
 
        
         
		77  VVILLIGEBOÖM, 
 regt-doorlopende middelAe  ader vertoonen  zich andere  
 zeer kleyne als doorluchtige adertjens in een  tamelijk 
 e  v e e lh e y d e n   bevallijke  cierlijkheyd»  IX.  Sa l ix   I  
 P umila  repens,  o f  kleyne ,  bij der aarden kruypende  '  
 Wit.riGE-.  A l  te  zamen  zijnze  van  een  en dezelve  i  
 kouwing en eygenfitkap. 
 een grond  ;  beminnen  niet  alleen  een  zandige,  o f  gemeene 
 ji)  bemin- kleyachtige drooge aarde  ;  maar  ook  ,  en  veel liever. ,  I 
 oen.  een vochtige,  waterige,  en weL-gemefttegrond;  een  I 
 Warme, opene,  en  luchtige  zoo wel  als een koudefcha-  ,  
 duwachtige plaats;  ook  veel Ifeegen.  Geeven vroeg  
 in  t Voorjaar hare  Bloemen ,  gemeenelijk geel-verwig,  
 en  zeer  k le yn ,  in  ruyge  langwerpige  afhangenden  te  !  
 Bloemen.  Mam-gevoegd,  niet qualijk g elijkeadeKittf-of Wolve-  
 fiaartjens,  van  welke  zommige  zijn  grauw  ,  andere  
 Zilver-verwig,  eenige gedachtig,  wederom  uyt  den  
 roden  zwartachtig,  gelijk  die van de kleyne Bind-wiL  :  
 tïge met gedaagde  Bladeren  ,  o f  Salix  Viminalis folio,  
 ferrato  :  die  daar na open gaan,  eerft met roode Knop-  
 jent vercierd  ,  en  ten  loatftcn  inwendig uyt den groe-  :  
 nen gedachtig met  zwarte  fchubbetjens werden gezien.  ;  
 Ziid,  en  .Doch  de gedachte  Bloemen geeven  niet altijd  een  vol-  '  
 Zk Iïc' 11  *omeI1  rijf %a«d,ook niet  overvloedig,  vermits door-  1  
 I  vind,  gaans de meefte Bloeyffden afvalkn:  ’t geen noch  zijne  
 vohnaaktheyd bekomt,  is zeer kleyn,  langwerpig,' |  
 en,  als  ’t wel  rijp is,  zwart.  De rijp-werding gefchied  
 van  't begin  der Maand Junius .tot  in  ’t eerfte van f u -   
 Uns.  ’t  Z k  beflöten  in kleyne,  afhangende,   dikmaal  
 Druyfs-wijze te zaam-gevoegde bleek-bruynei»yj/e»r.  
 Als  deeze  haar openen,  vertoond zich  een  witte  wol-  
 achtigheyd,  en  in dezelve 'iZaad-,  ’ t  welk van de wind  
 meerendeel  weeh‘ gedreeven  en  ter  aarden- geworpen  
 uaktvïck- WCr£^' Ind>en ’t op eenig Linnen o f  diergelijken Stof komt  
 ken  in ’t  bevallen,  zoo maakt het daar v ie f ben in.  Eevcn 3t zelve  
 tanen.  doen de huysjens ,  als ze  van  haar Zaad beroofd  zijn:  
 derhalven é lk ,  die iets wil neer-leggen  óm  te bleyken, 
 ’  zich  lörgyuldig hier voor wachten moet.  Vermits  dit  
 nu ieder  jaar,  gemeenelijk op de genoemde tijd, meer  
 als veertien dagen voo r,  en een weynig  na  S. Jan gebeurd  
 ",  zoo  geloven ■ zommige Vrouwen,  dat  deeze  
 Vlekken in  ’ t Linnene erd en  veroorzaakt door de Honigdauw, 
   die ook ontrent dien tijd gewoon is ‘s nachts  te  
 vallen  :  doch  zij bedriegen zich  ,  en de reeden deezer  
 vlekken is alleen,  oni dat- ze  haar gewaflehen Linnen te  
 digt  Ontrent  de  Willigeboomen  uytlpreyden.  Deeze  
 Boomen konnen zeer wel een  fterke Korft,  en allerley  
 ongeleegentheeden  der Winter uytftaan. 
 Aanwin-  O p   tweederley  wijzen  werden  dezelve  aangewon-  
 mn£‘  nen, 
 ZZaacfder  dèerjl,  daar haar  Z a a d ,  ’t  welk geacayd  word  op  
 Boomen:  een  donkere plaats,  in  een  goede vochtige  aarde,  met  
 een wadende Maan'van  Moert.  Doch  zeer bezwaarlijk  
 kan men  dit  Zaad -bekomen  ,  vermids h e t ,  zoo  
 haaft het zijn rijpheyd begind  te krijgen  ,  zeer iigtelijk  
 door  de  wind  werd wech-gedreeven.  Eevenwel kan  
 men ieder jaar genoegzaam  zien,  dat van  't  neer-geval-  
 lene Zaad  jonge  Boomtjens uytfpruyten.  Deeze  dan  
 door  zich-zélfs-Zaying  voortgekomen  zijnde  ,   moet  
 men,  bm hare teederheyds wil,  drie jarenlang op hare  
 plaats laten  ftaan:  dan  op  de  genoemde  tijd  verplanten, 
   en  in eenvarlfche grond  zetten. 
 ■ JJ'Jj,  •  Doch  indien.iemand  in  ’t  begin van Junius vlijtige  
 waar te  ,acht neemt  op  ’t  Z a a d ,  eer  noch  de wind  het  ver-  
 Mtmen  ilu y fd ,  zoo kan  hij  "t  genoegzaam bekomen; ookter-  
 ftond op een fchaduwachtige plaats  in de  aarde leggen,  
 niet  diep,,  en  dikmaals met Water begieten  :  na  veer-  
 tien dagen  zal  ’t zichfchielijk  vertonen,  en noch  voor  
 de aapkomft  van  de^ Winter een  halve  ,  een geheele,  
 ja  twee  voeten  ,  en  noch  meer,  in  de  hoojte  op-  
 fchieten •,  na geleegentheyd dat men de aarde,  daar’t  
 Zaad in  gezayd  is  ,  -bequaam  gemaakt heeft:  ook na  
 dat het veel  weynig reegend. 
 Radoo'"  r^‘ n an^eren ’   door ^are  T“ w  weynig voor de  khtn  :  welke men  een  volle Maan in Moert of September af- 
 ‘V  11  B  O  O  Mi.  7$ 
 fmjd».  en fteektin  een dónkerachtige;  bpetiêi  Vöchti- hare Tal*  
 ge  plaats  ( o f  ook wel  in  een drooge,  doch dan m o e tken*  
 men ze  dikmaal  met Water begieten  )   een  halve  voet  
 diep.m  deaardè: dan vattenze haaftjpette/j.engroeyeiï  '  
 ïpoedlg. voort.  D  J 
 De  Sal ix   C aprea  R otiindiSolIa . ,   ó f  Gene-Salix C v   
 Willige met ronde Bladeren,  is  in  ‘t bloeyen de groótfte  f  rM num‘   
 en  fchoonfte van allen,  doch  alderbezwaarlijkft te ver- r fS * . ’  
 meenigvnldigen;  inzonderheyd in. ‘t Voorjaar.  Werd Hge mn  7  
 ter dier oorzaak in  September ,  een-weynig. voor  volle  ron£k   Bla«i  
 Maan,  op  een  donkere  plaats  in  de aarde geileken  ,  derc“ !  
 zulker w ijs ,  dat  tnemonder aan. de  afgefoeedeniS Takken  
 een weynig oud hout laat  blijven i  dan  beklijven ze  
 dikmaal  veel  beeter.  Deeze wijze van. aanwinning  is-  
 bequaamêr en  zeekerder,  als  de  andere  door x,aying j  
 te meer,  vermits  men  zeer  qualijk  't   2i«*ivan'deeze  
 Boomen  kan- verkrijgen  !  want  als.  de  Bloemtjens ,  in  
 hare Kattefiuartjens veelvuldig te zamen: gevoegd, ttyt-  
 gebloeyd h e b b en v a llen z e  gemeenehjk  terftönd  op d e   
 aarde  neer,  waar door onmogelijk i s ,  eenig Zaad  te  
 winnen,  tenware ze aan hare Takjens bleeven hangen. 
 K R A C H T E N . 
 D E   Bladeren,  Bafi,  Bloemen ,  en  ‘ t   Zaad,  der Bajiprat,  
 'Willigeboomen,  hebben  een  verkoelende;  drogendij  
 en. te zamen-trekkende kracht.  Een Poe-,  
 der daarvan  gemaakt,  genecfldeacffwbrzi,.volgens !t be-  
 rigt  van  Badigoras.  De  groene  Bladeren ,  kleyn  
 gefloten  ,  en  aan de  Teél-leeden  gelegt,  doen de  Bij-  
 flaaps-lufi  vallen.  Met  Weegbree-water  ingenomen,.Dhftor.  ■  
 maakt  de  Vrouwen  onvruchtbaar,  en  d o ed ,  dat ze ^*.  c-  r37-  
 met  ontfangen  konnen.  In  Water gezoden  ,  en  bij  . 
 manier  van'een  Bad  daar  in. gezeeten,  Zoo warm  als.fji'.  * ^ 
 [  men  eenigzins kan  verdragen,  doed alle gezwellen  ver-,  
 gaan,  en geneeft de geene,  die eeaehooge rug beginnen  
 te krijgen  ,  zulker  w ijs ,  dat  dien  laft  niet  alleen  niet  
 groeter werd,  maar  ook verdwijnd. 
 D e  Bladeren ,  delgelijks de Bajl,  o f  de Blpemen  en  Tlln. Hl: 
 't  Zaad,  inwijn  gekookt,  en daar mee geftoofd,  ver-.14' “ t- fj  
 fterken  de  Zcenuwcn  ,  en  verdrijven  de fmerten.  der  aq  
 zelve  :  verligten  zeer  het  Podagra,  en  geneezen.  de  
 Jchtljfcrige z,eer.igheyd:  daar  van ge'dronken,,  beletten  
 het ovcrgccven  en bloed-Jpuygen  .-  floppen  ook allerley  
 Bloed-vtoeden.  Dezelve met  wat  Peeper in  Wijn  oe-  
 zoden,  verjagen  ’t Colijk;  *t  Water,  gediflilleert  uyt  
 deeze Bladeren  in de Mey-maand, heeft dezelve kracht. 
 Warm in  de oor en gegoten,  verzacht derzelver pijn en  Seraf. UU  
 gebreeken.  Vier  oneen daar van  ingedronken,  neemt  sin‘ - “ >•  
 wech defmert  der Nieren en ' t  Graveel: doed wel wa-  ' }6'   
 teren,  dood de wormen,  jaagd de  doode Vrucht u y t ,  
 heeld  de  fihurftigheyd  des  Ho ofds ,  en  maakt  zeer  
 fihoon Hayr,  a t  men  de kam dikmaal in dit natfteekt,  
 en  t  hayr van  zelfs weer droog laat worden. 
 De Z f ih  van de gebrandde Bafi deezer Boomen  met Galm.mi  
 Edik gemengd >  en op  Likdoornen o f  Wratten gelegt,  simpMed.  
 doed dezelve veit;,ian.  -  . 6 . 
 D e   Willige-boómen werden  zeer  bemind van de Ot-  Taah.l.S,'  
 teren:  waaromze ook hare. Neflen  maken onder  der-  
 zelver Wortelen. 
 X X X I I   H O O F D S T U K . 
 VL I ERBOOM. 
 j Eeft  in  ’t  Nederlandfch  gemeen,eli)fc Verfchey-  
 deezen  naam,  behalven  dat  veele  in  dc namen^  
 plaats van V lier lpelleu Flierj  ook  
 i zommige  V lieder  léggen  :  in  ’t  
 Latijn werd hij geheeten Sambucus:  
 in  ’t  Hoo.gduytfch  HoldEr  o f  Ho-  
 lunderbaum  :  in ’t  Franfih  H u s,  Suin >  o f Su-  
 sier j  en in  ’t  Italiaanjch  Samb u co .