
 
        
         
		Bloemt»,  altijd necrwaaats  hangende,  gezien  werden.  
 Bcfchrij-  Zij  zijn  zonder  cenige  reu k;  inwendig  vereerd  met  
 ving ilcr  cen  fchoone  ,  fmalle gcelc ring:  ook  in de  zelve voor-  
 Bloemen.  ^ en ^  0p  cjc wijze van  Bernagte,  met  v ijf  digt  bij  een  
 gevoegde,  achter  breede  ,  en  voor  fpits  toegaande  ,  
 langwerpige,  geele Knop jens,  o f  Afoangzeltjensi  hebbende  
 in  net  midden  een  blcek-groen  Ruggetje >  liyt  
 wiens  midden  ook  een  lang,  ron d,  dun,  bleek-vei -  
 wig  Afhangx>eltje,  doch voor niet zoo fpits,  als  in die  
 van  de  Bernagie,  voortfehiet.  Als deeze  Bloemen agt,  
 tien  ,  twa alf,  ook  wel  meer  dagen  hebben  opengedaan  
 ,  vallen  ze  op  de  aarde  neer;  nalatende  in  deeze  
 Geweften  kleyne ,  langwerpige,  doch  dikachtige  
 Knopje»s,  voorzien  met  twee  inwendige ftreepen  van  
 buyten,  en  gevuld  met  zeerkleyn,  langwerpig,  uyt  
 den  rooden  bruyn-verwig  Zet ad ;  ’t  welk in  het  laat-  
 fte  van  Jnlins  en  Anguftus  zomtijds zijne  volle  rijp-  
 heyd  bekomt. 
 Bladeren.  Deeze  Plant  legt hare ruygachtige,  kluchtige,  don-  
 ker-groene,  cen weynig  blinkende,  aan de randen aar-  
 dig-rond  getandde  kleyne  Bladert jens van naturen plat  
 op  de  aarde  neer.  Zij  zijn  een  halve  vinger,  wat  
 meer o f  minder,  lang;  een  vinger,  een  geheele duym,  
 o f  ook  wel  twee  vingeren,  in net midden breed,  onder  
 alderbreedft,  en  voor  in  een  ftomp  punt  toelopende. 
   Zijn  ook  onder  voorzien  met  fterke,  veelvoudige  
 dikke  uytwendige Aderen,  en een rosachtige  
 hnyrtge Wolligheid,  Is  niet  zoo  hard  van  aart  als  de  
 andere  Beerenoor,  vermits z e ,  buyten  gefield  zijnde  ,  
 in  de Winter niet  alleen door felle Korft, maar ook door  
 al  te  veel  fcharp-bijtende  Sneeuwachtige  vochtigheid,  
 lichtelijk van  het  leeven  word beroofd. 
 Waaraee-  Is  derhalven  veel  dienfliger,  dat  ze  in  een  P o t ,  
 mïng.  gevuld  met  de  voorgenoemde  aarde  ,  en  met  veel  
 zand  doormengd  ( voor  al  niet te hoog boven de aarde  
 ,  om  des  Reegens  w i l ,  gefield ),  worde gezet op  
 een  altijd donkere o f  fchaduwachtige  plaats,  geheelijk  
 voor de  Zonneflralen  bevrijd,  en  in  de Zomer gedurig  
 met veele vochtigheyd voorzien:  want  indien  dit door  
 verzuym  word  nagelaten,  zoo  zullen  de  Bladertjens  
 door der Zonnen-kracht terflond  opkrimpen  ;  en  binnen  
 weynige  dagen  zal  men  de  gantfche  Plant  door  
 der Bladeren,  der  Bloemen,  en  der Wortelen,  daar op-  
 gclegt,  o f  met W ijn ingenomen. 
 droogte  vergaan  vinden.  Moet  ook  in  het  laatfle  
 van  'Ottober  binnens  huys  worden  gebragt  ,  op  een  |  
 luchtige  plaats,  verre  Van  den  Oven  ;  o f ,  het welk  
 beft  i s ,  daar  gantfeh  geen  vuur  in  gemaakt  word  :  
 dan  onderhouden  met  niet  al  te  veel  W a t e r z o n d e r   
 eevenwel  de  grond  te  eenemaal  droog  te  laten  worden. 
   In  het  begin  van  April,  met  een  reegenachtige  
 Lu ch t,  zet men ze weer buytea;  en men wagt haar  
 wel  nauw  voor hayrigé O ofte- en Noorde-wmden.  Dus  
 waargenomen,  zal ze  veel  beeter  in  het  leeven,  en  in  
 welftand blijven. 
 Aanwin-  O p  tweederley wijzen  kan  men deeze  Plant  bij  ons  
 ning  vermeenigvuldigen.  - 
 door Zaad  Ferft,  door haar Zaad;  het welk met een wallende  
 Maan  van  'Moert  hol  en  luchtig word gezayd in  een  
 P o t ,  twee  ftroobreed  d iep,  en  gedurig  gezet  op  een  
 donkere  plaats. 
 cn  Loten.  Ze»  anderen ,  door hare  aangewaflene  jongen,  welke  
 men  zoo  wel  in  April  als  Auguftus  van  de  oude  
 neemen,  en  met  de  gemeldde  Maan  verplanten  
 mag. 
 K R A C H T E N . 
 Corner ar  T " k  Fermoor,  o f  Auricula  Zlrft,  is  verkoelende  ,  
 /...e. ij.  r w  verdrogende,  afvagende,  en  een  weynig  te  za-  
 Matthiel.  L v  men-trekkende van aart.  Met  de Wortel in Wijn  
 ' +  c' 9’  gezoden,  en  daar  van  gedronken,  flopt  de  overvloedige  
 Maandflonden  der  Vrouwen;  is  goed  teegens  de  
 Fr(t,  en de beeten  der giftige Dieren.  Geneeft de Gc.  
 Jcheurtheyd,   en  allerley  inwendige  Wonden;  inzonder-  
 heyd  die van de Borft.  Het  zelve  doed  ook  het Zap 
 Breekt  ook  dc  Steen  en  het  Graveel.  Geneeft  de Galm. m  
 gcbrcckcn der  Moeder.  Helpt  cn  verfterkt  de  Zeenu. MtJ.simf,  
 wen  :  opend  de  verftoptheyd  der  Nieren  en  Blaas. 
 Neemt  wcch  de  Hoofdzwijmeling  ;  ook  de  Tand-  JfjlMp.  
 pijn  ,  daar  meê  gewanchen.  Maakt  de  Vrouwelijk- tilt.  
 heyd  eng  ;  zoo  dat  de  Juffers,  die  bijgeflapen  hebben  
 ,  weer  voor  zuyvcre  Maagden  konnen  door- 
 De  Bloemen  in  Wijn  gezooden,  o f   het  Z a t  daar Jat.  C(.  
 uyt  gedrukt,  en het aangezicht  daar meê gewaffehen  ,  
 maakt  een  zeer  zuiver  T e l:  neemt  daar van wcch  aller-  10i t  ‘  
 ley vlekken,  Zomcr-fproctelcn, en andere onzuyvcrhcc- alijm;,  
 den;  defgelijks de rimpelen. 
 De  Wortel  gedroogd  ,  gefloten  ,  en  twee  Drach-  Tuchf.hifiA  
 men  daar  van  met  Wijn  geb ruykt,  verzacht  allerley W./.  
 gezwellen  ;  en  de  fmerten  van  het  Ftcrefjn.  Stild  de fjP-  
 roode  Loop,  en  allerley andere B a r h e d e n .   Geneeft  ’  
 ook de  beeten  der  dolle  Honden  :  neemt  wech  de pijn  
 en  krimping  des  B ^ks• 
 L X X V I   H O O F D S T U K . KLISSENKRUYD. 
 ■  Ord   ook  van  zommige  in  het  Nee- Verfchey-  
 derlandfeh  genoemd  K l a s s e n   e n dcnarafin'  
 K l a d d e n k r u y d   :  in  *t  Latijn L app 
 a   :  in  het  Hoogduitfch  K l e t t e n  :  
 in  het  Franfch  G l o u t e r o n   ,  o f^   
 G l e t t e r o n   ;  en  in  het  Italiaanfib 
 B a r d a n a . 
 I Her van  zijn mij  in  haren aart bekend geworden drie Drie on*  
 onderfcheydene  foörten;  als:  ;  -  deÏÏ* 
 L   L a p p a   m a jo r   v u l g a r i s ,  B a r d a n a ,  o fP E R - ten>  '  
 s o n a t a ,  gemeen groot  Klijfenkruid.  I I .  C a p i t e   re-  
 t i c u l a t o  ;  met  een  Knop  o f  Hoofd;  met  een  witte  
 wolligheid als  een Net o v e rg e leg t.  II I .  L a p p a   minor,  
 o f   klein  Klijfenkruid  ;  o o k   in  het  Latijn  genoemd  
 X a n t h iu m ;  in het Hoogduitfch  B e t t l e r - l a u s ,  o f  
 S p i t z k l e t t e n   :  in  het Franfch  p e t i t   G lo u te r o n . 
 Niet alle zijn ze van  de zelve  Bouwing en Waarneeming. 
 Eevenwel  beminnen ze al  te  zamen  een  goede ,  z a n - ^ ,ea  
 dige,  welgemeftte,  en ook  (doch  niet zoo zeer) een  
 harde,  kleyige aarde;  inzonderheyd het kjepe Klijfen-  
 kruid,  hetwelk veel teederder van aart is;  en  een matige  
 vochtigheyd,  zoo  lang  de  Planten  noch  jong  zijn;  
 maar  ouder  wordende,  veel Water:  eenopenë,  luchtige 
 ,  vrije,  en wel ter Zon geleegene plaats.  ^ 
 Het  L a p p a   m a j o r ,  o f  groot gemeen Klijfenkruid,  , 
 ook het andere,  met een Knop,  o f  Hoofd, met een wit- 0fl-cn-  1  
 te wolligheid  als  met  een N et overgelegt,  konnen,  ge-kruyd.  1  
 durende  de  Wintertijd,  fterke, k oud e ,  en  alle  andere  
 ongeleegentheeden uytftaan,  Bloeien in het tweede jaar. 
 Geeven volkomen  ,  zeer krachtig Z a a d ;  en  daar  mee  
 verfterven ze.  Behoeven  niet weer gezayd te worden,  
 vermits z e ,  daar ze  eens geftaan hebben,  zoo wel in een  
 flegte  als  goede  grond,  door  het  neergevallene Zaad  
 overvloedig genoeg vermeenigvuldigen.  ^  n 
 De  L a p p a   m in o r ,   o f  X a n t h iu m ,  kfeyn Kliffen-  
 kru id ,  blijft niet langer dan eene Zomer  in net leeven. ^yd.  
 Word  derhalven  in  ieder  Voorjaar,  met  een wallende  
 Maan  van  A p r il,  op nieuws  weer gezayd,  ruymeen  
 ftroobreedte  diep.  Vermits  haar Zaad  hier  altijd  njp  
 word,  zoo worden ze deezer wijs aangewonnen, eneeu-  
 wig-durend gemaakt. 
 K R A C H T E N . 
 HEt  groot  Klijfenkruyd,  o f   Lappa major,  is tra-  
 tig verdrogende,  vertecrende,  en  een weynigtc  
 ïamen-trekkende  van  aart. 
 ,/fóUjat 
 m.iïiro. 
 De  Bladeren  cn. Wortelen  in  Wijn gezoden,  en  cen  
 Roemertje  daar  van  gedronken,  o f  het  Zap  daarvan  
 met  Wijn  vermengd,  verzacht de  fmerten der  11 laaf.  
 doed  gemakkelijk water maken-,  geneeft  verwonderlijk  
 de  beeten  der  dolle  Honden,  en  aller  anderer  giftige  
 Dieren.  Eeven  de  zelve werking  heeft het Poeder der  
 gedroogde Wortelen, met wat  Zout  vermengd,  en  daar  
 op gel egt;  want het  trekt al  het vergif terftond na zich. 
 . .   / 4, Helpt  de  gcenc,  wel"k e  Bmloed-   en ~HEftteerr ifpio  uwen,  o f 
 \ l % '   de Teering  hebben.  Neemt wech de Leedenpijn,  - 
 oorzaakt  door  eenig ongeval,  en  alle  inwendige  brand.  
 Zes deezer Wortelen,  die  noch  geen  Zaad  hebben gedragen, 
   gefneeden,  en  in  zes ponden Bier gekookt,  en  
 daar van door den  dag gedronken,  verteerd de  Takken,  
 o f  Speenen,  aan het Fondament. 
 De  zelve  Tortel  in  Menfchen-water  gezoden,  dan  
 daar meê  dé  armen  en beenen gewteeven  ,  verdrijft de  
 pijn  in de  zelve,  en  de witte Roos,  
 fc ^ j l .1 .  Deeze Wortel  geconfijt,  o f   in  Zuyker  ingelegt,  
 IL ,01.  ook  met  een  weynig  Zout  gekookt  in  het  Nat  van  
 Hutlpot,  o f   ander  vleefch,  is  niet  onaangenaam  te  
 eeten,  zeer  goed  teegens  het  Graveel,  en  de  onna-  
 tuurlijke  Bupkloop.  Vermeerderd  het  Zaad-,  maakt  
 luft  tot  het  Echte werkj,  en  geneeft  de  geene,  welke  
 Bloed  opgeeven. 
 mimcir.  De Bladeren,  gekneufd,  en op Wonden gelegt,  ver-  
 mk.Hirl.  teeren  de brand en pijn der zelve.  Gedroogd, gefloten,  
 ■ ' “ 1  '  en met het wit van  een E y  vermengd, geneeftdezwee-  
 rende.Zeeren,  en  allerley gebrandhejd. 
 Met  het  Water,  daar  de  Bladeren  in gezoden zijn  ,  
 de Wonden,  ook kankprigeZeeren  ttt Gezwellen, gewaf-  
 fchen,  helpt  haar  tot de geneezing. 
 De groene Bladeren,  op  het Hoofd gelegt,  trekken  
 de  neergefchotene Moeder weer op.  
 n i -iga   Hét  Zaad is goed  teegens  al  de  genoemde  gebree-  
 i f f s V '   k“ 1,  Strijd, ook  krachtig 'teegens het  Graveel:  want  
 K im.li.  het breekt de Steen der  Blaas  en  Nieren  :  ftild  ook  de  
 j.  Ii8.  Bloedgang.  Het  zelve gepulveiifeert,  en  daar  van  v ijf  
 of zes  weeken  achter  een  dagelijks  een Drachma  met  
 ■   Wijn ingenómen,  is goed  voor  de geene  ,  die van het  
 Podagra o f  Flerezijn worden geplaagd. 
 Die dit Zaad gedurig bij  hém draagt,  zal  altijd vrij  
 zijn van  de Takken o f  Speenen. 
 B h   Zt*** V3n  LaPPa  mimr,  o f  kjej/n  Klijfenkrujd, 
 I.  g  mP is heet,  droog,  en  verteerende van  aart.  Het zelve gefloten  
 ,  dan  op  de gezwellen  en  Kropzwetren  gelegt,  
 verdrijft en geneeft de zelve. 
 Wanneer iemand in bezwijmeling o f  onmagt is geval-  
 B ' 110S'  >  en.dat  men  dan  met  het  Zap  deezer  Blode. 
 ren  den  in  bezwijm-leggenden  perfoon  da  flaap  des  
 fjoofds  beftrijkt,  zoo  zal  hij  terftond weer  tot  zich  
 2elven  komen.  • 
 LX X V I I   H O O F D S T U K . 
 h o e f b l a d . 
 É U s   in  het  Neederlandfch  genoemd  
 «J!  w o rd   in  h et   Latijn geheeten  T ü s s i   
 ■ jf  LAGo  ,  F a r f a r a   ,   B e c h iu m   ,  ei  
 U n g u l a   Ca b a l l in a   :  in  h et  Hoog  
 j j l g   duitfeh  R o s z h u b   ,  R o s  2. HU FF  ,  ei  
 . .   .  ^   B r a n d l a t t i c h :  in  het  Franfch Pa 
 in  ^ATTB  k ’A sne  ,  o f   P a t t e   d e   C h e v a l 
 e  ta  iaanfeh  T o s s i l a g in e   ,   F a r f a r e l l a   ,   o  
 u « ; i A   Dl  C a v a l l o . 
 K 11"-  den-rr V“   mii in  haren  aart bekend nw« verfchey  
 den'/oorten;  namentlijk  :  1 
 II  TD t  eemcUlie  T u s s il a g o ,  a f  gemeen Hoefblad  
 m   zijn  J JS^ LAO°   •'■ '‘WA  ,  o f   Berg-hoefilad.  Beyd. 
 ■   mmaaaarr  1da ar m£  VvSe"el, dvee ff2cehlivlele ndè.  «»>  Waarneeminig 
 Wgemecne Hoefblad,  o f  T ussilago ,   bemind eer 
 Éve< 
 Bond, 
 flegte,  zandige,  ongeoeffende,  doch  van  naturen  een  Plaat»,  
 vochtige grond.  Heeft zoo geerne een opene,  luchti-  
 ge,  vrije,  en wel  ter  Zon  geleegene,  als een  fchaduV/-  
 achtige  plaats;  en  wil veel Water. 
 G e e f t,  vroeg  in  het  Voorjaar  ,  een  kleyne  geele  Bloemen.  
 Bloem,  alleen  uyt  de  aarde,  komende  tc  voorfchijn  
 zonder  eenig  Loof.'  Deeze  vergaan  zijnde,  worden Zaad-  
 de  Bladeren  cerft  gezien.  Krijgt in  de Zomer  volkomen  
 rijp .ZW .  Verdraagt,  zonder cenige fchadc, Rijp,  
 fterke  koude,  en  allerley  andere ongeleegentheeden  der 
 ,  Wor<*  °P tweederley  wijs  aangewonnen.  Eerfl  door Aamvin.  
 h a a r^W ;  hetwelk met  een wanende Maan van Moert,  ning.  
 met  diep,  in  de aarde word gelegt. 
 Ten anderen,  door  hare  veelvuldige  ,  de  aarde  zeer  
 doorlopend e jonge Scheuten,  welke men met  een  waf-  
 fende Maan  van April affteekt,  en verplant. 
 De  T u s s il a g o   a l p i n a ,  o f  Berg-hoefilad,  is  veel Eerg-horf,  
 teederder van  aart.  Bemind  een  goede,  zandige grond, blut-  
 doormengd  met  een  weynig  een-jarige  Paerdemift,  '  
 een-jarige  Hoenderdrek  ,   en  het  Mo l  der  verrotte  
 Boom-bladeren  :  een  opene,  luchtige,  warme,  vrije,  
 en  wel  ter  Zon  geleegene  plaats;  ook  matige  vochtigheyd. 
 Geeft  in  deeze Landen bij  goede  jaren  genoegzaam  Bloemen  ;  
 Bloemen ,  maar  noyt  volkomen  Zaad.  Kan  op  gee- ™ndcr  
 nerley  wijze  veel  koude  Herffl-reegenen  ,  Sneeuw,  Zlld' 
 Rijp ,  o f  eenige  .Werft  verdragen.  Moet  derhalven  ,  
 in  het Voorjaar in  een  Pot gefteld  zijnde,  in het begin  
 van  OSlober,  zomtijds  wat  eerder,  na  dat  het Wéér  
 zich  bequaam  o f  onbequaam  aanfteld ,  binnens  huys  
 worden  gebragt,  op een  goede,  luchtige plaats,  waar  
 m met  als  bij  vriezend Weer word gevuurd.  Geduren- Waarneer  
 de  deeze  tijd  moet  men  ze  onderhouden  met  zeer  “ nS-  
 weynig  lauwgemaakt  Reegen-watcr;  en  niet  voorin  
 het  begin  van  A p r il,  met  een  zoete Lucht en aangename  
 Reegen,  weer de  Zonneflralen voorzetten.  Maar  
 dan noch haar voorzichtig wagten  en  zorgvuldig  dekken  
 voor  koude  nagten ,  hayrige en fchraU winden. 
 W ijl  deeze  Plant  hier  neen  Zaad gee ft,  kan ze al- AanwinC  
 leenlijk  aangewonnen  worden  door  hare  aangewaffene °“ 2’  
 jonge  Scheut jens;  welke  men  met  een waffende Maan  
 in  April  o f  May  van  de  oude  afneemt  ,  en  in  een  
 Pot  verplant. 
 K R A C H T E N . 
 D Pi  Bladeren  van  Tujfilago,  o f  Hoefblad,  groen  Gele».  Ui:  
 zijnde >  verdroogen  en  verkoelen een weynig  •  simp.Med.  
 doch  gedroogt >  zijn ze  verwarmende,  d roo g-6*  
 makende,  en wat  fenarper van aart. 
 Op allerley wijzen gebruykt,  o f  ook de  Syroop, daar  L 5.  
 uyt  gemaakt,  geneezenze  de  Hoeft  ;  verzachten  d e/ -15:6*  
 Borft,  verfterken  de  Longe  ,  en  neemen  wech  de  1 7' 
 Kortademigheid,  ' ** 
 De  groene  Bladeren  geftampt,  en  met  Zuyker  o f   
 Honig  vermengd  ;  dan  op  gez»wellen,  zeeren,  fn  het  
 Springend  Vuur gelegt,  geneezen  deeze qualen. 
 Het  Poeder  der gedroogde Bladeren,  gedaan  in  de jy^i,  /, «  
 fpijZen  der  u’jtteerende Menlchen,  helpt de  zelve.  c. 19» 
 De gedroogde  Bladeren  gekerft,  en,  gelijk men  de  
 Tab a f  doed  ,  door  een  Pijp  gezogen,  doed  verwonderlijk  
 alle  Hoofdpijn verdwijnen. 
 Het Zap der groene  Bladeren ,  o f  ook  de  Bladeren Tmbf.  
 zelfs ,  gedaan  op  hopende gaten,  en  op  eebraxdbejd, htrb.fnï  
 verteerd,  en neemt de hitte daar van wech.  c‘ 
 De geheele Plant, met  een weynig Solamtm Offcina-  
 rum,  ofNaJchade  (anders Nagtfchade)  en Vlscrbl oemen  
 gediftilleert,  dan  daar  van  een  Roemertje  geb ruykt,  
 neemt wech de brand  van  de  Maag,  Leever en  Long.  -> 
 Verdrijft de hirzJge Koortzsn,  en  verkoeld allerley ont-  
 fteekjng van peftilentiale Gezwellen. 
 De Wortel in  Meede gezoden  ,  en  daar van  <*edron- s.tu-11 j.  
 ken,  jaagd de doode Vrucht en Nageboorte uyt.  c*6°* 
 B b  i N x v m