% S E L * ; S A f t ï K E fc. K ü N N S 6 É 8^9
( te weeteft, de gfootfte der zelve, met haar Steeltje)
de lengte van een vinger, o f daar ontreht, uyt. De
grootfte deezer Bladeren zijn ontrent anderhalve ftroo,
geméenelijk maar een ftroo breed. Eyndigen voör in
een fpits punt. Zijn gewöonlijk half rond, o f Geuts-
wijtyc gefteld: aah de randen gelijk als gefronft, o f omgekrieuweld
, wat dikachtig van aart; bleek-groen van
verwe; zeer welriekend ; van binnen voorzien met veele
kleyne Nopjens', en verfcheydene Adertjens; onder
meer als boven zichtbaar, voortkomende uyt een groo-
te in *t midden.
Bloemen, Tuflchen welke, uyt het bovenfte der St celen > de
Bloemen worden voortgebragt, op de wijze der andere
foorten van Self; de zelve ook in gedaante zeer gelijk
, doch veel kleyner, en bleek-blauw-verwig.
Als ze eenjge dagen open geftaan hebben j vergaan ze
in haar zelven , of|ivallen op de aarde neer; nala-
Zaad. tende een kleyn, rond, u y t den bruynén-zwartach-
tig Zaadje,
Groote De Sa l v i a m a jo r a r b o r e s c e n s , ó fgïoote Boom-
Boom- cl • j e l f ^ krijgd tamelijk groote, dikachtige, ontrent o±
vaals-wijze, o f langwerpig-ronde Bladeren aan een
Stam, welke opfchiet rot de hoogte van drie, o f ook
vier voeten. De Bloemen van deeze foort zijn zeêr
groot, en blauw-verwig.
Hoe tot Om deeze Boom-felf tot een Boömtje te doen opi
een groeyen, moet men de zelve van jongs a f opfnoeyen,
te doen en, ontblöoten yan alle andere Takken, uyt o f boven
opgroei- de Wortel voortfchietende. Maar Ook op deeze wijze
jcn* handelende, kan men al de andere foorten van Self tot
Boomtjens opqueeken»
• K R A C H T E N .
Gal. UI. £ * F lf> Balie, Savie, o f in ’t Latijn Salvia, is ver*-
simp.MtJ. warmende en yerdroogende tot in den derden
^ graad, ook een weynig te zamen trekken de van
aart.
Ternei.l.4/ In Wijn gezoden , en daar van ’s morgens nuch-
ifatb. téren een Roemertje gedronken; o f het uytgeparftté
Matth.Ui. ^‘aP Van met W iin gebru yk t; o f ook het Poe-
c.34. • der der gedroogde Bladeren met Wijn ingenomen, is
een zeer goed middel, ter Verfterking van het Hert ,
de Harjfenen, en de Z e e n m v e n Vermeerderd de natuurlijke
warmte des Ligchaams. Is dienftig voor ’t
Graveel; de Bloedfpouwmg; teegens vetgif in het Lig-
^ chaam gekreegeh ; de koude gebreekén eh Zinkingen
t.6? 1 * ^es dloofds ' de vallende Z iekte; Beroerdheid, Lam-
migheyd, Slaapziekte , en allerley koude ongeleegent-
heeden der Borfi. Voor beevende Leeden; de beet en en
fieeken def giftige Dieren > en ’t Pleuris, o f Zijde-wee.
Neemt wech de Hoofdpijn ; maakt een goeden adem ;
zuyverd het Tandvleefch; geneeft de verflopping der
Leever; de H o e f , het Flerezijn , en de Wonden.
Drijft de doode Vrucht der Vrouwen a f: veroorzaakt
•ApnUj. eetenslufi', doed de inwendige Apoflematien doorbree-
k en: ftdd het Bloed: reynigd en heeld allerley vuyle en
Huell' i. 3. hitzige Zeer en. Neemt wech het Jeukzel aan de hey-
i8. melijke Leeden. Diend tot vruchtbaarmaking derVrouftt,
us*' *• wen. Dan noch daarenboven, als ze ontfangen hebben,
* om de Vrucht wel te doen beklijven; in ’tleeven te
behouden, te verfterken, en voorfpoedig te doen aan-
groeyen. T e r dier oorzaak behoorden zoodanige
Vrouwsperfoonen, welke lichtelijk een mifval' krijgen
, dikmaal ’s morgens eenige Bladeren Self, o f an-
ders iets van de Conjerve der Bloemen, te nuttigen
ï.'töÊ Boven dit alles ftopt de Self de Bloedgang $ drijft het
Water der Blaas u y t , en doed der Vrouwen Maand-
Jlonden voortkomen.
De Bladeren van Self in Melk g ek oo kt, en daar
meê gegorgeld, geneeft de gèbreeken van de Keel,
C C C C X V H Ö Ö F Ö S T Ü K .
S A N I K E L.
fN h et Neederlandfch dus g enoemd 3 Namei.'
w o rd o p het Latijn geheeten Sa n i c u -
la j of* o o k D ia p e n s ia : in \ Hoog-
^/ / c^d e fg elijk sSAN iKE L: in ’t Franfch
Sa n ic l e : in ’ t Italiaanfch S a n n ic u -
l a ; D ia p e n s ia > o f o o k C in q j jè
FOGLIO MAGGIORE.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden tweé^ wee
onderfcheydene foorten; te weeten :
I. Sa n i c u l a o f f ic ïn a r u m ; o f S ’anikel, gebruy- ten.
kelijk^ ifi de Apotheeken. II. Sa n i c u l a g u t t a t a ,
ofgefprenkelde Sanikel, rond van Bladeren, en die altijd
groen blijft. Béyde zijn ze van eeven de zelve Bouwinr
én Waarneeming,
Zij beminnen een goede3 gemeene, zandige aarde, Grond;
met twee-jarige Paerdemift genoegzaam voorzien: meer
epn donkere o f fchaduwachtige, als een opene, vrije
plaats; en veel Water. Vergaan niet haaft, maar blijven
lahge jaren in ’t leeven.
Geeven •, bij goede Zomers, ‘ volkomen rijp Zaad. Zaad;
Koniien, buyten ftaande, félle koude, en alle andere
öngeleegentheeden der Winter, zonder fchade ver-
drageni
Worden aangewonnen en vermeenigvuldigd, niet Aanwin-
alleenlijk door haar Z a a d , ’t welk met een waffende nin£*
Maan van Hpril in een donkere plaats, o f in een Pot 3
dikmaal met Water begoten , niet boven een ftroo-
breedte diep in de aarde moet gezayd zijn; maar ook
door hare aangewafléne jonge Looten, gemeenelijk van
zelfs Wortelen bekomende : die men op de genoemde
tijd van de oude afneemt, en verplant»
KRACHTEN.
SVlnikel» o f in het Latijn Sanicula, is verwar* D'oJbn'.l
mende en verdroogende in den tweeden graad: ook c' 2^*
verfterkende, zuyverende, en te zamentrekkende
vah aart.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken, o f het Traê - r*
uytgeparftte Zap met Wijn ingenomen; o f van buy- c’ I73'
ten, gelijk ook het Poeder der gedroogde Bladeren,
opgelegt, geneeft allerley in- én uyhvendige Wonden,
Breuken, en andere verkeringen :,delgelij ks vuyle zswee-
ren, en koude zwellingen." Stopt de Roodeloopftild
de Bloed-opwerping : helpt de zweerende Nieren; de £<?- *
quetfieLonge, het vervuylde o f verzworeneTandvleefch,
en de zwelling der Keel, daar meê gewaflfchen en ge-4
gorgeld zijnde»
C C C C X V I H O O F D S T U K .
K U N N E K Ë.
F korter g eze gt K u n ; w o rd in het Naraem
Neederlandfch niet alleen d u s , maar
o o k van veele S a t ü r e y , en K e u -
l e genoemd : in het Latijn Sa t u -
r e i a , en C u n il a : in ’t Hoogduytfch
G a RTEN ISSOP , ZwiBEL-tlISSOPi
K u n e l i , en Sa t u r e y ï in het Franfch Sa v o r i e : in
het Italiaanfch C o n ie l l a , Sa t u r e i a , S a v o r e g g ia
en P e v e r e l l a »
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworderi DHe on-
drie onderfcheydene foorten; namentlijk: den^foor
I . Sa t u r e ia h o r t e n s is a n n u a , Hofi o f gemeen teRt
Kunneke , ieder jaar vergaande.' I I. S a t u r e ia - p e -
r é n n i s , o f eenige jaren overblijvende Satürey; welke
foort ook word geheeten T hymbrA l e g i t im a ,
o f