
 
        
         
		Wortel.  Deeze  Plant  groeyt  uyt  een teedere,  veelvoudige ,  
 langdurende,  dunne  Schelwortel,  met verfcheydcne  
 hol-geftelde  Lcedjcns,  en  donker-bruyn-verwig,  een  
 hand  lengte ,  of daar  ontrent,  opwaarts.  U yt  hare  
 Steden,  ronde  Steel  (met  veele  Leedjens,  digt  op  malkander  
 komende,  vercierd )  komen  beneeden  andere  kleyne  
 Scheut jens  voort,  met breede,  voor puntig toegaande  
 Bladeren,  bladeren,  een vingerlid,  of wat minder  lang ,  die van  
 de Pariet aria minor,  o f’t kleyn Glaskruyd,  in gedaante  
 gelijk :  ruftende  op  korte bleek-bmyne Steeltjens ,  
 altijd twee en twee aan hare Steel regt teegens over malkander  
 gefteld,  uyt  den  groenen  donker-bruyn-ver-  
 wig ;  een  weynig ruyg ;  dun  van  fubftantie ,  met  
 flegte  kanten ,  en  een  grootc  regt-doorlopende Ader  
 begaaft,  waar uyt veele kleyne ter zijden uytfchieten.  
 Bloemen.  TulTchen  de  boven fte  deezer  Bladeren,  aan  de  
 Steel,  fpruyten uyt ,eenige,  weynig  bij  malkander ge-  
 ftelde ,  Bloemen ,  beftaande  uyt  vier  Bladeren.  De  
 Zaad.  verwe  is  uyt  den  paerflehen  geel.  Deeze  afvallende,  
 komen  kleyne  ronde  Knop jens  te  voorfchijn,  boven  
 aardig in  vier punt jens verdeeld,  gelijk  de  Nagelen ,  
 en gevuld met een kleyn,  zwartachtig-bruyn Zaad.  
 Breed-bla-  Het  PARï ETARIA  LATIFOLIA  TRIMESTRIS  L u S I -   
 ^Cr'fi'ch°r" TANICA 9  ° f  breed-b laderig  Portugalfch  Glaskruyd,  
 Glaskruyd. D*et wel de tijd van vier Maanden  durende,  word met  
 een wallende Maan van April in een Pot gezayd,  warm  
 gefteld,en met matige vochtigheyd onderhouden.  Dus  
 gehandeld,  geeft het dikmaal volkomen rijp Zaad,  en  
 vergaat dan van Zelfs.  . 
 Kleyn  Het Par ie ta ria minor. O cymoides ,Jive O c ymi  
 Glaskruyd  fo lio ,  of kleyn Glaskruyd met Bladeren van  Bajilicum,  
 met Blade- gj^gy j   Uy t een  teeder,  bruyn-verwig,  veezelig ,  en  
 BafiUcum. ki de.Mond geknauwd wordende bitter van fmaak zijnde  
 Worteltje,  een hand lang opwaarts;  zich verdeelen-  
 Wortel.  in  verfcheydene  teedere ,  ronde ,  uyt  den  bleek-  
 Bladcrcn  bruynen roodachtige,  heldere (of klare) en een weynig  
 blinkende Steelt jens,  onder meer als boven.  Aan welke  
 de Bladert jens  niet  regt teegens malkander over,  maar  
 een  vingerbreed  de  eene  boven  de  ander ,  nu  uyt de  
 eene,- dan uyt de andere zijde,  voortkomen;  ruftende  
 op bleek-rood-verwige Steelt jens, nauwelijks de breedte  
 van een  vinger lang.  Met de zelve hebben ze de lengte  
 van een  kleyne vinger,  wat  meer  of minder;  en  zijn  
 ontrent  een  vingerlid breed;  wat ruygachtig van aart,  
 uyt  den  geelen  aangenaam-groen  van  couleur,  wat  
 blinkende :  in *t midden op het breedfte,  na beneeden  
 fmal;  ook -voor in  een  Ipits punt  uytlopende ;  zacht  
 in ’t aanraken; echter onder een weynig fcharp; ook een  
 weynig  bitterachtig  van  fmaak,  en  te zamentrekkende  
 :  in  ’t  midden  begaaft  met  een  regt-doorlopend 
 A d e r tje,  waar uyt  vier  andere  opwaarts  gekeerd,  en  
 uyt  deeze  meer  andere Adertjens,  zeer veel in  getal,  
 voortvloeyen. 
 Gdbüte  Tuflchen de zelve,  aan  de Steelt jens,  groeyen  zeer  
 dcrBloc-  veele kleyne,  digt aan malkander geftelde,  drie-blade-  *ncn’  toegefloten e groene Bloemt jens, hebbende inwendig  
 eerft een rond,  en voor Ipits Knopje,  waar op men  
 ziet ruften een ander zeer kleyn Knopje,  ruyg van aart,  
 zeer fchoon  purpur-rood-verwig.  Het  zelve  vergaan  
 zijnde,  doen de  Bladert jens  zich geheel open ;  en dan  
 word men  in  ’t midden  gewaar vier bleéke  draddjens ,  vlak als een kruys 2ich neerleggende, en boven op voorzien  
 met  vier gantfeh  witte  Knopjens.  Deeze Bloem-  
 bladert jens vallen  niet  af,  maar  blijven.  Vervolgens  
 word  haar inwendig Knopje grooter :  eerft roodachtig  
 zijnde,  maar daar na vaal wordende,  en binnen  in zich  
 bewarende een zeer kleyn,  fchoon-blinkend Pek zwart,  
 ovaals-wijze rond Zaadje. 
 Aanwia-  Het  zelve  op  de  genoemde  tijd  in  de  aarde  ge-  
 Btng.  legt,  en voortgekomen  zijnde,  geeft in de eerfte en in  
 de volgende  Zomer weer Bloemt jens,  en volkomen rijp  
 Z a a d ,  waar  door deeze Plant a maakt. ltijd-durcnd word geK 
 R A C H T E N . 
 G Laskruyd,  of Parietaria,  heeft  een afvagende i  Gal. Ui.  
 een  weynig te zamentrekkende,  en verkoelende simp. 6.  
 kracht. 
 In Wijn gezoden,  en daar van  gedronken;  óf drie Bod.1.4.  
 oneen van  *t  uytgeparftte  Zap der Bladeren met Wijn m »8.  
 ingenomen,  verdrijft  de Koudepis;  doed gemakkelijk  
 water lojfen:  is goed voor een verouderde Hoefi ,  voor  
 *t  Graveel;  de veffioptheyd der  Leever,  Nieren,  en  
 M i lt ;  ook teegens de gebreeken  de*  Blaas’,  de  becten  
 der Slangen,  en anderer giftige Dieren. 
 De  Bladeren  in  Boomoly ,  of Oly  van  Olijven , Trag.lu  
 Boonenmeel,  ZemelenMalva gekookt; dan op een a f - c'  
 gefneedene Zeenuw gelegt,  doed veel goeds.  De zelve  
 groen gefloten,  met een weynig Wittebrood, Oly van  
 Camillen en van  Lelien;  dan  plaafters-wijze gelegt  op  
 de gezwo/lene  Borfien  der  Vrouwen ,  ook  op  andere  
 hweeren,  Verzacht de zelve,  en  verteerd het quaad. 
 De  gemelde  Bladeren  alleen  gefloten ,  en  zoo op- Mank. /.a  
 gelegt,  geneeft de Wonden,  dé  Schurftheyd,  en  ande- c* 8»«  
 re  Zeerigheyd;  Puyften ,  Fiflelen,  ’t Sprenktvuur,  de  
 Roos,  en  allerley  hitsige,  voortloopende  Zweeringen. 
 Eeven  het  zelve  verricht ook het Z a p ;  vermengt met  
 Ceruys. 
 Dit  Zap  met  Schapen-vet,  of Ceratum  Cyprinum, jp/w. /. 11.  
 gemengt,  verzacht de fmerten van ’t Podagra,  ’tZelve c* *7-  
 vermag ook  het  Kruyd,  in  Water gezoden ,  en  daar  
 mee dè voeten geftoofd. 
 Het gediftilleerdê Water deezer Planten maakt,  (daar  
 mee  gewaflehen  wordende)  een  zuyver,  klaar  ve l.-narr'* * 1'  
 Men  gebruykt ook de Bladeren,  om daar mee allerley  
 Glazen te reynigen,  en helder te maken. 
 De Bladeren van het Water-Glaskruyd,  o f  Parietaria Krachten  
 palaftris,  in Water, of in Wijn een weynig opgekookt,  
 en dan daar van gedronken ,  is een zeer bequaam mid- kruyd.  
 del,  om  de Hoefi  en  Steen te verdrijven.  Helpt  ook  
 de  geene ,  die  zeer  bezwaarlijke  haar  Water  konnen  
 maken. 
 CCCLXXIÏÏ  H O O F D S T U K . PARONYCHIA. Us  in  het  Neederlandfih,  Latijn  en Namen.  
 wX  I ta l ia a n  fch  ,  ook  mijns  weetens  met 
 l"  geenen anderen naam, genoemd.  
 fJrj  Ir  Hier van zijn mij in  haren  aart be- Drie verkend  
 geworden  drie  o n de r f c he y d e n e ° 
 foorten,  als: 
 I .  Pa r on y ch ia   al sine   folia  ,  of Paronychia met  Bladeren van Muur.  II.  A ltera  
 M a t tHio li ,  of tweede  Paronychia van  Pe t . A ndr. 
 :  M a t th io lu s ;  van zommige  ook  C entum G rana,  
 óf H onderdknop  geheeten.  III. Pa r o n y ch ia t o -  
 lio   C renato ,  of Paronychia  met gekerfde  Blade-  
 j  ren.  Al  te  zamen  zijn ze  van  de  zelve  Bouwing  en  
 Waarneeming. 
 Zij  beminnen  een  gemeene,  zandige ,  flegfe,  zoo Grond,  wel ongemeftte als gemeftte grond:  een vrije, luchtige,  
 wel ter Zongeleegene plaats, en veel Reegen;  ook matige  
 vochtigheyd. 
 Blijven niet meer dan eene Zomer in *t leeven.  Gee- Aanwifl-*  ven  in  ’t  begin  van  den  H e r ff volkomen rijp  Z a a d , ning.  en  vergaan  daar  mee.  Moeten  derhalven ieder Voorjaar  
 ,  met  een  waflende  Maan  van  Maert of April,  
 weer op nieuws,  niet  diep,  gezayd,zijn,  en  dus  ver-  
 meenigvüldigd worden.  Komen ook dikmaal van zelfs  
 genoeg op,  ter plaats daar ze geftaan hébben',  door het  
 uytgevallene Zaad. 
 KRACH