
 
        
         
		J O H .   M E N S I N G A E S 
 Nauwelijks  was  ’t  rugtbaar  geworden  ,  dat  de  oude  Munting  ,  onfes  overledenen*  
 Amptgenoots  brave  V a d e r ,  dood  w a s ,  o f   men  fprab  van  iemand  in  fijn  plaats  te  
 verkiefen,  en  een  iegelijk  fchikte  reeds  dat  ampt  hem  ,  om  de  gegevene  blijken  fijnes  
 verftands,  toe.  O o k   verftonden  ’t  ’sLands  Ed.  Mog.  Staten  van  defe  Provincie  niet  
 anders,  dewijl  fijn  ’s  Vaders  verdienften,  alomme  roemrijk  geworden,  en  fijn  beproefde  
 geleerdheid  ’t  felve  fchenen  te  vereiffchen.  Soo  dat  ,  p p   derfelver  ftemming  voor  
 fijn  bequaamheid  en  kennelijke  trouwe  ,  hem  ’t  gemelde  ampt  wierd  opgedragen  ,  en  
 hij  daarenboven  met  den  titel  van  Meefter  den  rang  der  Filofofen  ingewijd. 
 Van  de  eerfte  beginffelen  a f  bleek  het  (  hoewel  men  te  voren  daar  van  verfekerd  
 was)  dat  hij  in  defen  openbaren  ftand  des  levens  in  allen  deele  de  plicht  van  een  goed  
 Leeraar  könde  voldoen  :  en  nu  was  hij  eenige maanden  in  die  bediening  geweeft,  on-  
 gehuwt  tot  dien  dage,  als  wanneer  h ij,  in  den  felven  jare,  in  ’t  welk  fijn  Vader  was  
 overleeden  ,  te  weten  c lo   lo c   L V I 1I ,   omme,  vrij  van  huis-forgen,  des  te  beter  op  
 fijne  aanbevole  wacht  te  konnen  paffen,  en  den  tijd,  die  daar  toe  vereift  wierd,  niet  
 te  verminderen,  omfag  na  een  welgelegen  huwelijk,  een  bedgenoot,  en  levens-gefcl-  
 linne,  dien  hij  naer  fijn  ’s  harten  luft  vond;  begevende  fig  in  den  echten  ftaat meteen  
 feer  eerbare,  fehoone,  fedige  en  vernuftige  jonkvrouwe  Elifabeth  Gabbema  ,  dochter  
 van  Abbes  Frederik  Gabbema  ,  Borger-hopman,  een  der  gefworene  ,  en  eerfte  Diaken  
 (foo  men  gemeenelijk  feg t)  te  Leeuwaarden,  Sufter  van  Simon  Abbes  Gabbema,  achtbaar  
 Hiftorie-fchrijver,  Man,  door  verfcheide gedenkteekenen  fijnes  verftands  feer  vermaard, 
   van  wien  alhier meer  te  feggen  mijne  fchaamachtigheid  niet  lijd,  op  dat ik hem  
 niet mogt  fchijnen  in  fijn  aangefigt  te  prijlen. 
 Defe  echtband  is  hem  beftendig  en  heilrijk  geweeft  ;  dewijl  fij  in  die  huwelijks-  
 eendragt  X X IV   jaren  foo  geleeft  hebben  ,  dat  aan  hunnen  gelukkigen  ftaat  niets  
 mangelde. 
 Hier  uit  won  hij  drie  kinderen  ,  een  eenige  Dochter  ,  en  twee  Sonen,  Hejler  ,  
 Henrik,  en  Albert  ,  van  welke  de  laatfte,  thans  d’enkele  hope  en  trooft  fijnes  feet  
 droevigen  moeders  alleen  nog  in  levenden  lijve  is  :  de  andere  twee  overleden.  Defe  
 overgeblevene  Soon  Albert,  heeft  van  kindsbeen  a f ,  van  fijne  ouders  tot  de  befadig-  
 der  keringen  gefchikt  fijnde,  preuven  gegeven  ,  dat  in  hem  een  rechtvaardigen  in-  
 borft  ,  en  faden  fijner  Voorvaderen  uitblonken.  Want  in  de  eerfte  letterbeginffelen  
 ftreed  hij  kloekelijk  met  fijn’s  gelijke,  en  met  de  gaauwfte  ,  om  de  overwinning  ,  
 geenfins  in  dien  yver  en  ftrijdluft  verflappende  wanneer  hij  n u ,  met  lo f  de  fchoolfchè  
 grondregelen  volleerd  hebbende,  onder  de  Akademi-fcholierén  was  opgefchreven.  Hij  
 fpoedde  hem  felven  ( ’t  welk  een  teeken  van  een  verheven  aart  is )  tot  geen  wichtiger  
 oeffeningen,  voor  al  eer  hij  van  taalkunde  en  beginffelen  der  Wijsbegeerte  wel  onderleid  
 was,  en  had  een  afkeer  van  fulke,  die  niet  bij  trappen  ,  maar  fchielijk  pogen  
 te  vorderen;  een  misbruik  voorwaar,  in  defen  tijd  al  te gemeen. 
 Ik  felve  kan  getuigen  ,  dat  hij  mij  t'huis  en  in  de  openbare  Scholen  met  groote  
 naarftigheid  quam  hooren  ,  als  ik  die  letter-wetenfchappen  leeraarde  ,  die  tot  allerley  
 verftand-oeffening  een  groot  behulp  en  cieraad  fijn ,  en  ’k  twijfele  niet,  o f  mijne  andere  
 Amptgenooten,  onder  welke  hij  in  ’t  keren  der  Natuur-  en  Artzenij-kunde,  lbo  
 in  ’t  openbaar  als  bijfender  gearbeid  h e e ft,  fullen  ’t  felve  getuigen.  Daarenboven  ge-  
 heugt  mij  uit  fijn  waarden  Vader  gehoort  te  hebben,  dat  hij  den  gemelden  fijnen  
 Sone,  van  den  tijd  a f   zeden  hij  hem  tot  de  Akademifche  leffen  had  gefonden  ,  bij  
 geftole  uuren  ,  alloo  hij  in  tijd  en  wijlen  hoopte  hem  tot  fijn  navolger  te  fullert  
 hebben,  t’huis  in  de  leere  der  Planten  ,  en  alle  Tuinbouwerij-kunde  onderwees  ,  en  
 dat  fijn  leerling  feer  gretig  om  die  vermakelijkheden  der  Nature  t’onderftaan  ,  daar  
 inne  verre  gevordert  was.  Weshalven  geeft  defe  jongeling  door  fijn  wel  geleid  ver-  
 ftand,  deftige  leerwijfe,  en  onvermoeide  geduurfaamheid  verwachtinge,  van  dat  h ij,  
 foo  voortgaande,  namaals  onder  foo  veele  eernamen  ,  als  welke  defe  beroemde  Hooge  
 Schok  bij  uitheemfehen  in  aanfien  brengt,  fijnen  rang  fal  hebben. 
 Maar 
 Ë   N . 
 Maar  omme  niet  verder  uit  te  weiden  ,  keere  ik  weder,  van  waar  mijn  Vertoog  
 was  afgedwaalt. 
 Onfe  nieuwe  echtgenoot  dan  een  vrouwe  getrouwd  hebbende  g a f haar  de huisforge  
 o v e r ,  en  nam  op  fig  dat  w e rk ,  ’t  welk  hem  met  allen  ernft  van  de  Overheid  was  
 aanbevolen,  om  de  hope  fijner  voortfetters  niet  te  leur  te  ftellen.  Terftond  bleek  het,  
 hoe  verre  hij  door  fijn  vernuft,  vaderlijke  keringen  ,  en  eigen  naarftigheid  in  defe  
 oeffening  gevordert  was  ;  waar  uit  de  genen  die  tot  hem  quamen  geen  geringe  
 vrucht  trokken. 
 Dan  eens  als  een  Veldheer  in  een  talrijk  heirleger,  en  dat  felf d’aarde  te  laftig  valt,  
 onder  de  Gewaffen  van  allerley  Geweften  ftaandé,  g a f  hij  yder  fijnen  naam,  vaardiger  
 als  eertijds  Cyrus  fijne  Soldaten.  Dan  eens  verklaarde  hij  hen  derfelver  gefaay,  
 opkomft,  en  gtoey $  en  wat  in  de  aderen  en  zaden  was  aan  te  merken:  hoe  't  zaad  
 van  een  jaar  b e ft,  van  twee  jaren  Hechter,  van  drié  jaren  feer Hecht,  en  verder  onvruchtbaar, 
   dog  het  fwaarfte  het  befte  was  :  Wijders  met welk  een  forge  de  inheem-  
 fehe  o f   uitheemfche  Planten  moeften  gekoefterd  werden  ,  hoe  men  de  flaauwe  weder  
 tot  haren  voorigen  friffen  ftand  moeft  brengen:  en  met  Welke hulpmiddelen  hare  wonden  
 heelen:  dat  men  de  kranke  Bóomen  met  Wijndroeflèm  ,  en Water,  onder  een  
 gemengelt  moeft  befproeijen  :  dat gekookt Lupijne-water  den  Appelboomen  goed  deed  :  
 hoe  verders  het  quaad  in  tijds  was  te  ftutten,  op  dat  het  niet  voortkroop,  en  de  weelderigheid  
 der  takken  te  befnoeijen,  op  dat  door  die  wildheid  alk  hope  niet  verloren  
 werde. 
 Somtijds  befchreef  hij  den  aart  van  yder  Plant,  deflèlfs  voortgang,  en  queekerij:  
 welke  fehadelijk,  o f   heilfaam,  o f   tot  het  verdrijven  van  fiektens  gefehapen  was:  daarentegen  
 welke  ’t  hart  verfrifte,  en  de  oogen  verluftigde  ,  en  hoe  d’ongevoelige  Struiken  
 en  Boomen  foo  gewend  en  geteugeld  konnen  werden,  dat  een  Boom  fig  felven  
 buigt  en  fchikr  naer  fijns  bouwers  willekeur.,  en  lbo  Veele  en  foo  groote  Vruchten  
 voortbrengt,  als  men  wil. 
 Hier  bij  quam  de  Bloembefchrijving,  door  de  verft:heidenheid  en  lieffelijkheid  van  
 duifenderley  verwen  behaagelijk  ,  famt  derfelver  welriekendheid  ,  en  treffelijke  fpecérij  
 voortfetting;  alk  ’ t  welke  hij  fijne  raadvragende  leerlingen  ,  en  vrienden  met  èen  fon-  
 derlinge  bequaamheid  ontvouwde; 
 Somtijds  was  hij  befig  in' t   nalefen  der  Violen,  en  Tulpen ,  waar  inne  de  Natuur  
 wonderlijk  haar  veelverwig  Ipel  fpeelt.  O f   hij  deed  fijne  toehoorderen  na  hem  gapen  
 ,  als  hij  hen  uitleide,  wat  de  Granadille  was  ,  die  Bloem  ,  uit  het  einde  des Werelds  
 herwaarts  gevoerd,  in  welkers  Bladeren  men  fegt  dat  de  werktuigen,  mee welke  
 onfe  Saligmaker  gepijnt  is,  ingeprent  ftaan. 
 Somwijlen  hield  hij  fijne  leergierige  toehoorderen  langer  op  met  het  verbeelden  van  
 de  ge [pit[le  Amerikaanfcbe  Aloë  ,  en  onderrichce  hen  ,  dat  dit  Gewafeh  den  volkeren  
 daar  te  lande  vlas,  naalden  ,  koft,  en  drank  verfchafte  :  welk  Gewafch  tot  cieraad  fijnes  
 Tuins  hem  vereerd  was  van  den  doorluchtigen  Prins  Wilhem  Frederik,  Hartog  van  
 Holjlein  ,  en  Vitmarfch  ,  die  onfen  laligen amptgenoot  groote  gunfte  had  bewefen,  toen  
 hij  in  den  jare  c lo   lo c   X L V I .  van  fijn  Vader  tot  hetbefigtigen  van  dien  al  de  wereld  
 door  beroemden  Lufthof  te  Gottorp  was  gelbnden.  Ik  fwijge  van  de  waard  
 Jalappe,  en  de wonderlijke  Peruviaanfche  Plant,  van witten  en  geel-gemengelden  Bloe-  
 me  ;  welkers  kragt,  en  voortreffelijkheid  foo  groot  gefegt  word  ,  dat  een  enkel  drachme  
 van  de  felve  alle  quade  vochten  uit  den  Ligchame  kan  vegen. 
 ’k  Laat  ftaan  het  levende Kruid,  ’t  welk hij  feidè,  dat,  feo  haaft  het  Van  eenes Men-  
 fchen  hand  was  aangeraakt,  fijne Bladeren  inkromp,  en met  het  hoofd  en  takken  voor  
 overbuigertde  den  genen,  die  ’t  aangeraakt  had,  eerbied  bewees; 
 Ik  ga  voorbij  het  Polypodium  Virginiamm,  ’t  welk  hij  plagt  te  vertellen  ,  dat  van den  
 rnenfehelijken  ommegang  een  affehrik  had  ,  e n ,  feo  ’t  met  handen  aangetaft  wierd,  
 binnen  den  tijd  van  2.4  uren  verflapte  en  ftierf. 
 4  4  4  4  a ik