  rondom met veel  ( z o * -   . 
 tijds  meer  als  twintig )  kleytre  ,  ronde  Knobbeltiem  
 ontrent  eeven verre ordentlijk van den anderen  gelleld’  
 begaafd.  °   ' 
 U y t  de zelve  komen  voort,  in  't begin  van  M a y , Waaru«  
 ot  in  laatfte  van  ulpril,  niet  meer  dan  twee  kleyne niet  
 Bladertjens,  ieder twee vingerleeden, wat meer o f  min- w ” twce 
 ■j j   anf t ; , een M v e  vingei* d f  wat meer  breed,  in  ’tBIadcrt-  
 middeir o p ’t breedfte;  voor  en  onder  aan  de  Wortel jens voort,  
 in  een verminderend ftómp  punt  eyndigende.  Ruften komcn-  
 op  geene  Steeltjens,  maar fpruyten  zonder  de  zelve als  
 uyt  de  Wortel;  doch  eeven  boven de aarde zich  verheffende. 
   Zijn  aan  de  randen niet gezaagd,  maar ef-  
 fen  en  flegt;  in  ’t midden voorzien met een  reèt-door-  
 lopende groote M e r ;  waar uyt verfcheydene  kleyne, Haregec  
 ter  zijden uytvlöeyende,  voortfehieten:  bdveit,  na d e ftaIte-  
 z on'gekeerd1,  begaafd  met een  zeer bevallijke uyt dén  
 groenen  bleek-blauw blinkende  couleur,  dóch  van  onder  
 bleeker. 
 U y t  welker midden  opfehiet  een  eenig Steeltje,  zoo Bloem-  
 lang  als  de  middehfte  vinger, Wat meer  o f  min;  on- p o t» . 
 der  een  ftroo dik,  doch  na bovtn wat dunbef;. rbhd  ,  ------ 
 gantfeh  ruyg;  verejerd met een  fchoóne,  wat blinkende  
 ,  aangename bleek-purpure  verwe.  Op  des  zelven Eu eenigi  
 bovenfte punt ziet men een  eenige  Bloem;  niet. groot •  ^loenWÏ1* '  
 ó o k  niet  aan  de rand  gefneeden,  maar  zich bóven  in  ’t  
 ronde  openende;  geheèt  höl  van binnen;  niet qualijk  
 verwonende  de  gedaatite^ vKB'een. Kopje,  o f  ffietfpije;  
 vercierd  meu  e,en  verwonderpas-waardige,  fchoone!  
 blinkende ,  donker-blauwé-  veiwe P  waar  onder  eenig©  
 als  zwart-donker-blauwc  Jlreepen  doorlopen..  Alsze  
 zommige  dagen  ópen  geftaan  heeft,  vergaatzéin h a r   
 zelven,  en  valt 'a f ,'  nSateilde  een  ronde  ,   doch. ook  
 zomtijdswat  gehoekte’  Knóp  ,  eérft uyt  den. brumen  
 groenachtig ,   daar na blinkend bleek-blauw  ,  voorzien  
 met eenige donker-blauwc Jlreepen,  eeven gelijk deEtoe- l u i men, 
   doch  fterker;.  ontrent  op  de  wijze  en  na de ge- knoP feB  
 daantevanhet  H e r b a   p a r i s ,   o f Wolfi-bezie,  Z om -2 “ 4   i  
 tijds  isze met Zaad gevuld. 
 K  R A   C  II  TEN. 
 Eeze  aardige  Plant,  uyt  eygener aart groeyen- Gebroy.lt,  
 de  op  zommige  Bergen  in  Hongarycn  en  Bo- om  vas  
 heemen,  waar  van het  Zaad mij  uyt  Weenen  
 is  toegezonden  géweeft  door den Ed. Heer  N. Why- «   ma 'uï  
 DERHOUT  ,  word  van  eenige  curieuze Chymijlen in die  
 Geweften gebrnykt, om van Ouikziher goed, v a jl^ il.  
 ver  te maken;  en  heeft  ter  dier oorzaak de gemeldde  
 naaiji  bekomen. 
 Z z   j ’ cccxy