ïk reppe niet van foo vele Pianteri, uit Indiën hier gebragt, foo vele Kruiderijen,
önder defelve lucht gegroeid, de Citroen- en Oranje-appels, en foo veele Bloemen,
cn Gewaden, welke een vlijtig en ervarene Bouwer elders vergeefs foude foeken.
Alle derfelver aart en oeffenkunde, hem door langeervarentheid bekend, deelde hij,
jfonder iets voor hem felven te achterhouden, met groote luit de weetgierige jeugd mee.
En omme een gedenkftuk na te laten, ten bewijfe, hoe verre hij met fijn vernuft, en
ondervinding in defe Tuinwetenfchap gevordert was , fchreef hij een Boek van de
Plant-oefening, een befchaafd, en geacht werk , den geleerden en ongeleerden eeven
aangenaam, met het welke hij de verwachting van defe brave en vermakelijke liefhebberij
heeft voldaan. Seekerlijk de doorluchtige verftanden defer tijden, de voornaam-
fte lichten der Engelfche en Franfche Maatfehappijen , hebben dit werk foo hoog ge-
waardeert, datfe uit defen o verrijken fchat het aller uitgelefenftc hebben uitgeplukt,
en in hunne dagregifiers gefer, van den derden Juny des jaars c Id lo c L X X V .
Bij dit doorwrochte werk is voor twee jaren nog gevolgt een ander van ’t Britan-
nifch Kruid , van geen mind’re geleerdheid, en arbeid $ waar inne hij die voortreffelijke
Plant, der Voorouderen algemeen-geneeskruid, feftien eeuwen lang onbekend g e bleven,
der vergetelheid ontrukt, en deffelfs geboorte vromelijk fijnen Vaderlande her
toefchrijft, en ten nutte des menfchelijken geflachts der eeuwigheid inwijd ; voornament
lijk dewijl dit Gewafch feer heillaam is in ’t genefen van de Blaauwfchuit en ’t ver-
fterken der kniebindfels, fenuwen, en mondfpieren , door fiektens verflapt; een plaag
delen lande feer gemeen. Om welk befchreevene werk , en geopenbaard hulpmiddel,
fijn Vaderland, en geheel Nederland, met hare nabueren, die veelmalen ellendig aan
dat euvel vaft fijn , fijne falige Ziele in eeuwigheid verplicht fijn. ’t Is ook te aan-
merkelijker, om dat hij achter ’t felve de lefenswaardige en nutte hiftorie van de groote
Americaanfche Aloë met Jleekllad, en andere diergelijke, gelaft heeft.
No g foude dele fijne befchaafde fehriften eerftdaags gevolgt hebben * een groot
Werk van de Planten , indien God hem langer vruchtgebruik des levens vergunt had.
Maar foo als hij in dit deftig W e rk , ’t welk hij voor de laatfte reife nafag, befig was,
heeft hem ’t fterflot onderhaalt, en fijne erfgenamen fullen, foo God wil, het binnen
korten tijd in ’t licht geven, de nakomelingen deffelfs Vrucht genieten. Dus heeft hij
het tooneellpel defes levens van fijne kindfche jaren a f wel en wijffelijk vollpeelt, en in
geen bedrijf belweken, altijd gedachtig, welk een laft fijne trouwheid en forge was aanbevolen.
Oo k quamen fijne leden in ’t bedienen van fijn ampt met dien loffelijken
levensloop overeen , alle man lie f, niemand laftig lijnde.
Met fijne Amptgenooten heeft hij gekeft eendragtiglijk , fonder klachte, fonder
ergerniffe. ’t Bellier der Hooge Schok , hem door eenparige Hemmen der Amptge-
nóoten opgedragen , en van de Ed. Hoog-Achtb. Beforgeren geftaafd , heeft hij met
eere waargenomen, en in dien jare met de daad getoond , dat het welvaren der Aka-
demie hem ter harte ging.
Van fijn kindsheid a f was hij van een fterke en vafte gefondheid , welke niet Icheen
gekrenkt te worden door den arbeid, dien hij onvermoeid , fonder op hem felven te
letten , in 't tuinnieren befteedde : maar in de laatfte jaren wierd hij Iwakker , en was
nu en dan qualijk te pas, hoewel hij op ’t eind van fijn leven wederom kloeker wierd,
o f ten minften Icheen.
Dog gelijk loodanige gefondheids-opluikkingen onfeker en wiffelvallig fijn, alloo begaven
lij hem, als men ’t minft verwachtte.
Dus is hij een fchielijke dood , na een fiekte van niet meer dan x x iv uuren , in ’c
bij-fijn fijner nabeftaande vrienden, die ’t geenfins duchtten, aan een Zinking Hikkend
e , als in een llaap geftorven, op den laatften van Louwmaand tuffen v i en v u
uuren, na dat hij i v i jaren en v i maanden geleefd, en fijn Hoogkeraar-ampt, foo
wel
* Dit is het Werk ’t welk hier in *t licht komt, en bij ’t leeven des Schrijvers volkomen overzien en voltooid was 3
als door zijn eigen hand kan blijken; zoo dat den Reedenaar hier van niet op ’t grondigft is verftendigd ge weeft.
wel binneh als buiten ’s Lands vermaard, met veel lofs xkiv jaren bedient had. Eli
gelijk hij fijn leven ge ru ft, en fondet omllag, had doorgebragt, foo hadde hij ook
eenen lagten uitgang.
Maar wat fegge ik , een fchielijke o f onverwachte dood ? dewijl de dood fuik eenen
niet onverwacht kan overkomen, die van jongs a f bedacht heeft, dat-wij alle moeten
fterven , onfeker wat dag, en dat dit ons Ligchaam , ’t welk wij alom voeren , geen
huis, maar een verblijfplaats is, dat wij maar voor een korten tijd bewonen , en weder
moeten verlaten, als we den gaftheer laftig fchijnen. J a , hoe kan de dood den
genen onverwacht overkomen, die fijn levens-tijd in het dagelijks handteeren van Bloemen
heeft verlieten ? wetende hoe kort van duur en broos derfelver glans en fchoon-
heid is. Want foo lang een Bloem nog onvolwaffen in dén uiterften fchórs is , kanlê
nog geen Bloem genaamd werden. Als daar na de buik alkngskens door levendiger
lap fwelt, en witachtige fpleten krijgt, felf dan nog moet menfe geen Bloem achten:
maar dan eerft komt den Bloemen haaren naarrt toe , Wanneer de hoofden nu door
de vlielèn heen in de open lucht uitgebarften f ijn , en , gelijk als tot een feker rondte
gefpleten, haare rijpheid vertoonen. Eft fie daar , dan is ook haaren Ondergang nab
ij, en met het ontfloopen van derfelver natuur Vervalt ook de aangenaamheid, felf
fonder het geweld der winden. Soo dat’er geen Bloem is , dan die teffens verlch fij.
Die dit van fijne vroege jaren doorgefien h e e ft, en dagelijks belchouwt, en met
de menfchelijke broosheid vergelijkt, hoe kan hem de dood Ichielijk en onver-
wagt fijn?'
Sulk een kan het ook weinig raken, hoé fijn verderfelijk lijf verga, o f door eett
langlame, o f door een fchichtige ftervens-wijfe; luik een, fegge ik , die, dag aan dag
fijn rekening maakt, fijn fiele aan God beveelt, en vieriglijk vergiffeniffe fijner fondeti
bid , om ’t uitgeft'orte Bloed en Soenoffèr onfes Saligmakers Chriftus, Imeekende telkens
in fuchten en gebeden , omme ontbonden, en in de woningen der Saligen ont- *
fangen te werden.
Gelijkerwijs ik dit geluk onfen overledenen Amptgenoot niét misgunne, alloo be-
treure ik den ramp der Hooge Schole, ten dien opfichte, dat door defe wonde het
naauwlijks toegeloopene lidteeken wederom ontdaan werd.
God gev e, dat dit ons eenig ongeval f i j , en ’t eene verlies eerftdaags door een an*
der niet gevolgt werde.
U Y T.
J B L A D -