
 
        
         
		7 0 ,   B e s c h r y v i n g   d e r   K r u y d e n ,   B o l l e d   e n   B l o e m e n   ,   III B o e k   ,   704 
 *  J  \  \  i   7 * *  x/fln  *irh  peevende  ï   voorts isze zonder 
 r  D e  Bladeren Bloemen,  en het Zaad ( om,  gedroogd  
 -  zijnde,  altijd  ten  gebruyk  te  konnen  hebben)  moet  
 !e'  men  plukken  en  afneemen  met  een  volle  Maan,  oi 
 c  ~  1  «  ______sSsShI  Ac  T-Tny,Hsda.ne.n  ( in  dien  t 
 Zaad moe- ftraks* daar  n a ,  eeven  voor  de  Hondsdagen  (indien  t  
 ten afge-  Zaad  dan  zijn  volkomene  rijpheyd  heeft  bekomen  ; 
 Authcü- 
 't  welk  echter  zelden voor ’t  laatfte der zelve gebeurd )  
 2yn'  vermits ze> anders  alle  in  de  genoemde  dagen  door  der  
 Zonnen hitte fchielijk verminderen,  verderven,  en  dus  
 krachteloos worden gemaakt. 
 tneu-  Eyndelijk  ,  u yt  dit  alles  is  genoegzaam  bhjkehjk, 
 I,welke dat deeze  opregte  Britannica  niet is de BisTor-  
 f1“15,6  TA,  Naterwortel;  Betonica,  Betome5  PrunelLa ,  
 y  Brunelle', Pulmonaria,  Longekruyd',  Pvroea,  W,n-  
 ter-groen;  PI-rsicaria  ,  Per^enkruyd-,  Plantago  
 a QJJATI ca  ,  ÏVater-Weegbree ;  D amasonium  ,  een  
 Boort  van  Doronicum  ;  HaliMus  ,  Zee-porcellOm  ;  
 C ocHlearia , Leepelblad; B ecabunGA, Beekbànge*  of  
 eenige andere diergelijke Plant,  gelijkPEDACiusDios-  
 CORIDES,  J ohannis  R uellius-,  Amatus  . usi  
 tanus  ,  Hieronymus  T raGus ,  A nguiLlaRa ,  
 C onradus  G esnerus ,  R'embertUs  DodonæUs  ,  
 M atthias  L obelius ,  C arólus  C lusius ,  JA-  
 COBUS  Dalechampius,  JoACHIMU'S C amerariuss  
 J ohannes Baühinus ,  Johannes  nheeDbbDeenn  l,UHAINNfcb  n  i 1'  o j  j  j  ~— -......— B  o. d, æurS.  a  Stagehouden,> 
    pP,EELL 5j   Cenll  mlUCeeCrl  acUnJdUIe-rlBe-   gemeend  he--b--b--e-n--.  Geene vaii al 
 r de genoemde  Planten  hebben’  zoo  een  eedcle  kracht,  
 om  onze  aangtboorene  quaal  en  gemeene  Landziekte,  
 ’t  Scheurbmkj,  o f   de  Blauwfchuyt,  te  geneezen  ,  als  
 onze opregte  B r i t a n n i c a ,  waar van  al voor  zeevennen  
 honderd  jaren  de. onloochenbare  blijken  zijn  gezien. 
   De  Rómeynen,-ten  tijde  van  C a ju s   J u l ij j s   
 CCe s a r   in  deeze  JVeederlandfibe  Gewejlen  gekomen,  
 wierden  ellendig  van  deeze  plaag  aangevallen,  maar 
 alle  door dit  Kruyd,  haar  edrft  getoond  door  de  m-  
 geborene Vriezen,  fpoedig geholpen.  Waarom ze ook,  
 de  krachten  van  dit  Gewas  nu  kennende,'  het  zelve  
 na  Romen  aan  den  Keyzer  zonden,  voor  een  zeer  
 koftelijk gefchenk. 
 C C X C V I   H O O F D S T U K . 
 V I R G I N I A A N  SCHE 
 P  A T  I C  H 
 o f 
 AMERIC AANSCHE 
 b r i t a n n i c a . 
 Namen. 
 hEn  zeer  voortreffelijk  Gewas,  wee-  
 oens  de  zonderlinge  deugden,  waar  
 meê  het  begaafd  i s ,  word  dus  in  *t  
 !  Neederlandfch geheeten.  In  ’t Latijn  
 L apathum V ir g inian um , en Br i - 
 .......... .......  t an n ic a   A mericana. 
 ■ eèlachtig Zap van  zich geevende ;  zonder  
 eenige reuk.  , 
 Befchrij-  , ^Heeft in deeze Geweften  eeh-dikke,  tamelijk'Iange  
 ving  van  .J^r/e^zich verdeelende in veelc Zijde-takken,en voorzien  
 de Wortel.  verfcheydene  Vèessel-worteltjens,  uytwendig  ontrent  
 Caftanie-bruyn-verwig, ook in de  grond een wey-  
 ■ nig geelachtig,  doch hoe ouder hoe bruyner;  van binnen  
 roodachtig-geel,  gelijk de opregte Rhabarber; doch  
 ’ t alder-inwendigfte ronde P it,  o f  Marg,  bruyn-rood  
 in  de dikfte err oudfte Wortelen :  daarenboven  vercierd  
 mét  een  fchoone witte ronde Ring.  Digt en  vaft  is ze  
 van  fubftantie;  alhoewel naderhand,  als ze  een weynig  
 geleegen heeft om. te droogen,voozer, o f  fponsachtiger.  
 Verheft  dan  ook  zijne  witte  Ring,  en  word  gantfch  
 van eenerley verwe,  tc  'weeten,  donker-geel.  Van naturen  
 isze  vol  vochtigheyd;  bitter  van  fmaak,  en  te  
 zamentrekkende;  als men ze  in  de  Mondknauwd  een 
 U y t   deeze  Wortel  komen  voort  beziens-waardige Gcdante  
 "Bladeren,  doch niet veel in getal,  digt boven  malkan-van de  
 ker uyt de aarde fpruytende.  Eerft uytkomende, krul-  
 lenze  zich  aan  de  randen  een  weynig uytwendig  omi  
 Staan  meer  om  hoog  als om laag.  Zijn  ongelijk  van-de  
 grootte;  noch  geen  Steel om  te  bloeyen  geevende  de  
 kleynfte,  maar  Bloemen  voortbrengende  de  gröotfte,  
 te weeten, de onderfte met hare Steel daar ze op  ruften,  
 ontrent anderhalve voet lang;  achter  zes o f  zeeven  vingeren  
 brééd,  'en  daar  op het  breedfte;  van  waar ze  al  
 langzaam fmaller wordende,  voor eyndigen  in  een  fpits  
 punt, met ’t welk ze zich gemeenejijk een weynig krom-  
 omdrayen.  Matig dik én  vet  zijn ze  van  aart;  boven  
 »ras-groen, doch zonder glans, met eenige  roodigheyd,  
 en  veele  roffche  plekken  en  ftippelen  voorzien;  onder  
 uyt den groenen blauwachtig; doorgaans aan  de  randen  
 rood  ,  en daar aardig géfronft.  Hebben  in  t  midden Bézienp  
 een  regt-doorlopende-roodacktige groote Ader, afRng-w&g,  
 g e ,  u y t welke  veele  kleyne,  ook  gemeenelijk  roode,  
 haar  na  de  randen  rond  in  malkander  drayende ,>en.  
 alzoo  ten  eynde  uytfchietende,  voortvloeyen  , .gelijk  
 in  deeze-Figuur  na  ’t. leèven  is  afgeteekend  ;  doch  
 vair ónder vertonen ze geen o f  weynig roodheyd. ■'  rAls  
 men deeze Bladeren in de Mond knauwd, vallen ze zuur  
 van  fmaak,  en  zeer  te  zamentrekkend.  Ruften  op  
 korte  en.' dikke  roode  Steden  ,  v ijf ■ vingeren  ,  ïwat  
 meer  o f  minder  lang % onder  rond  ,  met  verfcheydene  
 Ribbctjens  .geftreept:;  boven  gantfch  plat  en  
 effen;.'-.  - 
 In  Junius  komt  uyt derzelver midden  gemeenelijk Blotmm I  
 een  eenige  Steel te voorfchijn,;.onder  ruym  een  duym St' U   
 d ik;  tuffchen.de drie en vief voeten hoog,  rond-,  met  
 veele uVtfteekende  Streepjens vercierd;  van binnen hol;  
 groen-verwig;  doch over  al aan  elk  L id ,  ó f  voet  van  
 de  Steden der Bladeren  rondom  ,  een vingerbreedte of  
 daar  ontrent  ho og,  rood van  verwe.  Aan deeze Steel  
 komen,  nu u yt de eène,  dan uyt de andere  zijde,-ver-  
 fcheydène  Bladeren  voort,  boven  malkander,  gemeenelijk  
 w a t. neerwaarts  hangende,  veel  kleyner  als  dé  
 voorgemeldde;  ook  hpe  hooger hoe kleynder;.  eyndelijk  
 zoo fmaal als een: ftroo; en aldaar  na buyten 200 zeer  
 omgekruld,  datze  als  een  dubbel  Blaadje gelijk  fchij-  
 nen,. en  niet  meèr  als  de  middenfte  Rugge  o f  Mer  
 kan  gezien  worden.  W  elke  Bladert jent  naderhand,  
 als de  Bloemen  zijn  v'oórtgékomen,  zich we erom,  en  
 los  winden;  haar  dan  vertonende  als  de  andere  Bla- 
 * U y t   de  middenfte  Hertfibeut,  o f   het  bovenfte Beffilij  
 punt  (  in  het  eeifte  alleenlijk  hier,  niet  tuffchen  de"»S  
 Bladeren  aan  deeze  Steel,  gelijk  in meeft  al de andere  
 foorten  der Patich word gezien)  fchieten  in  de Maand  
 -Julius  de  Bloemen  voort:  welke naderhand  haar .verdeden  
 in  eenige  lange,  hol-geftelde,. en  fmalle z.ijde-  
 ■ takjens,  waar  aan  onder  bij  de voornaamfte  Hertftecl  
 eenige  weynige  Bladert jens,  doch. niet  zoo  hoog als  
 men  aan de  Britannica  vera  antiquorum ,  of 
 opregte  Britannica  der  Oude,  gewaar  w o rd ,  met  de  ;  
 Bloemen te voorfchijn komen.'  •  fa  BWl 
 Welke  Bloemen  met'  hare wit-ruyge  Knop jent  ( uie ^   1 
 in  geene  van  al  deeze  foorten,  dan  alleen  in  deeze  
 A mericaansche  Britannica  en  in:  de  opregte  
 Britannica  der  O ude  V riezen  worden  vernomen  
 ) ;aan  hare  'Bladertjens  die  van  de  gemddde  opregte  
 Britannica  der  Oude  .in  alles,  niets  uytgezon  
 derd,  zoo  wel  van  binnen  als  van  buytén ,  gantfcn  
 gelijk zijn ;  ook  op  de  zelve  wijze ,  doch  wat. flap-  
 p e rn e e rw a a r ts   hangende.  Echter  vallen  de  r‘e  
 kleyne  bovenfte  Bladertjens .gemeenelijk wel  zoo rood. « g j   
 Wanneer ze  nu.eenige weynige dagen  lang al hangende  
 hebben  open  gedaan, vallen ze niet a f, maar worden,  
 aan  hare  Steeltjens  blijvende,  grooter,^^n  lat* nadf ' j   
 hand  achter  een  bleek-bruyn  ,  drie-hoekig,  btakena