
 
        
         
		47  B eschryving  van  de 
 fchied  in  't  laatfte  ,  o f  ook in  ’t.midden  van J u liu s ,  i,  
 op  de  gedagte  jonge Boomtjens,  uyt Korlen  voortgekomen  
 ,  o f   op  de  jonge  van  de  oude  uytge-  
 lopene  Loten  ;  niet aan beyde  de  zijden  van *t L o t ,  
 rcgt  teegens  over  malkander ,  maar de  eene Inoculatie  
 een  hand breed hooger als de ander.  A ls z e  nu bekleem  
 ven  zijn  ,  zoo moet men ze  in  ’t volgende  Voorjaar;  
 wanneer ze beginnen uyt te  fchieten  ,  een vinger breed  
 boven  de hoogfte Inoculatie affiiijden ,  en geen andere  
 Uytloopzelen  daar  aan  laten  ;  op dat ze'door dezelve  
 m  hare  kracht  niet  verminderd  wierden  ;  maar,  al  ’t  
 voedzel  alleen  genietende,  dies  te  fterker  mogten  
 groeyen.. 
 Groene  Deeze Boom  ■ ( van welke ik een  geheel groene en wel  
 Pruymen.  fm aken de  Vrucht, heb  gezien  bij  den  Hoog-Eedelen  
 Heer Bernard C onders  van Helpen ,  Ridder van  
 S. Michiel,  Heer  tot Huzinga,  en Prafident der Ed.  
 Mog. Heeren  van  de Ommelanden, tuflchen  de  Eems  
 Koning  en Lauwers-)  wierd van de Magtige Cyrus  ,  Koning  
 Cyrus, een  j er p erZlianen,  zoo  zeer bemind,  dat  hij  overal,  daar  
 K l i e f -   nieuwe  Lufthoven  en groote  Thuynen  deed  aan-  
 hebber  ftellen,  ( ?t  Wélk van hem dikmaal, alsriiij  daar toe genezer  
 leegentheyd  zag ,  door zijn  gantfche R ijk   wierd  ge-  
 Boomen.  dezelve  niet  alleen  deed  beplanten  met  veele 
 Pruymboomen ,  maar  ook beval,  dat  men  zijne  Be-  
 graafnis-plaats zou maken  onder de  fchaduw der zelve:  
 Strabolib.  waarom ook ,  op  zijne begeerte  ,  zijn Graf met  aller-  
 iy.  ley foorten  van deeze Vrucht-dragende Boomen rond-  
 Curt',  om  wierd  omzet.  Als  de  pnverwinlijke  Koning  A -   
 Wfló.  ,X'  LEXANDER  de  G root  uyt Juctaaweerkeerde  tot  de  
 Pasag arden,  had hij  lu ft,  om dit Graf te bezoeken,  
 en  gebood  Aristobulus  daar  in  te gaan  ;  die,  weer  
 daar uyt komende, deeze Majefteyt verhaalde  alles wat  
 hij  daar binnen had gezien,  volgens’tberigt van  Stra-  
 bo  en C urtius  Symphorianus. 
 K R A C H T E N . 
 Diofc  lib.  Bladeren  van  Pruymboomen  verkoelen  ,■  en 
 i .m l  i7y.  l 'J - t r e k k e n t e   zamen.  In Wijn  gezoden,, de Mond  
 Tuchf.  (laai-  mee  gewaflchen ,  en de Keel  gegorgeld  , 
 ^ap \ &  beletten  ’t neerfchieten  der Zinkingen;  geneezen de ge-  
 ‘  zwolle L e l,  en  ’t Tandvleefch.  Wanneer ze met Gom  
 en Edik werden gezoden,  verdrijven ze  alle  Crauwagie  
 , en  Schurftheyd. 
 Jtuell. 1. 1.  De  Pruymen  zelfs  zijn  koud  in  den  tweeden,  en 
 c.121.  vocht  in  den  derden  Graad.  Openen  ’t  Ligchaam  ;  
 Mat tb. 1. 1.  maar  geeven  weynig Voedzel;  derhalven  zijn ze  al te  
 e' 1^ '  zamen,  inzonderheyd de blauwe ,  ongezond te eeten. 
 •  Evenwel worden  noch voor de befte gehouden degee-  
 ne,  welk dun van  Schel,  en  zoet van fmaak  zijn.  
 Gedroogde  De gedroogde  kleyne ronde  ,  en de langwerpige,  ge-  
 Pruymen  noema Pruymen  van Damafcó ,  zijn ,  om  rauw te  ee-  
 rnafccT  ten 1  goed en  gezond ,  doch  noch  beeter  met Wijn  
 Lujitan.l.  en  Zuyker geftodft:  de Maag aangenaam:  verwekken  
 i.  enarrat.  Stoelgang,  inzonderheyd alsze in  ’t begin  van  de maal-  
 BJjj  tijd werden genuttigd:  neemen wech de verhitting des  
 j  Ligchaams:  verflaan  de  dorft  :  maken  eetens-luft,  en  
 drijven  de Gal uyt.  Doch  zijn  niet dienftig voor oude  
 perfoonen,  die een  kouderen Jlappe Maag hebben.  
 Diapru-  Het  Diaprunum,  in  de  Apotheeken  zeer  wel  be-  
 num.  kend, wérd gemaakt van de gemelde Pruymen vanDamafco, 
   (bij  verbafterihg gezegt Damaft)  en is  in hit-  
 zige  Koortzen  zeer  bequaam  om  ’t Ligchaam  te ope- 
 Korlen.  De Korlen uyt d,e Pruym-Jleen,en verquikken *t Hert,  
 en  verfterken  de Maag, 
 Galm. 1. 7.  De  Gom deezer  Boomen is van  een  kleefachtige  en  
 deFac.  heelende  aart.  Met Wijn ingedronken ,  breekt  ze de  
 lib  Steen,  en  drijft ze. uyt.  Met Edik vermengd,  en op  
 3^.34.  *t Vel  der  jonge  Kinderen  geftreeken ,  doed vergaan  
 ‘ alle plekken  en  onzuyvcrheeden ;  volgens *t berigt  van  
 DrOSCÓRIDES. 
 B oomen,  I  Boek,  48 
 X V I I I   h o o f d s t u k . 
 I B E N B O O  M. 
 Leze  fchoone  en  beziens-waardige Verfchey.  
 Boom  voerd  ook  wel  in  ’t  Needer- dc nameQ*  
 landfeh de naam  van Bo o gh o u t  :  in  
 ’r Latijn T axu s ,  A rb or v ir  o  sa  , o f   
 M ilu s   van Theophraftus:  in ’t Hoog-  
 duytfch E yben- ',  o f  I ben- en Y ben-   
 baüm :  in  ’t Franfch  If ,  o f  ook Y f :  in  ’t Italjaanfch  
 T as so ,  o£M asso. 
 Hier  van  zijn  mij  in haren  aart bekend twee onder- J^v^cc(^eN  
 fcheydene Sporten ,  te weeten,  T axus  fcemina ,  o f  ten. °°r"  
 Ibenboom  wy fjen,  en T axus  mas  ,  o f   I benboqm  
 mannetjen  ;  beyde van  ontrent  eeven  dezelve waar-  
 neeming en Queeking. 
 Men ziet haar gedurig in  een  aangename  en  verma- Gedurig  
 kelijke groenheyd.  Zij  beminnen  een gemeene  zandi- groen*  
 ge en wel-gemeftte  aarde  ,  een opene vrye lu ch t,  en  
 veel water. 
 ’t Wijfje y  o f  Taxus Fcemina ,  brengt zeer vroeg in  Ibenboom  
 ’t Voorjaar  voort  veele  kleyne,  ronde  ,  fchoon-lijf- wi$ e>  
 ye rwige ,  neerwaarts-hangende,  en  zich  onder  hare  
 Bladeren  verfchuylende  Bloemen  ,  doch  noyt  eenig  
 Zaad,  ''  Daar  teegens  geeft  de  Mannet jens Ibenboom , en Mano 
 f  Taxus M a s ,  in deeze koude Landen  ieder Jaar vol- necJen*.  
 komen-rijpè Vruchten ,  onder  zijne Takken  ,  zonder  
 Bloezem,  zeer h o l,  en verre van malkander voortkomende. 
   Bijna zwart van verwe zijn ze,  gefloten in een  
 rood-verwig  blaasje  van  een  vermakelijke  aanfehou-  
 .wing;  ’t welk zich  van  zelfs opénd,  en  zijn  Zaad vertoond. 
   Deeze Boomen  zijn hard van natuur,  en  kon-  
 nen  zoo wel  felle koude  als  andere  ongeleegentheeden  
 des  tijds  verdragen.  Door  tweederley  middelen  kan Aynwin-  
 menze bequamehjk in  deeze Geweften aanwinnen.  mn^‘ 
 Eerfl door  haar Z a a d ,' t welk men  in dé aarde, o f  in Eerfte wij-  
 een P o t, optrent de  diepte  van twee duym-breed, zayd,  ze»door  
 • met  een  afgaandé  M.aan ,  ’t  zij  in  Februarius  o f   in haar Zaac1,  
 M a e r t,  na  geleegenheyd  dat  ’t  Weer  zich  aanfteld. 
 Als  ’t twee Jaren lang in  de aarde heeft  geleegen,  ziet  
 men  ’t  eerft  opkomen. 
 .  Ten  tweeden,  door Takken,  waar ontrent men dee- Tweede  
 zer wijs moet handelen  :  Snij met een  volle Maan  zoo  
 veel Takken  a f als gij  w i lt ,  niet  .ouder  dan  een  Jaar, ken jn  
 doch  daar een weynig twee-jarigHout onder aan  gela- aarde  te  
 ten moet werden:  fteekze  in de a^rde,-  op  een dorike- ftee^en-  
 re  ,  o f  fchaduwachtige  plaats,  én  begiet  ze  dikmaal  
 met Reegen-water ;  zoo  zulleaze  in'een korte tijd be-  
 quame Wortelen  fchieten  ,  doch in   ’t eerft langzaam  ,  
 ook uyt eygener aart krom, niet regt op.  Men moet’er  
 derhalven  bij  tijds Stokken  bij  fteeken,  om  haar regt  
 te doen opwaflen  :  daarenboven ieder  twee Jaren haar  
 van  onder  een  weynig  fnoeyen,  zoo  lullen ze  dies te  
 beeter  opfehieten,  en  een  gemeenen  Booms  hoogte  
 bekomen.  1 
 K R A C H T E N . 
 DE   Bladeren deezer Boomen blijven  altijd groen,  Bladeren]  
 en  zijn  warm  van  aart,  volgens’t  bengt  van  
 M a t th io lü s' en  L a cuna.  Wallen  in  Lan- d00<jelijk.'  
 guedoc,  Spaanje,  Griekenland,  en meer andere warme Lacmalib,  
 Geweften.  Veroorzaken deEezelen,  Paerden  enMuyr  
 len  ,  als ze  daar  van  eeten ,  de  dood:  maar,  gelijk  
 T heophrastus  fchrijft, geen  OJfen,  Koeyen ó f  Scha- cap. 10.  
 pen:  ’t welk  echter  van  M a t th io lü s   en J oh. Bau- Bauh.  1. 9.  
 j  hinus wededegt werd;  zeggende,  dat  zoo wel^deeze  
 als de andere Beeften  daar van jlerven. 
 *t Hout  heeft aan  zich dezelve quaadaardigheyd;  ja Ditje. lib.  
 doed de Menfchen,  welke,  om der  Zonnen hitte w il, 4-cap.So.  
 zich onder de  fchaduw  deezes Booms  wat  ter ruft  be-  
 geeven  ,  op een  elendige wijze f t  erven ,  wijl  haar  de  
 Keel  allenxjens  toegaat.  Eeven  dezelve  uytwerking AUxifc 
 heeft 
 49  Ibenboom. Egyptische, Arabische, Americaansche Acacia, & c.  yo 
 cart. I »7-  o0*{ bf Ztlf !  'Vaarcm dan  zommige Volkeren  ha', 
 11.  ré Pijlen daar in  fteeken; .om dezelve  te  vergiftigen.-  ■  
 u n i t   Gndertulfchen  eevenwel  heeft  ons-deervarentheyd  
 ï S t . f l '  genoegzaam  geleerd B  dat  deeze .Boomen |   voor zoo  
 169-  veei  die  in  DujtfchUmd  ,  Engelland,  en  Ncedcrland  
 Doden. I.  groeyen,  door hare  belchaduwing geen, hinder aan  de  
 Icnmr'V Menfchen doen  ,  vermits, hare  quaadaardigheyd  door  
 lib.4-c.79'  dé  koude  vochtigheyd  ‘deezer,, Landen  verdoofd  en  
 wechgenomen  werd.,'  O o k  heeft  de ondervinding geleerd  
 ,  dat  hare  ,  zoet  van  finaak,  de daar 
 van .eetende  perfoonen  niet  beleedigen  :  verwekken  
 echter  Bujkioop.  V eroorzaken  in de  Vogelen  zulk een  
 bedwelming,  r dat ze  ziph Jigtelijk  laten vangen;  doen  
 haar  een  zwart Vel krijgen :>t. .en  rnyden,  o f  de Vede-  
 ren  yerwillélen.  Maken.daar teegens.de Hoenderen  en  
 Varkens  vet, 
 sueton. in  ''}  W Ê ^er Boomen, zoo  in  Italien als  in deeze Lanciaud. 
   d en,.  fs de Menfchen en  alle andere  Schepzelen doode-  
 \Trag.  Ub.  lijft,  zoo wel  als in de heete Geweften.  Geneeft ech-  
 Ï3-C(iï-S  •  ter  de  wonden der -Adderen en Slangen.  Ja  o o k ,  de  
 rook.  van  dit  Hout  brengd  de  Muyzen  om *t leeven ,  
 gelijk mij  de  ondervinding zelfs heeft geleerd. 
 \ntfycbius.  Als men in  voorige Eeuwen  een  openbare  o f  alge-  
 htatiusin  meene  .droefheyd wou  doen  blijken  ,  vlogt  men  van  
 fytd. vern.  (jeezen Boom Kroonen,  welke van de Jongelingen gedragen  
 ,  en  ieder ter bezichtiging aangeboden wierden;  
 volgens  ’t verhaal van Hesychius.  , 
 X I X   H O O F D S T U K . 
 A C   A  C  l  A 
 Acacia.  fêjjfaEn.zepr fchoon en  bezichtigings-waar- 
 P etg“ -  dig JBoom-gewas,  Ijeeft  ( voor  zoo 
 fe™ mam  vee^,^ weet)  bij  geene Volkeren  een 
 Bekend,  andere Naam.  als alleen  deeze.  Hier 
 gen verfcheyde Soorten; welker zom-  
 mige eenjge Jaren mijne Waarneeming zijn  onderwor,  
 pen„geweeft. 
 jKccgcn-  Deezé  Soorten  zijn  I.  A c a c ia   iE g y p t ia ,  o f  A -   
 ■ ierley  CACÏA  u y t  E g y pt en  ;  ook wel in ’t  Latijn genoemd  
 ^Boorten,  Sp ina vE g y p t ia  ,  en  op  't Neederlandfbh  B g y p t i -  
 Hen der zei- H ip   -p,  Tr  \  1  J  r 
 Eycr  onder-SCHE  D o orn.  I I .  A c a c ia   major  ,  o f  groo te  
 IJfcheyde  ACACIA.  II I .  ACACIA  TRIFOlilA,  o f  ACACIA MET  
 Biamen.  pRiE  bladeren,   pp de wijze der Klaver.  IV .  A ca-  
 •  c iA  A r a b ic a   ,  o f  A c a c ia   u y t  A r abien.  V .  A -   
 ó a c i a   A meric ana  ,  o f   A c a c ia   u y t   A m eric a. 
 V I .  A c a c ia   rubr a. A fr ic a n a ,  o f  A fricaansche  
 A c a c ia   met  roodachtige  Bladeren  en  witte  Doornen. 
 V I I .  A c a c ia   co r n ig e r a ,  o f  A c a c ia  met hoornen. 
   V I I I .  A c a c ia   r o tu n d ifo l ia   spinosissi-  
 m a ,  o f  A c a c ia   met  ronde  b l a d e r e n   en  takken  
 rondom  met  Doornen  bezet.  IX .  A c a c ia   frutescens  
 non  SPINOSA  ,  o f  A c a c ia   ,  Struvels-wijze  
 ronder  eenige  Doornen.  Niet alle zijn ze  van  dezelve  
 Waarneeming. 
 ^Êdcacia  De  A c a c ia   ^Eg y p t ia   ,  o f  E g y pt is c h e   A ca -  
 M s£ na 1  CIA 5  200  ^er  van  aart  als  fchoon  van  Bladeren. 
 RheAca-11"  -^eeZe  i  volgens  ’t getuygenis  van v eele, 
 ilia.  zeekere Gom  ,  van  de Apothekers en andere genoemd  
 Gom van Arabien.  Bemind een  goede,  zandige aarde  
 ,  wel door-werkt  met  een weynig kleyiv-gemaakte  
 twee-jarige Paerdemift,  een-jarige Hoenderdrek,  en’t  
 Mo l  uyt  vergane  Boomen  ,  o f   der  zelver  verrotte  
 bladeren;  q f  o ok,in  plaats van dien, Veengrond.  Wil  
 een  warme 9>  opene  ,  luchtige  ,  wel  ter  Zon  ftaande  
 plaats,  bevrijd voor  alle koude O ofte-  en Noor de Winden',. 
   óok weynig water,  in  de  Zon  lauw  gemaakt.  
 Geeft  in  deeze  Landen  noch Bloem  noch  Zaad.  Kan  
 geèn fterke Winden,  veele  o f  koude Reegenen, Vorft,  
 Sneeuw,  ó f  eenige Rijp verdragen  :  werd derhalven ,  
 niet een volle Maan van April o f  May  in een Pot zoo 
 Wel gezayd als geplant geworden, ontrent half September*  
 o f  een weynig later, na tijds-geléegentheyd, wel droog  
 zijnde,;  binnens  huys  op  een  luchtige  plaats  gebragt* 
 Hier  mag  deeze  Boom  tot  den  twintigften  van Obio- Hoe  deesd  
 ber,  -een dag min o f  meer,  na dat het goed Weer is 5 Boomen  l  
 de  Zonneftralen  genieten  door  de  vénfteren  ;  welke waSgeno-'  
 men daar na moet  fluyten ,  en  in November $  o f  als *t nien  wet1«  
 kouder werd ,  in den  Oven een weynig vuur ftoken 3 ^CQ-  
 va December ieder dag j  o f  ook wel tweemaal,  ja als ’t  
 fterk  vriefd  driemaal  ’s daags;  te weeten  ,   ’s morgens  
 ten  zeeven,  ’s middags ten  een  ,  eft 's avonds  ten  zes  
 uuren  ,  op  dat het daar  in  de geheele  nagt warm blij—  
 v ? > *-n.  vorft buyten  gekeerd werde.  In Februarius^  
 als  de  ftrengheyd niet  alleen  verminderef,   maar meeft  
 voorbij  is ,  werd o o k ’t vuur-weer verminderd,  na ge-*  
 Üjkmatigheyd  van.de  eerfte  verhqoging;  en met dén  
 aanyang  van  Maert  houd  men  gantfehelijk  daar  van  
 pp :  Dan  ?et men bij  goed  en  ftil weer zomtijds over  
 .dag de yenfteren weer open, .  op  dat  deeze Boomen de  
 .^u£^t langzamelijk op nieuws gewooii  mogen  wérden* 
 Bij  meerder  warmte  doed  men  ’t  zo.o wel bij  nagt  als  
 bij  dag.  Boven dit moet men weeten  ,  dat z e ,  zoo  
 lang  de  Winter  duurd,  niet  meer  als  twee  ,  o f   ten  
 hoogften driemaal met  een weynig lauw Reegen-water  
 van  boven  begoten;  niet voor in  ’t  midden van April  
 met  een  zoete Reegen  buyten g e z e t,  de Zonneftralen  
 .deelachtig  gemaakt,  en,  zoo  voor  koele  winden  als  
 koude nagten,  zorgvuldig gedekt moeten zijn. 
 In deeze Landen konnenze niet  aangewonnen  wer* Aanrok-  
 den,  dan  door Zaad,  uyt Egypten,  Arabien,  o f  an-  kinS  door  
 dere heete Geweften  herwaarts  gebragt*  Met  een  af-  
 gaande Maan van M a e r t,  April o f  Alay moet men  
 Zayen  in  een  P o t ,   gevuld  met  de  voorheenen  be-*.  
 fchreevene  aarde.  Wanneer het. opgekomen  i s ,  mag  
 men  ’t ,  weegens de  teederheyd,   niet reppen  *  voor  
 j  de  tweede Zomer daar na:  is  derhalven goed,  dat men  
 .niet  meer  als  een  Zaadjen  in  ’t  midden  van  een  P o t,  
 fteeke,   op dat  het dies  te  langer daar in mogt  blijven  
 ftaan,  na dat het  is opgekomen.  Ondertuflchen werd  
 het  fterker en  houtachtiger,  zoo dat men ’t naderhand gekragt  -  
 bequamer verplanten  ,  en met  de geheele klomp  aarde  
 uyt  de  Pot  neemen  kan.  Hier  ftaat  te  weeten,  als S A T   
 men  dit Zaad,  ter diepte  van een vinger-breed,  in de  anderehco*  
 gedagte Pot heeft gele gt,  dat  dezelve  terftond,   tot  te Gc-  
 de  bovenfte  rand  to e ,  moet gezet worden  in warme  weftca*  
 Paerdemift ,  in  een Zonne-bak.*  met  Glaze  venfteren  
 overdekt,  op  dat’er  de  Zon door mag  fchijnen ;  inzonderheyd  
 als  men  ’t Zaad  in  de Maand  Maert  de  
 „aarde  heeft  aanbevolen.  Wanneer  men  daar na  verneemt  
 ,  dat de warmte der Paerdemift  begint  te  ver-  -  
 gaan  (welke  zelden  langer als  zeftien dagen duurd)  zoo  
 naald men’er de Pot weer u y t ,  en men  zet ze in  nieuwe  
 vjyffchePaardemift,  tot  in *t laatfte van May.  .Verr  
 mits  nu  deeze  jonge  Opkomelingen  van  een  teedere  
 natuur,en onze ongeftadige  lucht ongewoon  zijn,  zoo  
 moet men ze wel nauw bewaren  voor  alle  koude,  en  
 veele vochtigheyd;  pok met Glas overdekken, inzonderheyd  
 in  ’t eerfte en  tweedejaa r,  zelfs in  ’t midden  
 van  de  Zomer.  Op  deeze  wijze  heb  ik  eene deezer  
 Boomen neegen Jaren  lang goed gehouden  ,  en  tot de  
 hoogte van v ijf  voeten gebragt.  Ieder nam’er vermaak  
 m  :  en  indien  een  zware  ftorm-wind  dezelve  niet  van  
 boven neer had geflagen,  ik zou’er noch lang meê gepronkt  
 ,  en’er  den  Liefhebbers  ’t genoegen  en  ’t  ge-  
 zigt van gegeeven hebben. 
 De A cacia trifolia ,  o f  drie-bladerige Acacia j  Acacia  
 zeer  in  gedaante  verfchillende  van  de gedagte Egypti-  Trifolia;  
 fch e,  bemind  eeven  zulk een  aarde,  lucht,  warmte en  
 vochtigheyd ,  als .van  de Acacia sAEgyptia  gezegt is  :  Acacia?*  ‘  
 wil ook op dezelve wijze behandeld,bewaard en waar-  
 genomen  zijn  ,  behalven  dat ze  ’s Winters  zoo  veel  
 warmte niet  behoefd. Moet defgelijks van Zaad voortkomen  
 :  en,  noch jong, bij  tijds  van de teedere  zijde-  
 takjens  worden  berqofd;  op  dat ze  door  deeze  op- 
 D   fnoeying