
 
        
         
		zelve  ten  minften  twee  jaren  oud  z ijn ,  eer  men  ze  
 opneemt,  en-van  de  oude  aflnijd,  .  D a y   na  moet  
 men  ze  met de genoemde Maan  van A f  ril verplanten  
 in bequame  Potten.  ,  . > 
 Door  Eevenwel  kan  men  haar  ook  vermenigvuldigen 2,‘ï .d , en  j oor  haar  Zaad,  uyt  warme  Landen  bekomen:  het  
 hoe dan te m  ew   waflende  Maan  van  M am   werd  ge- 
 ^   legt in  een P ot,  niet  diep maar ho l,  en verre van mall 
 e d e r .   T o t  op den laatften May moet deeze Pot gedurig  
 in warme Paerdemift worden  gezet.  De hier van  
 opkomende  j°»g‘   Boomtjens,  welke zich gemeenelijk  
 bruyn-verwig aan  de punten  harer  Takjens  vertonen,  
 mag  men niet opneemen,  om ieder afzonderlijk in een  
 Pot  teplanten,voor datze twee o f  drie jaren in de eer-  
 fte Pot  hebben.geftaan, 
 K R A C H T E N . 
 Hoog  T A E   kleyne,  ronde,  en  fchoon-roode Vruchten,  
 Scharla-  I   ËKnopjens,  ó f   Greynen,   aan  de  tèëdere  Takken  
 kenen  ■ * - ' van de kleyne  Coccinilieboom  groeyende,  waar  
 & S | 4   van bekomen word  de  hoogt  Scharlaks  o f  Karmozijn  
 we.  verwe,  zijn  verdrogende  en  te  zamen-trekkende  van  
 aart;  ook  dikmakende,  en  een  weynig  bitter  van  
 fmaaki  _  .  . . . 
 Plu,.  1.14.  Met  Wijn  ingedronken  ,  o f  anders  m  ïpijzen  ge-  
 cap.4.  bruykt  ,  floppen  ze  de-overvloedige  Maandfionden  
 der  Vrouwen.  M e t  Wijn vermengd,  geneezenze al-  
 hl'lii.  '  lerley Wonden,  inzonderheyd  des Hoofde.  Alleenlijk  
 mpf. Je  gefloten,  en gelegt op  zware quetzangen,  bij welke de  
 Valmr.  % e„Hwe„  zij n  geraakt,  heelen dezelve.  Verfterken en  
 verquikken defgelijks  ’t Hert.  _  ,■  .  -  - 
 Galt», ld.  Worden  daarom  ook  gebruykt  in  de  welbekende  
 simp,MeJ.  Cómpojitie,  Confcclio Alkermes;  dus genoemd na dee-  
 ze  Kermes  o f   Coccinilieboom. 
 Meines lii.  Welke  Confeëlie ’t  Gemoed vervrolijkt,  en  ’t Hert  
 JeeleS.  zeer verfterkt;   ook uytdrijft alle  overvloedige,  grove,  
 J'fl■  '•  z.war; -gallige en zwaarmoedige Vogten.  Is goed voor  
 Camer.l.4-  .  Hert-klopping,  Bezwijmeling,  en Hertvang.  Ver-  
 SaMn.  fterkt  en  verligt inzonderheyd de  Vrouwen in  't baren,  
 lii.  7.  eaf.  ter dier tijd,  o f  ook van  te  voren gebruykt.  D e  ge-  
 2. part.  0otene  Vruchten,  met Wijn  in genomen •,  vermogen 
 “ m  1  eeVen  ’t  zelve.  Zijn daarenboven zeer dienftig teegens  
 lamheid en beroèrdheyd.  J 
 jsoJoit. lih.  De  Eykelen,  o f   Vruchten ,  van  de  Ilex  Glandifera  
 ip.cap.f.  major;  o f  Groote Llexboom,  gaan. in finaak en gezond-  
 heyd onze gemeene verre  te boven.  -  
 Uiefi. 1 1.  De  Bladeren  verkoelen,  en drijven te rugge.  Ge-  
 e  ‘ 4S-  droogd en gefloten,neemen wech de ontfteekingder vuyle  
 en  bloechge gezwellen:  verfterken deeze,  en alle andere  
 zwakke deelen des Ligchaams. 
 D e  Bafi  der Wortelen,  gantfeh  week  in  Water  gekookt  
 ,  geeft  aan  het Hayr  des  Hoofds  een  zwarte  
 verwe. 
 X L IV   H O O F D S T U K . GENEVERBOOM. 
 ,7.  l i a i   groen-blijvende  ,  en  genoeg  bedenamJn. 
   kend,  werd  in  ’t  Neederlandfch  met 
 alleen  d u s ,  maar  ook  D ambesien-  
 en  van  zommige  Imbeernboom  ge-  
 noemd.  In het  Latijn  J u n ip e r u s :  
 Tn  het  Hoogduitfch  W achh older ,  
 o f   ook W e ch h o l te r :  In  't Franfch G enevre ,  en  
 in ’t  Italiaanfch  G enepro.  '  .  .  . 
 Twcf(ta-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  
 leyfoor-  twee bijzondere foorten,  teweeten:  J uniperus  Maten. 
   TOR,  o f   GROOTE  GENEVERBOOM,  en  JUNIPERUS 
 m in o r ,  o f   kleyne  G eneverboom.  Beyde zijnze  
 van eeven  dezelve Queeking en Waarnceming. 
 Wat voor  Zij  beminnen uyt eygener aart een dorre, onvruchtbare, 
   en  flegte,  zandige grond:  v e e l,  en ook matige  ccn aarde  
 Reegen.  Geeven  ieder  jaar  volkomene  Vruchten;  zij bemi«.  
 welke in  ’t tweede jaar eerft hare rechte rijpheydbeko-  
 men.  Ondertuflchen  verneemt  men  al  weer nieuwe vrucht^  
 voortkomende  Bedien,  Zoo dat men  aan deeze  Boo- blijven;  
 men  geduriglijk  vind  rijpe,  halfrijpe,  en  op  nieuws  
 aanwajfende  Vruchten.  Maar  indien ze  werden  gezet heyd,1*10"'  
 ineen  goede  welgebouwde  aarde ,  zoo  blijven ze altijd  
 onvruchtbaar,  en brengen  noyt  eenige  Bedien voort. 
 Gelijk ook niet  doed  de  eerft-gedagte  foort  J unipe-   
 rus  major ,   o f   groote  Dambczicnboom,  in  deeze  
 koude Geweften,  vermits ze  een warmer  Luchtftreek  
 gewoon  zijn. 
 Zij  worden  aangewonnen  alleen  door  hare  Vruch- AanwiQ.  
 ten  ;  welke men met een volle Maan  van  Maert  in de  &  
 aarde moet leggen;  niet  diep  :  ook niet opneemen om  
 te verplanten,  voor  dat  de opgekomene jonge  drie  ja-  
 j  ren  oud zijn geworden. 
 Men  legt ze ook  wel  in O ftober in  een Pot, p f  Bak,  door hare  
 vol aarde f  welke men  dan  ’s Winters binnens  huys be-  
 waard  :  in  de Maert daar weer uyt neemt,  en  dan op  
 een  goede drooge  plaats in  de aarde Zayd,  hol en  luchtig. 
   P u s  komen ze in ’t volgende jaar zeer bequaam  en  
 Veelvoudig voort. 
 Het  Zap ,  o f  de  Gom ,  welke  u y t  deeze  Boomen 2ap, of  
 vloeyd ,  werd  in  ’t Latijn genoemt  V ernix ,  en  op  Gom d«.  
 het  Neederlandfch,  na ’t Latijnfche woord,  V ernis.-mefl ^   
 weegens de  glans zeer gebruyklijk tot veelerley verwin- noemd  
 g e n ;  ook  bij  alle  konftige  en  flegte  Schilders,  Ver- v<mu  
 wers,  en  diergelijke. 
 K R A C H T E N . 
 DE   Bladeren,  o f   Topjens,  en  de  Vruchten dee- Gaten. 0.  
 zér Boomen,  zijn droog in den eerftenj en warm  
 in den  derden  ;  maar  ’t  Hout  beyde warm  en  
 droog in  den  derden  graad.  Hebben  een  openende,  
 verteerende,  verfterkende  en dun makende kracht. 
 D e   Vruchten gepulverizeert,  en zoo opgelegt;  def-Vmcte»;  
 gelijks  in  Wijn  gek o o k t,  doen  allé  gezwellen,   zoo  
 wel  inwendig als  uytwendtg,  verteeren.  Verfterken  t  
 Hoofd,   en de 0 »£f».  Zijn  goed voor alle  koude Zin- Z j& T '  
 kingen  ;  ’t Flerecijn ,  pijn  in  de Zijde ,  allerley  Won-  j ^  
 den,  Geraaktheid;  beevende  Leeden ;  ook  voor  de  cap. iof  
 Longe,  Borft  en  Hoeft.  Verfterken,  en  ihaken  een  
 graage Jldaag,  en gezond  Bloed.  Scharpen  t verfland;  
 breeken de  Blaas- en Nteren-fteen  ;  dringen de  Water-  
 lejjl”g  voort;  veroorzaken,  inzonderheyd in de Mond  
 geknauwd,  een goeden Adem  ;  verdrijven  alle  quade  
 L u ch t;  verfterken de Moeder  ;  defgelijks ’ t H e r t,  in  
 tijd  van  Beft  met  Wijn  gedronken.  Van  zwangere senp-K  
 Trouwen  in  't   laatfte harer  dragt  in  fpijz'en  gekookt, s” h  
 en  dus gegeeten,  doen  haar gemakkelijk vePlojfcn.  Op  
 kolen  gelegt,  Verjagen ze  door haren  reuk allerley gif-  
 tige  Dieren,  _  , 
 Het Zap deezer Vruchten met Wijn gediftilleert,  en.’tZip-  
 daar meê gewaflchen,  verteerd de voorts-eetende,  en allerley  
 vuyle Zweeringen.  ï 
 De  Vruchten  zelft,  kleyn gefloten,  m Wijn  grao- u   J0-   ,  
 den,  daar na uytgeparft,  en weer tot  een  tamelijk dik-  
 ke Brij  gekookt;  dan  ’s avonds en ’s morgens een Lee-  
 pel  vol daar  van  ingenomen  ,  bewaard  de  menfehen  
 voor alle vergif,  en Pefi;  verfterkt de Maag,  de Lee-  
 ver,  het  Gezicht,  de Harjfenen,  en  neemt  wech de  
 duyzelige dampen der zelve.  Is goed  teegens  de  Wa-  
 ter zucht,  koude Pis,  inwendige zweeringen;  vallende  j verr,lil.  
 ziekte, Hoeft,  Engborftigheyd,  opftijging der Moeder,  simp-  
 en  ’Buikpijn.  De Vruchten,  o f  Bezien,  in Wijn gezo- 41-  
 den,  en daar van gedronken  ,  verwekken de voortko-  
 ming der Maandftonden,  '  .  _  •  Tonica- 
 De Gom, warm  en droog in den tweeden  graad, ge-  
 pulverifeert,  en met Wijn ingedronken,  dood de Wor~  lf. 
 I  men;  verfterkt de verkoude Zeenuwen;  doed  t Brakfft  
 *  ophouden;  ftild de Roode-en Buikloop, 
 Cenercr-  De  O ly,  getrokken  uyt  de  Beziën  ,  is  defgelijks  
 :# • ’  goed  voor  de  gebreeken der  Leever,  Nieren,  M i l t ,  
 ’ t  Colijk.;  ook  to f alle wonden tn gezwellen.  Verdrijfd  
 de  Doofheyd  der  ooren;  in  de zelve  gegoten.  In  de  
 Mond  gehouden,  At Tandpijn.  Geneeft de Lamheyd,  
 Yjnut-I*- Jigtigheyd,  tn Kramp.  V^erteerd de pijn der  Gewrig-  
 Ut.til.i.  ten,  o f  in  de te  zamen-voegingen der Leeden;  óoka l-  
 Uarrai.  k   ongeleegentheeden  ,  veroorzaakt door koude;  
 SJ'  inzonderheyd  gedaan  in  Brandewijn,  en  's morgens  
 twee, drie,  o f  vier leepelen  vol  daar van gedronken. 
 Net Hout deezer Boomen blijft, zuyver,  zonder eeni-  
 lió. euf 4°. ge Worm-gaatjens.  T e r  dier oorzaak had men  oud tijds'  
 de Trappen in den Tempel van Diana ,  volgens Pl in i i   
 Getuygenis,  van dit Hout gemaakt. 
 X L V   H O O F D S T U K . KRBUEYZSIE- NofBDOO OOMR.N-  zeer van  veele geliefd,  als wel  be-  
 ■   111  Werd  in  ’t  Neederlandfch niet 
 alleen  genoemd  K ruys-   en  D oorn-  
 bezienboom  ,  maar  ook  K ruys-  
 doorn,  K roes- b e zie n ,  en  Stekel-  
 bezien.  In  \   Latijn  U va  C rispa,  
 o f G rossularia :  in  *t Hoogduytfch  Stach e lb e er ,  
 o f ook  K rauszbeer :  in het Franfch G roiseilles;  
 en  in  het  Italiaanfch  U va  Sp in a ,  o f   U va  M a- 
 Hier van  zijn mij  in haren aart bekend g ew o rd en ^   
 verfcheyde foorten. 
 ■ jzondc-  I.  U va  C rispa  fr u c tu   maximó  ^  ó f   Kruys-  
 BȆOrten* bezienboom  met  een  zeer  groote  blanke  Vrucht. 
 II. U va C rispa major fr uc tu  rotundo,   ofgroo-  
 te  Kruys-bezienboom  met  een  gemeene ronde  Vrucht. 
 III.  M ajor  fr u c tu   oblongo ,  o f   groote  Kruys-  
 bezienboom met een langwerpige Vrucht.  IV .  F r uc tu  
 minore,  o f  met  een kleyne Vrucht.  V .   F ructu  
 purpurasc ente  ,  o f  met  een  donkere  Purpu-  
 re  Vrucht.-  V I .  U v a   C r is p a .  fruc to   n ig r o ,  o f   
 Kruys-bezienboom  met  een  gantfeh  zwarte  Vrucht.  
 AI  te  zamen  zijn ze  van  eeven  de zelve  Bouwing  en  
 Waarneeminr, 
 g$°-  <*n-  
 .'fftlvcc-  
 Vgc Lo- 
 |orj0n. 
 Zij  beminnen  een  gemeene,  zandige,  en met tweejarige  
 Koeyemift  wel-voorziene  grond ;  immers  zoo  
 lief  als  een  kleyige ,  vette  ,  en  een weynig met zand  
 gebrokene  aarde;  een luchtige,  opene,  vrije,  en wel  
 ter  Zon  geleegene  plaats;  ook  veel  Water.  ,  Geeven  
 ieder jaar niet  alleen  vroeg in -April Bloemen,  maar ook  
 volkomen rijpe  Vruchten.  Konnen  ’s Winters,  zonder  
 eenige  fchade,  uytftaan  fterke  Storm-winden,  Ha-  
 £el,  harde  Korft,  en  alle  andere  ongeleegentheeden  
 des  tijds.  , 
 Werden  in  deeze Landen  aangewonnen  op  drie  bijzondere  
 w ijzen;  namentlijk: 
 Eerft,  door  hare y-met  een volle Maan van Maert  °1  Februarius  afgefneedene,  een  o f   twee-jarige  Lo-  
 ten ’  ^°ch de een-jarige zijn  hier  toe  de  befte ;  en  de  
 twee-jarige fterkft drijvende.  Deeze  fteekt men  in  de  
 *ar  f  200 wel op een luchtige als  fchaduwachtige  plaats  i  
 arnelijk  diep.  Dus  zullen ze  binnen  weynige Maan-  
 en  van  zelfs  wortelen  fchieten  ,  en  voort-groeyen.  
 °c 1 mogen,  om  te verplanten,  niet  opgenomen wor-  
 5, Y001'  ^at ze  twee jaren  lang op dezelve  plaats der  
 mlteeking hebben  ftil  geftaan. 
 Ten  anderen,  door  hare  bij  de  Wortel  uytgelo-  
 v>»gc  Scheutjens,.  o f   boven  de  aarde  in  de  zelve  
 ten  8ebf° f “ e r<,% " i   welke o f  van Zelfs Wortelen vat-  
 -4«5  ie k r i j g e n ,  ten  halveh  ,  op  de  wijze  der  
 c trZ   Z ' ” ’   ingefneeden «jnde:  ’t welk geföhied in  de  
 ,  •‘Jower.  Daar  na  worden ze  in  het  volgende 
 Voorjaar  in  Ma er t,   ook  in Oftober,  November,  o f   
 Februarius,  met een  afgaande Maan  altijd van de oude  
 afgenomen  en verplant. 
 Ten  derden,  door hare  Vrucht,  en ’t daar in  zijnde  Door haar  
 Zaad.  D e   Bezien,  als ze  noch  niet  al  te  rijp  zijn  ,  
 plukt men a f met een volle Maan,  en men  legt ze neer  
 op  een drooge plaats,  op datze met’er tijd in  zich  zel-  
 ven  mogten  drogen.  Doch  men  moet  wel  toezjgn,  
 datze in de Winter  niet  bevriezen.  Daar  n a ,  als  de  . 
 Maand  November,  Februarius  o f   Maert  aankomt,  
 doet men ’t  Zaad uyt de  verdroogde Baß o f  Schel,  en  
 men  zayd h et,  eenuurvoor o f  na de volle Maan:  niet  
 meer" dan  een ftroo breedte diep,  hol en  luchtig in  een  
 goede  .wel  toeberéydde  grond.  Dus  zal  het'gedagte  
 Zaad overvloedig voortkomen;  inzonderheyd’,  als men  
 zomtijds,  bij  droog Weer,  een weynig Reegen-water  
 daar over giet. 
 Ais-nu deeze dus opgekomene jonge Boomt jens  twee  Onder  
 jaren  lang hebben  ftil geftaan,  werden ze  opgenomen j  deeic  .ko'   
 en  men.fnijd  hare voomaamfle  regt-neergaande  Hert-  ” 2 ^ ' 
 wortel,  tot  aan de bovenfte zijde—wortelen,  gantfche-dige  verlijk  
 af.  Daar  na  zet  men ze weer in  ,  op  een  goedé andctlyko  
 luchtige  plaats,  met  een  afneemende Maan,  ieder bij- foort' n  
 zonder;  zoo geeven ze met'er tijd hare  Vruchten;  aan ^ '  
 welke dikmaal zeer aanmerkelijke en aardige veranderingen  
 worden gevonden;  niet alleen in grootte enfmaa k. 
 Maar ook  in  verwe;  tot  een  zonderlinge  verluftiging  
 v o o r 't  Oog.  ■  -  6 6 
 Is  iemand begeerig,  om van deeze  Boomtjens groote Hoe men  
 en  uytfieckendc  Vruchten  te  winnen  ,  die  grave  ieder V-Vtft.cc'   
 Voorjaar,  in  Februarius,  o f 't  begin  van Maert,.  om groote en  
 de Wortel in  ’t  ronde een  Groef,  van  ruym  een  Voet Fchoone  
 breedte,  en  lmijt  daar  in  oude  twee-  o f   drie-jarige Vr"eht.ei1  
 Koeyemift,  tot aarde geworden,  en  kleyn gewreeven:  
 overdekke  dan  dezelve  weer  met aarde ,  zulker  wijs;  
 dat de Mift niet gezien 'worde:  zoo  zullen ze  ieder jaar  
 boven maten groote en  zeer fihoone Vruchten vóórtbrengen  
 :  inzonderheyd als men  de  Boomtjens in  elk Voorjaar  
 ,  in  de Maand  Februarius,  van  hare  jonge  overvloedige  
 Tak jen rijkelijk befnoeyd;  he twelk altijd  behoord  
 te gefchieden.  . 
 Heeft iemand vermaak,  om niet  alleen  in  den Herfß, Hoe men  
 maar ook door de  geheele  Winter;  ja to t dat  de nieu- H°<yn-  
 we  weer  aankomen,  deeze  Vruchten goed  en fm a a k e -^ e d jm   
 l i j f  ‘ o  bewaren ,  die  neeme een hard gebakkene grau- 6ng kan  
 we P ot,  zoo groot als  hij  w i l ,  en. legge deeze Doorn-  £oed  bc‘   
 bezien,  met een volle,Maan,  o f  flraks  daar  n'a  afge-  warea-  
 plu k t,  noch  hard  en groen  ,  wel  gezuyverd  van  hare  
 Steeltjens  en  Knopjens,  o f   overgebleevene  verdorde  
 Bloem,  daar in.  Giete dan  daar op goede heete Fran-  
 fche  Wijn  ,  tot datze daar  onder gantfeh bedekt  k ° -   
 gen.  Als de Wijn weer  koud geworden  is,  moet men  
 die bedekken  met  een  dmine  Bodem  van  gefmoltene  
 B o te r ;  en  dan  de  Pot  ftellen  in  een  drooge luchtige  
 plaats,  daar.het bij  fterke Vo rft niet vrieft.  Zoo  dikmaal  
 als men wil kan meh’er de  Doornbezien mythalen. 
 Doch op  dat’er.geen Lucht  bij kome,  moet mén  altijd  
 de uytgenomene Boter weer herfmèlten,  en- op nieuws  
 daar  over  gieten  en de Pot zeer weynig beweegen,  op  
 dat  de Boter aan de  kanten’ der zelvenietlos wierd.  Op  
 deeze wijze gehandeld, zullen ze  een geheel jaark onnen  
 goed blijven. 
 Deeze  Vrucht-dragende  Boomtjens  worden  ditmaal Hoe mea  
 van de groene Rupzen gequeld ,  welke hare Bladeren re  gaazet  
 eeoemaal vernielen en op eeten;  waar op dan hare Vruch- jens  
 ten gantfehelijk  verderven  en afvallen.  Ja worden wel  bewaren  
 zoodanig befchadigd ,  dat de  Boomtjens zelve quijnen;  
 allenxken  verfterven  ,  en  uytgaan.  Met  een  kleyne  
 móeyte kan men  ,  zoo  haaft men dit  ongediert  daar in  
 gewaar wo rd,  deeze ongeleegentheyd  voorkomen. 
 , Neem  drie  o f  vier  Bladeren  van  oprechte  Ameri-  voor de  
 caanfihe  o f  Tirginiaanfihe Tabaks  Kook dezelve,  on-  zccr  
 trent  ’t vierdedeel van  een  uur lang,  in Reegen-water,  d' lijze  
 in  een groote P o t ,  o f  matige  kopere KeeteL  Als  nu Rupiéa. 
 dit