Bloemen.
Zaad.
Aanwin- foorten worden aangewonnen ; uytgezonderd het C y -
(4 ’; CLAMEN LONGIUS RADICATUM ftve RAÓICE ANEmo
.ontrent11 3 fiu hetgëmeldde Z aad gewonnen is , moet men
het Zaad, het met de eerft-navolgen de volle Maan 'm September,
d anderingen worden gezien.
gekomenë ^ eeze opgekomen jongen konnen, om hare tceder-
joagca heyds w i l , ’s Winters binnens huys gebragt; met een
®°ct ban- wcynig lauw-gemaakt Reegenwater van boven begoten;
I Opnee-
[ ming.
533 V A R K E N
van Candien met een geele dubbele , ooi\ wat riekende
Bloem, voortkomende in het begin van May. X V I I I .
C yclamen vernum A ntiochenum flore odo-
rAto v a r ièg a to , o f Varkensbrood van Antiochien,
met een zeer welriekende wit en yiolet-gecouleurde
Bloem , zich vertoonende in het Voorjaar. X IX . C y clamen
kensbrood, met een lijf-verwige Bloem; en dan noch
veel meer andere; meeft al te zamen van eeven de zelve
Bouwing en Waarneeming. Wijken pok voor geen'
andere Bloemen ter weereld , zoo wel in de aangename
fchoonheyd der veelvoudige verwen, als in een zeer be-
vallijke welriekentheyd.
A l te zamen beminnen ze een goede , gemeene, zandige
aarde, genoegzaam doormengd met matige tweejarige
geleegene plaats (doch daar teegens in heete Landen ,;
weegens de groote Zonnen-hitte aldaar, een donkere) :
ook matige vochtigheyd.
Blijven uyt eygeher aart. veele jaren lang'in het leê-
veni Konnen fterke koude, en alle ongeleegentheeden
des tijds , warm gezet zijnde',' verdragen. Geéven
zienswaardige Bloemen. Na dat ze afgevallen zijn, winden
met hare Knopjens, daar het Zaad in groeyd, op de
grond neer. Deeze openen zich eerft in Auguftus des
volgenden jaars, en dan vind men ’t Zaad rijp te zijn.
Doch dat van het C yc lam en vernum en .<e st ivum ,
o f May- en Zomer-Varkensbrood, verkrijgt veel eerder
zijne volkomentheyd. Alleen hier door konnen deeze
nes , Varkensbrood met een lange Knobbelige Wortel,
di& van de Anemone gelijk vormig; ’t welk men kan
vèrmeenigvuldigen door een afgebrooken ftuk der Wortelen.
niet later, de aarde aanbeveelen, ruym een ftroobreed
diep gelegt in een P ot, om ’s WintersXnvmtm huys gezet
te konnen worden. • Dan zal het in de volgende
Zomer , o f ook in den Herfft, eerft opkomen met een
kleyn rond Blaadje, en niet voor ’t zefde jaar daar na.
de eerfte Bloemen geeven; in welke, met zonderling vermaak
ab twee-jaren in de zelve Pot hebben geftaan, de
aarde vervarfcht zijnde, met een wallende Maan weer
daar in gezet worden, tot dat ze een o f tweemaal hebben
gebloeyd; waar na men haar mag buyten laten blijven,
wijl ze dan de koude verdragen konnen.
Al deeze foorten, het zij dat ze jong o f oud z ijn ,
verliezen in Junius hare Bladeren', worden dan in J u -
Hus opgenomen , en met een walfende Maan terftond
weer in varlfche aarde geze t, gelijk alreeds hier boven
is aangeweezen. |
Hét C y c lamen vernum floré albo odora-
[ Varkens-
brood
! mee een TO >.
'vitte wel- met
\ tekende
| Bloem in
i tVoori
Herfft,
parken;
Köëye- en Paardemift : een vrije wel ter Zon
de Steden zich aardig in malkander, en leggen haar
, en voornamentlijk ook in ’t Loof, veelcrley verin
o f het in ’t Voorjaar voortkomende Varkensbrood
’en witte welriekende Bloem, blo eyd , niet ieder I
laar5 -gelijk de andere doen, maar alleenlijk om ’t tweede
; ook draayd de Zaad knop zich niet tot de grond
neer,, gelijk die van de andere foorten, maar blijft opwaarts
ftaan; doch is gemeenelijk van binnen met zeer
Weynig i^Wvoo rz ien .
Het C y c lam en rotündifolium majus a ü -
Tumnale , o f groot Herfft-Varkensbroöd met ronde
^ ^Aderen
jESt ivum flore carneo , o f Zomer-Var-
r°ode Ru* ai^eren ï brengt van naturen voort ü yt een Raaps o f ^rea.?a' Knols-%;:- ' ' - ^ ..... , ' . . . r
»-wijze ronde, matig-groote, een duym dikke
-bruyn-verwige Wortel, in Auguftus- en September
! bleek-br
z^nc Bladeren met de Bloemen, de eene na de andere
uy tfpruytcnde, en haar doorgaans plat op de aarde neer
S B R O O D. 534
leggende; alhoewel ook zomtijds zich een weynig boven
de zelve verheffende. Deeze Bladeren, ruften Ocftalto
op twee vinger-leeden lang zijnde, donker-bruyn-ver- der Blade.
w^ e.„en vni dunne Steelijens. Zijn een weynig lang- ren‘
werpig-rond; de lengte van de kleynfte vinger brééd,
doch dê middelfte vinger lang; dikachtig van aart: onder
uyt den groenen purpurachtig; boven, in *t midden
zwart-gróen, maar aan de randen voorzien met
groote wit-groenc plekken en ftreepen ; ook aan dé
Steden gefheéden in twee rond-toegaande deelen; in ’t
midden vercierd met v ijf, zes en zeeven groote Ade-
ren* waar u y t andere kleyner haren oorlprong neemeri.
Tuffchen de zelve fchicten uyt de Wortel op lijf-vér- Bloemen.’
wige, o f uyt den witten paarfchachtige aardige Bloemt-
jens , ruftende óp bleek-paarffche régt-opftaande Siee/t-
jens. Zij verheffen zich boven de Bladeren ; en als zé
agt o f tien dagen hebben operigeftaan , vallenze gant-
fchelijk neer; nalatende kleyne Zaadknopjens, zich tot Zaad.
öp de aarde toe in malkander windende; dus en zöó
zich drayehde.
C y c lamen r otündifolium minus hyemale Kleyn
ö f kleyn Winter Varkensbrood met ronde Bladeren , Winter-
krijgt u yt een kleyne Raaps-wijze ronde! en bruyn-
yerwige Wortel kleyne geheel ronde Bladert jens , ón- ronde Bla-
gelijk van grootte, ruftende op teedere, rondachtigë deren.
Steelt jens. De gröotfte zijn een groot lid èener vinger
lang en breed ; onder fchoon bruyn-roód van cóu- BIaderen’
leur; boven in ’t midden donker-gi*oen, en ontrent dê
randen uyt den groenen grijs, o f donker-wit. T uf-
fchen welke in de Winter uyt de W'ortel kleyne, blij-
purpure, welriekende, entamelijk-hoog boven d e t ó -
deren uytfteekende Bloemtjens opfehieten. tijd e lijk Bloemen.'
vallenze, als oh vergaan, in haar geheel ter heer'; waar
op zich de Steelt jens met hare Zaadknopjens ‘ in Bét Ziwd.
ronde omdrayeh ; op de aarde neerleggen , en in' de ;
volgende Herfft een genoegzaam rijp Zaad keveren.
C y c l a m e n A l e p p ic u m , o f Varkensbrood van Al'ép- Varkens-.
*- bezit een ronde, bruyn-vërwige kleyne Wortel', br]c ‘ J ‘ "
üyt welke in den Herfft beziens-waardige Bladeren aan Bladeren,
den dag komen. Zijn niet zeer g ro o t; twee kléyhe
vinger-leeden breed, twee groote, wat min of mëèf,
lang; doch ook ongelijk van gróótte ; meer opwaarts
gekeerd’ als neerwaarts gebogen ftaandé. Ruften op
Sleek-bruyne Steelt jens. Onder zijn ze donker-röod-Vér-
w ig ; boven groen ; met veele groote witte plekken
én kleyne ftreepên, marmors-wijze, aardig vercierd :
aan de randen een weynig, zeer net en effen, gekarteld.
V oor eyndigen ze in een ftomp punt; en in ’t midden
zijn ze begaafd met v ijf en zeeven groote Aderen, waar Bloemen.’
u yt andere kleyner voortvloeyen. Tuffchen de zelve
fchietcn uyt de Wortel op eenige weynige purpure
Bloemen, van, een geen onaangenamen reuk. Twee
dagen na datze neergevallen z ijn , drayen terftond de
Steelt jens met haar Zaadknopje zich om , en le<*"en 2'aad*
haar op de aarde neer. In Auguftus des volgenden jaars
hebben deeZe Zaadknopjens in onze Geweften volkomen
rijp Zaad in zich.
C yc lamen asstivum , o f Varkensbrood in de Zo- IndeZo-
mer bloeyende, krijgt uyt een kleyne, ronde doch knob
helachtige, bruyn-verwige Wortel veele Bladeren, oh- keii,_
gelijk van grootte, ruftende op dunne bruyne Steelt- broocj.
jens De grootfte zijn anderhalf lid van een vinger, wat
min o f meer, lang; ook ontrent zoo breed; doch wat
langwerpig-rond, op de wijze van een Hert, voor in
een ftomp punt eyndigende , en achter in twee rond-
gefcheydene deelen toelopende; aan de randen een kleyn
weynig gekarteld : onder u yt den bleek-paarffchen Bladerea,
groen; boven regt in *t midden do’nker-gróen. Daar
om heenen looperi witte vlekken; om de zelve weer tot
aan de randen ziet men andermaal groen , met- kleyne
Witte ftreepjens. In ’t midden ook zijn ze vercierd met
v ijf doorfchietende groote Aderen , waar uyt eenige
kleyne haren oorlprong neemen. Tuffchen deeze Blo- Blocmea.
deren komen uyt' de Wortel voort paarfch en wit-gècou-
L 1 z I leurde,