
 
        
         
		PH.YLLUS  SYLVESTRIS,  «1  FLOS  CUCULI,  o f  Wilde  
 Duyzendfihoon  ,  anders  genoemd  Koekoeks-bloemen.  
 IX .  Flore  pleno  rubro,  o f   met een roode dubbele  
 'Bloem.  X .  Flore  rubro  simplici  ,  o f   Koekoeksbloem  
 met  een  enkele  roode  Bloem.  X I.  A rmerius  
 A fricanus ,  o f . Africaanfche  Duyzendfihoon.  A l  te  
 zamen  zijn ze  van ontrent de  zelve  Bouwing en Waar-  
 ticèming.  % 
 Wat voor  .  z ij  beminnen  een  gemeene,  zandige ,  goede grond,  
 een aarde  voorzien  met  een  weynig  oude  Paerdemift:  een  openen  
 nc  ,  luchtige,  wel  ter  Zon  geleegene plaats.  Konnen  
 niet  veeL vochtigheyd verdragen, maar wel fterke Korf,  
 en  alle andere ongeleegentheeden der Winter.  U y t  Zaad  
 voortgekomen  zijnde,  bloeyen z e   in  het  tweede  jaar.  
 Geeven  in  den H e r ff volkomen rijp Zaad,  en verfter-  
 ven  daar  mee  j  want  zelden  konnen ze  langer  in  het  
 leeven  blijven. 
 Tamme  Het  Armerius  FLORE  RUBRO  PLENO ,  en  PRA-  
 en  wilde  tensis  flore  rubro  pleno  ,  o f   tamme  en  wilde  
 ?hoonnd"  duyzendfihoon  met  dubbele  roode  Bloemen  ,  gaan  lig-  
 met dub-  telijk  u y t ,  door  fterke  Vbrfi,  in  de  tweede Zomer.  
 bele roode Geeven  noyt  eenig  Zaad  ,  maar  worden  alleenlijk  
 Bloemen,  aangewonnen  door  hare  ingefneedene  en  ingeleydde  
 zijde-takjens,  als ze Wortel gefchoten  hebben. 
 Witte dub-  Defgelijks gefchied ook met  het  A rmerius  flore  
 bele  Duy- Al bo pleno ,  o f  witte dubbele Duyzendfihoon.  Welke  
 fchoon  echter de koude beeter kan  verdragen. 
 Aanwen-  A l  de  andere  foorten  worden door  haar  Zaad  vermag. 
   meenigvuldigd:  het welk,  met  een wallende Maan  van  
 A p r il,  niet  boven  een  ftroo-breedte  diep,  in  Potten  
 gezayd;  en  als het  een halve vinger hoogte opgekomen  
 is ,  in  de  aarde verplant moet worden  ;  ieder  Plant  afzonderlijk  
 ,  een voet  van  de andere af. 
 Duyzend-  De  A rmerius  A fricanus ,  o f   Duyzendfihoon  
 fchoon  uyt  A fr ica ,  fchiet  een  o f  anderhalve voet  hoogte  op  
 uyt Africa.  teedere  bleek-witte  Wortel.  Krijgd  aan  hare  * 
 ronde,  een  ftroo  dikke  ,  bleek-groene ,  eèn  weynig  
 blinkende eenige  Steel  teedere  zeer  fmalle  Bladertjens,  
 Bladeren,  die  van  het  Flos  c u c u l i ,  o f  de  Koekoeks-bloemen,  
 anders  wildeDuyzendfihoon,  .zoo in  grootte als Helling  
 niet  ongelijk.  Zijn  ruym  een  lid van  een vinger lang,  
 ‘ een  ftroo  breed  ,  voor  fpits  toegaande,  twee  en twee  
 teegens  malkander  over  uyt  de  Steelt  niet  verre  boven  
 den  anderen voortkomende:  donker-groen  vanver-  
 we ,  en  met  geen  zichtbare  Adertjens voorzien.  Op  
 Bloem-  het  bovenfte  punt  van  de  regt-opgaande,  ook vier o f   
 knop.  v i j f  ter  zijden  uytfchietende  Steeltjens  komt  te  voor-  
 fchijn  een  eenig langwerpig,  doch  rond,  en  groenachtig  
 Knopje,  aan  beyde  zijden begaaft met twee dunne  
 hayrtjéns. 
 Bloemen.  Als  deeze  Knop  open  gaat,  vertoond  zich  een  zeer  
 fchoone  "Bloem ,  in  het ronde  zoo  groot  als  de  Bloef-  
 fem van een Peer;  ook op de  zelve wijze beftaande uyt  
 v i j f  bladeren,  doch zonder eenige reuk,  en bleek-pur-  
 pur-verwig':  in  welker  midden  word  gezien  een  vijf-  
 Zaad.  firalige  Star ,  op  elk  blad eene fra a i.  Vo or  zijn  ze  
 drie-hoekig;  inwendig fchoon blinkend-geel, als goudj  
 daar  na een weynig w i t ,  en aan  de  gemeldde drie hoeken  
 gantfeh  purpur-verwig ;  van  een  zeer  aangename  
 en  vermaaklijke aanfehouwing.  Na  eenige dagen afgevallen  
 zijnde  ,  word ze  gevolgd  van  een zwart Z a a d ,  
 gelijk de  voorgaande. 
 K R A C H T E N . 
 Zomeer'.  "T— \  E   Flos  Armerius,  o f  Duyzendfihoon, van veel. 
 i.c . zzi.  I   l l e   ook  genoemd  Betonica  Coronaria,  komt  in  
 krachten  met  die der  Angelieren  zeer over een.  
 Daarenboven  n o ch ,  de  Bladeren  gekneufd,  en  op  
 M  onden  gelegt,  geneezen  de  zelve;  alle onreynigheyd  
 DoJ. 1. 6.  daar  uyt  trekkende.  Weerftaan  ook  allerley  vergif.  
 *0.  Ben half Lood  van  het  Zaad  met  Wijn  ingenomen,  
 neemt  uyt  het  Ligchaam  wech  alle  heete  en  Galachtige  
 vochtigheyd. 
 De  Wortel  gedroogd,  gefloten,  en  met Wijn  ge-  
 bruykt ,  is zeer goed teegens de Pefl;  de beeten van dolle  
 Honden,  en meer andere giftige Dieren. 
 De  zelve Wortel,  ook  de  Bladeren,  in Wijn gezo-  Fucbf.kj*  
 den,en  daar van gedronken,drijft het Water der Blaas,  ’ 
 en het  Graveel  af. 
 De Bloemen der Armerius Africanus  verquikken het  
 He rt,  verfterken  de  Harjfenen,  en  zijn goed voor  de  
 geene, die van  het Graveel worden  gequeld.  De groene  
 Bladeren  gekneufd,  en  op het Hoofd gelegt,  neemen  
 terftond  de Hoofdpijn  wech.  Heelen ook  zeer krachtig  
 alle  Wleefih-wonden. 
 L X V I   H O O F D S T U K . 
 ARISTOLOCHIE. 
 fliEeze  zeer  aangemane  Riant  word  dus Niam: 
 |  genoemd  in  het  Rlecdcrlantlfch  na  de  
 \  Latijnfche  naam  Aristolochia.  In  
 '  het Italiaanfch heeft ze  de zelve benoe-  
 I ming.  In  het  Hoogdaytfch  word ze  
 1 geheeten O sterlucie :  in het Franfcb  
 A riSTOLÓGE,  ofSARASINE. 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren* 1 aart  bekend  geworden  Z» hij-  
 verfcheydene  aardige en  beziens-waardige  foorten j  
 namentlijk:  ■ .  i 
 ï .   A ristolochia  longa  vera ,  o f   oprechte lange  
 ^Arifiolochie.  I I.  R otünda  vera,  o f   ronde  oprechte  
 Arijlolochie.  I I I .  C lematitis ,  ó f   Rysachti-  
 ge  Arijlolochie.  IV .  C lematitis  altera ,  o f  Sa-  
 rasenICa ;  wilde'-Ryjachtige  Arijlolochie  ;  ook Sdra-  
 fijnskrujd  genoemd.  V .  M éxiocana ,  o f   Arijlolo.  
 chie  van Mexico.  V I .  Pistolochia,  o f   Aristoio-  
 chia  PolyrrhIsos;  Prijlolochic,  o f  Arijlolochie met  
 veele teedere en dunne Wortelen.  Niet alle  zijn ze van de  
 Zelve Queeking en Waarneeming. 
 Zij  beminnen'een  zandige,  goede  ,  gemeene gfond,Airde.;  
 genoegzaam  doórmengd  met  twee-jarige oude Paarde-  
 mift:  eèn  vrije,  opene,  luchtige,  wel ter  Zon  geleegene  
 plaats,  en  véél Water.  '  ■ 
 Bloeyen  zeer fchoon,  en  geeven verwonderlijke Bloe- toiibcji  
 men  ;  doch niet  alle in  de Zomer rijp  Zaad.  Konnen  
 reedelijk wel .verdragen de koude  der Winter,  en meer  
 andere  ongeleegentheeden  des  tijds:  eevenwel  kan  de' Oprecta:  
 A ristolochia  longa  et  rotünda  vera, ' o f  
 rechte  Arijlolochie met ronde en  lange Wortelen,  bij' gei rMdc „   
 leegentheyd van  al te veel Reegen,  wel verderven,  ge- BBJ  
 lijk  men  al  dikmaal  heeft  ondervonden.  Worde:: al-  
 leenlijk aangewonnen  door  haar  Z a a d ,  als het ï ™ e»ing.  
 Geweften  tot  volkomen  rijpheyd  geraakt.  Moeten  
 t ’elkens  in  een P o t ,  een  ftroobreedte  d iep,  met  een  
 waffende Maan van April gezayd zijn. 
 De  Aristolochia  C lematitis,  en  SAraseni-.&™j“’  
 CA,  o f   tamme en wilde rysachtige Arijlolochie,' o f Sa-  " '  
 rasynskrutd ,  bloeyen  wel  jaarlijks  in  onze Landen»  
 maar  geeven- noyt eenig volkomen o f  rijp  Zaad.  Konnen  
 derhalven niet anders,   dan  door  hare de aarde zeer  
 doorlopende  Wortelen ,  welke  men  met  een waifende 
 Maan  van  April  opneemt  ,  en  v erzet,  aangewonnen  
 D e   PiSTOLpcHIa ,  die ook van  zommige  A risto- 
 LOCHIA  SEMPER  VIRENS  ,   o f   altijd groen-blijvcnde 
 Arijlolochie is  gedoopt,  vermits ze eeven  fchoon  bli)tt, ,f ,r „in»,  
 en  hare  Bladeren noyt  laat  vallen,  is teederder, dan de  
 nu  genóemdde,  van  aart.  Kan  de  koude  der Wimer  
 niet  verdragen.  Word  derhalven  ,  ft:  ming.  ‘ 
 Maand,  en  met  de  gemeldde  Maan,  in  een  Pot  geplant  
 zijnde,  in het begin van  Oblober  binnens  uys  
 eebragt;  op  een /goede  bequame  plaats  gezet,  ged“  
 rende  de  Wintertijd  met  een  weynig  lauw-gemaairt  
 Reegen-water  onderhouden;  niet  voor  in  Zprt  m  
 een zoete Reegen weer  buyten  gefield,  en voor^ ^ 
 nagten,  ook hayrige,  fchrale winden,  zórgzuldig  ge-  
 wagt  en  bewaard. 
 I &gin. i-. 
 Zij  geeft ieder Zomer zeer beziens-waardige|  kluch- f  
 tige j  kromme  Bloemen  ,  de gedaante van eens Jagershoorn  
 niet  origelijk  :  maar  gantfeh  geen  Knop  ,  veel  
 minder eenig Zaad.  Kan  echter ver meenigvuldigd worden  
 door  hare  aangegroeyde  Wortelt jens ,  welke  men  
 voorzichtig  met  een  wallende  Maan  in April o f  May  
 ( wijl ze  zoo  zeer door malkander groeyen )   a f neemen  
 en verplanten ,  ook wel  een maand  o f   zes wecken lang  
 voor fterke  Zonnefchijn wagten moet. 
 De  A ristolochia  MExiooANAi  o f  Mexicaan-  
 fche  Arijlolochie,  is de  teederfte van  al de andere  foorten. 
   De Bladeren  zijn die van het  Convglvulus  In-  
 dicus,  o f  Indiaanfche Winde,  niet  zeer ongelijk;  ten  
 naaften  bij  gefteld op  de  manier  van  een Hert;  achter  
 aan  hare Steel  drie  vingeren  breed;  v ie r ,  wat  min  o f   
 meer,  lang;  voor fpits  toegaande  ;  donker-groen  van  
 verwe,  dun  en  teeder van aart;  aan beyde de  zijden van  
 hare dunne ronde Steelt jens hangende. 
 .  Bemind  een  matige ,  zandige aarde,  met een  weynig  
 oude twee-jarige Paerdemift,  en  het  Mol  der  van  
 binnen  verdorvene  Boomen  doormengd  :  een  opene  ;  
 luchtige,  warme,  v r ije ,  en  wel  ter  Zon  geleegene  
 plaats,. voor  alle  koude  Oofie-  en Noorde-winden  be-  
 fchut;  ook  weynig Water.  Veele  jaren  lang blijft ze  
 welvarende  aan  hare  Wortel,  Caftanie-bruyn-verwig  ;  
 van  geftalte d ik,  oneffen  ,  langachtig,  onder  in  veele  
 Takken verdeeld,  wat bitter van  fmaak,  en niet onaangenaam  
 van  reuk. 
 Zij  geeft  lange  en  dunne  Bloemen  ,  niet  dikker  als  
 een  Pen ;  eevenwel  van  gedaante  die  der  andere  niet  
 ongelijk  ;  onder,  als  eèn  ronde B u y k ,  dikft;  boven  
 hals-wijze  d un ft;  ook  voorzien  met  een lange,  dunne, 
   en  voor  fpits  toeloopende  Bekj  van binnen ho l;  
 purpur-verwig;  doch  in deeze Landen noyt volkomen  
 Zaad. 
 Deeze'Plant  moet  zorgvuldig gewagt worden  voor  
 veel Water,  zoo wel  in  de Zomer, als in den Her f f : defgelijks  
 voor Rijp,  Vbrfi,  en harde Winden.  Want tér  
 oorzaak van  hare teederheyd  word ze  zöo  wel  van  hét  
 eene als  van  het andere fchielijk gekrenkt. 
 Moet  derhalven,  in  het voorjaar met een wallende  
 Maan  van  April  het  zij  gezayd  ,  het  zij  geplant  zijnde, 
   in het laatfte van  September  binnens  huys  worden  
 gebragt,  op  een goede bequame plaats,  daar,  gedurende  
 de  koude  der  Winter , - in  gevuurd  word.  Doch  
 mag weynig  ©f geen  Water  genieten-^  vermits z é ,  in  
 dén  Her f f   hare  Bladeren  verliezende  ,   gelijk ook aan  
 de  andere  ieder  jaar  gefchied,  dies  te min  voedzel  van  
 noden  heeft,  en  de Wortel,  door vochtigheyd,  lichtelijk  
 fchade zou  konnen lijden. 
 Als  nu  de  koude  voorbij-  i s ,   word ze  ontrent  het  
 Venfter gefteld,  óp dat Ze  dies te beeter weer uytfchie-  
 ten,  de Lucht gewoon worden,  en óók bij  goed Weer.  
 de Zonneftralen  een weynig  genieten mogt.  Moet ook  
 met  voor  in  het begin van A p r il,  o f wat later,  na de  
 geftalte  des  tijds,  met een  zoete Reegenachtige Lucht  
 weer büyten gezet,  voor  fterke,  hayrige W inden óver  
 dag,  voor  de  koude bij nagt wel ged ekt,  en  zorgvuldig  
 bewaard worden,  tot dat geen ongeleegentheyd meer  
 te vreezen  is. 
 K R A C H T E N . 
 D E   Ariflolochit  , zoo  wel  met  ronde  als  lange  
 Wortelen,  van'welke  echter de Rotünda  vera,  
 o f   opregte  met  ronde  Wortelen,  voor  de  befte  
 mi  krachtigfte word gehouden,  is verwarmende en  verdrogende  
 van aart in den tweeden  graad.  Daar benee-  
 vens zuyverende,  afvagende,  alle grove vochtigheeden  
 fcheydende,  en fijn  van  ftoffe. 
 Een vierendeel  Lood ,  o f  een Drachma ,  van  deeze  
 Wortel met  Wijn  ingenomen ,   verdrijft de Engborfligheyd, 
   en de Hik*  Geneeft  de  inwendige Brtuken,  o f   Uk.  
 Gefcheurdheyd;  de  M iltzu ch t;  de  beeten  der Slangen s‘mP- c,34*  
 en  anderer quaadaardige Dieren:  ftaat krachtig  teegens /. (.c.6%  
 het  vergif.  Een weynig Myrrhe en  Peèper daar bij  ge- Lufitm.  
 daan>  zuyverd  de  Moeder van  allerley  onreynigheyd  :  \- 
 verwekt  de  Maandflonden  :  doed  de  Vrucht  gemak- emrr‘  
 kelijk  ter  Wereld  komen  :  drijft  uyt  de  Nageboorte,  
 de Gal,  en  allerley zoo fijmerige  als  waterige  Vochten. 
 Bewaard ook den Menfch teegens  quade Lucht >  en dc  
 befmetting der Pef. 
 Het  Poeder  van  de Wortel in  een  varfch  E y   in genomen  
 y  Verdrijfd de pijn voor het H e r t;  delgelijks de  
 fmerten ontrent de Maag.  Met  ëeri weynig Cyprus en  
 Zaad  van  Serpentaria  in  Honig  gemengd,  en  dan  in  
 de Neus-gaten .geflreeken  ,  geneeft de Kankerige zeeren DoJon. lïb.  
 in  de  zelve  ;  defgelijks  allerley  vuyle  wonden.  Met  l l - raP-  **  
 Kalk geftoten,-  en  in  het Water gefmeeten  i  maakt  de /. \ JC  £ /   
 Mijfchen duy ze lig,  zoo  datze  zich  gantfeh  bedwelmd  
 boven  op  het  zelve laten  zien >  en  dus  ligtelijk  met de  
 hand gevangen  konnen  worden. 
 Het  gediftilleerde  Water  van  deeZe  Wortel  neemt  
 wech  de  pijn  der  Zijde  -,  en  de  krimping  des  Buyks. 
 Doed  de  uytgefchootene  Aarfdarm weer intrekken,  als/  
 men  dc  zelve daar mee walcht,  o f  bet.  Is daarenbo*  
 ven  goed  teegens al de voorgenoemde gebreeken. 
 •  D e   -Wortel. van  de  A ristolochia  Mexióca- Krachten  
 na ,  o f  Mexicaanfche  Arijlolochie,  is  Warm  in  den  “crMexio-  
 tweeden  graad;  een  weynig  bitter  van  fmaak,  en  te Ariliolo-  
 zamen-trekkend.  Word  zeer dienftig bevonden  in  al- chic.  
 lerley Koortzen.  Verfterkt de Maag,  Hert en Hoofd. 
 Zuyverd  ook  de  Borfi,  en  doed  de  Buykfoop  ophóuden, 
   . 
 LX  V I I   H O O F D S T U K . 
 R  I  E  D  T. 
 Y   ieder  genoeg  bekend *  heeft in het Namen. 
 Neederlandjch deezen,  en,  mijns weeL  
 | | ï  tens,'  geenen  anderen naam.  Word in 
 Hoogduytfch  ROHRT  in  het  Frdnfch 
 ^   C anne ,  of R os'èau;  en in het  ItaliaanJch  
 C anna. 
 Hier van  zijn mij  in  haren aart bekend geworden  zes Zes ver-  
 onderfchéydenefoorten,  als*  fchcy<ieae 
 I.  A rundo  PalustriS v  o f  gemeen  Water-ricdt,  
 het welk men  over al in  de Gragten en ftaande W ateren  
 vind.  II.  A rundo  CYPRiA j  öf  Cypers  Riedt.  III. 
 A rUNDO  A mERICANA  STRIATA  ANGUSTIEÓLIA,  o f 
 fmal-gebladerd  Amerkaanfih gefireept  Riedt.  IV .  A - 
 MERICANA  STRIATA  LATIFOLIA  , o f   gefveèpt  Amc* 
 caanjih  Riedt  met breede bladeren.  V .  A r-undo  Sac-*  
 charifera ,  o£ Zuykgr-riedt.  V I .  En  dan  noch de A - .  
 rundo  ,  o f  Canna Indica  florida,  ö f  Indiaanfch  
 bloeyend Riedt.  Niet alle  zijn ze  van eeven dé  zelve  Bou-  
 wing en Waarneeming.  Zullen derhalven  kortelijk  van  
 elke  foort in  het  bijzonder handelen. 
 Het  Arundo  Palustris,  o f  gemeen Water-riedt, Gemeen  
 het  welk  ook  Arundo  Phragmites  ,  o f   gemeen  
 j  Dek^riedt word geheeten, heeft geen  zonderlinge Waar- Dck.’riedt,  
 neeming  o f   dienfi  van  noode ;  vermits  het  op dé waterige  
 plaatzen  , '  daar het maar eenmaal gezét:i s ,  weelderig  
 genoeg  voortfehiet,  zonder  eenige  hulp.  Ver-  
 draagd  zeer  gewillig  fterke koude  en  allerley andere  ongeleegentheeden  
 der  Winter.  J a ,  op Zommige plaat- Hoe men  
 zen waft het  zoo gantfeh overvloedig,  dat véele Grag-  
 ten o f  Slooten  daar door  te eenemaal verderven,  en ge- van het  
 heel  toe-groeyen.  Ligtelijk  kan  men  zich  deeze  on- Riedt  kan  
 geleegentneyd  quyt maken  ,  en  de  gemeldde  Sloo-  zuy veren,  
 ten  daar  van  zuy veren.  Want  indien  men  in  de  'Zomer  
 ,  met  een  afgaande  Maan  ,  het  Riedt  drie  jaren  
 achter  een  onder  het  Water  affnijd  ,  zoo  zal  het  al 
 te