■ Iï M ï E gyptische V ygeRboom. B ananienboom.
Houts, de verwe der Takken, de inwendige melkachtige
fubftantie, held hij meer na den aart eens Vygen-
booms : .waarom hij ook werd genoemd Sicomo-
rus , o f Ficomorus ,dat-is, VYGEN-dragende Moer-
beZienboom; en Ficus JEgyptiaca, o f Egyptische
vygeboom ; in ’t Italiaanfch Siccomoro1, en
F ic o d’Egitto.
Hoedanig Deeze Boom bemind een zandige, gemeene grond,
waar te met een weynig twee-jarige Paarden- eri Duyvenmift ,
oecmen. en tMolm uyt verganeBoomen,genoegzaam dooreen
gemengd; een zepr warme en bequamelijk ter Zon gelee-
gene plaats; een opene vrye lucht; en matige vochtig-
. heyd. Kan geenerley koude, o f Herfft-reegenen verdragen
: Moet derhalven in 5t laatfte van September,
o f ’t eerfte van O cl ober,,na geleegentheyd van de tijd des
Jaars, wel droog binnens jj huys werden gebragt, op
een warme plaats, o f waar in veel gevuurd werd1 ge-
fte ld ; voorts onderhouden met zeer weynig lauw-
gemaakt Reegenwaater, gedurende de koude tijd, en
niet voor half A p r il weer buyten gezet zijn , met een
reegenachtige lucht, v
Vermee- • Zoo teeder is dien Boom van a a r t d a t hij in deeze
nigvuldi- Zanden niet wel kan aarden; ook gantfch geen Vruch-
giag‘ ten geeft.- Kan echter door ingeftokene Takjens, met
. een volle Maan in April afgefhceden ,, vermeenigvul-
digd o f aangewonnen werden , als men dezelve tamelijk
diep fteekt in Potten, gevuld met de voorgedagte
grond y o f aarde; met een matige vochtigheyd onderr
houd op een zeer warme plaats, zonder voor de Zon
gedekt te z ijn ; ook voorzigtig dekt en bewaard voor
koude nachten, Sneeuwachtige vochtigheyd, en fter-
ke Winden.
K R A C H T E N .
Galen. lib. T U \ E Vruchten deezes Booms, v o c h t , en matig
i. de Ahm. I j koud van aart, zeer l a f , . en onaangenaam-zoet
ïltdMgi- , • Van ^maak » geven, weynig o f geen voedzel aan
Mt l' 7' ’t Ligchaam: verwekken wel Stoelgang, dóch zijn voor
Irofp. Al- de Maag óndienftig , wijl ze dezelve' vèrflappen , en
*Flant J& ^ ° ° r 9ualij khey d omkeeren: echter dienen ze zeer wel
gypt.cap.~6. % geené> welke door derZonnen kracht te zeer verhit
zijn geworden , vermits zè haar verkoelen en verquik-
ken. O p de wijze van Plaafters, toebëreyd , en op
harde , heete , o f peftilentiale Gezwellen g e le gt, verzachten
ze dezelve, en maken ze week.
D'iofc.Ub. ’tZe lv e doed o o k ’t Z a p , ’ t welk uyt den Boom
i. tap. 182. v lo eyd, doch in meerder kracht: is goed bevonden in
Wonden , en de giftige beeten d er : Slangen aan eenig
deel des Ligchaams.
Math.l.i. Matthiolus en Amatus LusrrANtJS getuygen
LuÈt lib i *et vreemds van deezen B o om , te weeten, dat zijn
emir. 164' S J js i rdet' droog kan worden, ten zij men’t in \ Water
Alpinus lo- werpt, en daar in een tijd lang laat leggen, om te
eofupr.dïa. weyken : wanneer ’t dan begind droog te werden,
nfupra °~ ver^e^'t het zich eyndelijk uyt ’t Water. VW e lk
dia? echter van Pro sper Alpinus werd teegen gefpro-
ken.
lev. Lemn. O p deezen Boom , die van naturen g ro o t, dik en
I S I h:erk opwaft , klom Zacchaus, doe hij begeerig was
3;. ‘ jj den Heere Christus te zien, gelijk Levinus Lemnius
Luc.xix. 2. verhaald, en van denEuangèlifiLucas aangeteekend is.
V I I I H O O F D S T U K .
BANANIENBOOM.
^araeö* in onze Neederlandfche Geweften een
raar en ongemcen Gewas,; van aart
veel -meer voor een Plant, als voor een
9 o f iet Boomachtigs te achten.
SreK Werd in ’t JVeederlandfch niet alleen
met deeze naam, maar ook wel Pla -
. ne , p f Indiaansche V ygeboom genoemd; op *t
Latijn M u $a , B an ana, B anAn t e s ; . o f F ic u s I n- Muf*:
DiCA: van a t Indianen C eno rins, qj/e l l i , en Pa l an : Banana-
vap de Egjptenaren M a u s : van d t Mooren Inninga, f™ 'lndi'
o f Iminga : van de Brazilianen PAC0BUcu;en bij die
van 'Congo Q u ib u c a q jtiancacala. D t Vrucht felfs
T incond o Q u ian c a c a l a .
Hier van werden veele verfcheydene Soorten gevon- VerRhcy-
•den, 200 m America, als Afta en Africa-, echter zijn’er dcnc Soor-.
mij niet meer als tweederley bekend, mij van mijnZwa- tcn*
Pjj| Andreas_ Ten indijkjayt Africa en America visioti-
.den Aum. 16,71.; te weeten. Musa majo r lo n g i-
tT 1A 5 ^r00te > lsng-gebladerde Bdnanieboom , en
Musa minor crucigera , ofkleyne ,
met een vanbinnen kruys-dragende Vrucht": -beyde
van eeven dezelve Quèeking.
Men bevind haar zeer teeder van aart: konnen dê Kennen de
J-uent van deeze koude Landen gantfch niet verdra- 'uc^lt
gen. Blijven daarenboven van naturen niet langer als ?"Houd?
twee Jaren m ’t leeven,gelijk de ervarentheyd mij Zee- gantiih
terlijk.geleerd he eft: want d ’oude Planten, n o c li" i« ''« -
kracntig j: van een goede geftaltenis, van mij in een
Zandige, goede, luchtige aarde, vermengd met eenjarige,
kleyrirgèwreevene Hoendermift , op een zeer
.warme plaats gezet, wel waargenomen, voor alle kou-
^ e n VVinden gedekt, vergingen echter in ^ « -
’-..A' dlt bemerkende,- bewaarde de Jonge, door Hoedanig
t bij tijds affhijden der oude, zeer w e l, en dróóg De van den
; :Ppt zette ik elke dag binnenshuys, van S i p tm L ttit X t ”
m-OgoDtr, dp een grootehonten Stoof, waar ineen L d .
1 elt met vuur wierd gedaan: - daar na bragt ik die on-
■ trent de Kagchel-oven , inwelke dagelijks vuur wierd
.geftookt: zomtijds befprengde ik dié van boven flegts • -
met een weynig lauw-gemaakt Ifeegen water: dus be-
• j , met g rö°.te moeyte in ’t leeven. Daat na
m de Maand May begondenze te groeyen. Zeer ver-
blijd wierd ik , door de hoop van haar re zullen be-
; h.oudenjdoch vond mij na v i j f weeken deerlijk bedrö- VfljL=ij
gen, vermits ik haar maar alleen eene nacht-,-door ver- waardo°n
geetenheydj onge'dekt had gelaten, in welkeze, doóf
pen haaftig opkomende Dondervlaag , tê veel Reecren ■
hadden gekreegen. Dus'verloor ik haar op den'neegenden
van J uUhs , en zag haar aan met een droevie
°<>SOnder
deeze twee roemwaardige Gewaffeh, groeyd BefthriJ. :
de Mosa major longifoLia , sof groote lang-Mla- " w ™ I
derde Bananienè.oom ,. in twèe Maanden rijdt bp tot
de hoogte van vijfentwintig, agtentwintig,- o f dertig gifi’L .“*'
ypeterj : knjgd uyt een dikachtige, knobbelige , oni
trent langwerpig-ronde Wortel, in verfeheydene-Tak. >,oog? cn
jens verdeeld , een ronde , zachte J weeke , gantfch siaS
fpongieufe en rietachtige; Stam , , zoö dik als een
Menfch, o f ook minder: ftaat regt o p : verdeeld zich
noyt in eenige Takken , o f zijde-fcheuten/ De uyt-
wendige verwe is. u yt den -bleek-groenen géêlachtig,
een weynig. b lin k en d v a n famnen w i t : ook Van natu- • - 1
ren vol zap , o f waterachtig. Met een flag-van een
Deegen, o f Mes, kan deeze Stam hgthjk door-gehou-
w e n , o f door gëfneeden , en alzoo ter neer geveld
worden. Aan dezelve komen hoven- malkander, nu Gfacieren,*
u yt de e en e , dan u yt de andère z ijd e , dë Bladeren fP VP«?S
' v o o r t ; ieder.zeeven p f agt voeten lang', uanderhalvé a a l r b X
voet- en wat meer, ook overal ontrent eeven b re ed v o e tleed,
doch voor aan met en ipitze p u n t; niet ingefheeden ,
maar aan de randen effen en flecht; dun, vafh Van aart,
zacht in ’t aanraken, hangende zóo wel neerwaarts, als
opwaarts gekeerd ; in ’t midden mét een regt-döorlo-
, pende rugge o f ader, ontrent een vinger d ik, uyt den
geelen bruynachtig geverwd; waar u y t veele andere'
kleyne, dwars en met een regte linie na de randen uyt-
ich ieten, eeven ver van malkander a f ; ruftende op
d ikke , doch na hare grootte hiet zeer lange Stéden:
zijn van coleur uyt den. groenen g e e l, van een fchoo-
ne aanfchquwing : in ’t eerftê uytkomen om winden ze
B 3 i zich