vijfde of zefde jaar haar eerfte Bloemen geeven: waar
uyt dikmaal fchoone veranderlijke conleuren voortkom
men, welke met vermaak worden aanfchouwd. Doch
niet alleen hier door worden ze vermeenigvuldigd, maar
ook aangewonnen door hare aangegroeyde jonge Bollet-
jent,welke men bij de opneeming van deoWraflcheyd.
Hyacintk De H yacinthos perovianus flore albo, df
ran Peru, JJjacinth van Bern met een witte Bloem ; en flore
meteen cfXRULEO} of met een blauwe Bloem, en andere dier-
Blocm: gelijke, uyt warme Landen voortgekomen, zijn van
en met naturen een blau- (j0Qr g |tjeJed erder da£nn d fec haonodner em; enve zred. emrveet nd rvoeoelg lTicuhrtef-r
WC’ m ul, Run of iet anders bedekt, • of in de voorge- .
meldde Zomébak, plant, zoo geeven ze doch elke Zomer
geen Bloemen ; inzonderheyd niet als ze in vette
Hoewaar- aardWe oHrdaaenn. derhalven veel beq' uamer _in Potten gefteld,
liehdT” gevuld meteen góede, gemeene, zandige grond, en voor
worden, ’tmeeifte gedeelte metsjfMol dprvan binnenverdorvene
B oom en’of.in plagts van ’t zelve met ’t Mol der verrotte
Boombladeren wel door een gemengt: en ’s Win-
tets droog binnens hüys bewaard; zoo dragen ze veel
beeter ; eq krijgen dikmaal Bloemen , onafmgezien zij ,
van Capo de bon-Efperance, of andere heete‘Geweften_:
van Afritsel en America herwaarts gezonden zijn; voor-
namentlijk als ze door de geheele Maand van April van de eene warme Paerdemift in de andere worden ge»
zet. Ondertuffchen leeveren ze noyt, of zelden, rijp'
Z a a i. Konnen echter aangewonnen worden door hare
aangéwaflene jonge 'Êollen, gelijk de Voorgaande föort.
Welnee m Van de H y a c in t h o s V ir g in ia n u s o d o r a t i s - kende sïMuè’, of a,eer welriekende Hyacinth uyt Zirginien,
uytVir-h zijn- mij in haren aart drie foorten bekend;, als:
gmienj I. H y a c in t h u s V ir g in ia n u s a l b u s o d ö r a -
van drie- -fus MAJOR. II. M i n o r , o f groote Xï\ kleyne WeU
foorten riekende Hyac'mth uyt Firginien met een 'witte Bloem. III. H y a c in t h u s V ir g in ia n u s o d ó r a t u s f l o r ê - cceRULEO, o f Firginiaanfche Hyacinth met een welriekende
blauwe Bloem. Groote De groote draagd de grootfte Bloemen, zijnde lang
weirie- van Relkj dik vaft aart, van binnen hol, gelijk de
meteen ^»em van Tabakj, ook op de zelve wijze boven Open ;
witte rond , zeer welriekend ; inwendig voorzien met zes
Bloem. groene en kluchtig gedrayde Draadjens, ook inwendig
blijvende. De verwe is grijs-wit. Duuren eenige da-
Bloemen. gen. Ruften op een dikke, ronde, bleek-groene,
ter hoogte van drie voeten regt-opfehiétende, doch
Steel. zwakke Steel, met twee of drie hol boven malkander
gefielde Bladeren voorzien. Welke Steel zijnen oor-
Bladeren. fprong fleemt uyt het middenfte Hert der Bladeren ;
zijnde bleek-groen van verwe, tamelijk lang; voorin
een fpits, en gemeenelijk neerwaarts gebogen punt eindigende
: in ’t midden geuts-wijze aan beyde de zijden
met hare randen teegens malkander opftaande ,
eeven gelijk die van het Phalangium Firginianum, of
Phalangium uyt Firginien', ook in gedaante, fubftan-
tie, en zaditheyd in ’t aanraken de zelve zeer gelijk.
Kleyne De H y a c in t h u s V ir g in ia n u s o p o r a t u s Mijtende"
n o r , of kleyne welriekende Hyacint!) uyt Firginien, heeft met een wel de zelve gedaante en Bladeren, doch fchiet met zijne
witte . Steel niet zoo hoog op. Geeft ook wat kleyner Bloe- Bloem. men s zeer zuyver wit, en boven verdeeld in zes voor
fpits toegaande Bladeren, Stars-wijze. Deeze vergaan
zijnde, laten in onze Geweften noyt eenig volkomen
Zaad na. Konnen echter genoegzaam vermeenigvul*
digd worden door hare aangegroeyde Bolwortel.
Blauwe De H y a c in t h u s V ir g in ia n u s o d q r a t u s f lo -
welrie- r e c c eRU LEO, o f Blauwe welriekende Hyaeinth uyt
keude. Firginien , is die met de witte Bloemen in alles gelijk ;
uytgezonderd dat de Bolwortel wat fterker en groo-
ter valt. ,
Aantnef- . Hier ftaat aan te merken, dat de Bollen,dotzer wel- king. riekende Firginiaanfche Hyacinthen eens gebloeyd hebbende,
zelden, of noyt weer Bloemen geeven. !
Deeze Firginiaanfche foorten zijn de teederfte Van Deeze -
alle. Konnen gantfehefijk geen Forfi, Sneeuw, koude de teeder-
Reegenent of diergelijke ongeleégentheeden verdragen. fte van al
Moeten derhalven niet alleen in Potten, maar ook in 1
een warme plaats binnens huys worden gezet, waar in enhocdew
men, gedurende de Winter, door een yzeren Oven kalven
vuurd. Met geen Water moet men ze begieten, maar waar te
haar zeer droog houden., zoo wel in de He rffi, als in necrae”‘
de Wintertijd', ook niet voor April weer buyten ftel-
len: dan noch haar wel wagten voor veel vochtigheyd,
koude nagten, en hayrige Winden.
Zij verliezen gemeenelijk ’s Winters hare Bladeren. In wat
Wprden met een volle Maan van A f ril verplant in eeij grond te
goede, zandige aarde, doórmengd met een; weynig verPlan*
tv?eé-jarige kleyn-gewreevene Paerdemift , èen-jarige
Hoenderdrek, en ’t Mol der verrotte Boombladeren.
Krijgen in deeze koude Geweften niet’ieder jaar, maar
dikmaal eefft om ’t vierde, zefde, agtfte o f’t tiende,
ja veeltijds noyt eenige Bloemen.
Ihdien nu dit mogt gebeuren, zoo neem Weyte Op Wat
Zeemel, of ook wel Draf. _ Gieter Reegenwatervoor ecn
op, en roer het genoegzaam door malkander, zoozalWJZC
het Ferment eeren, of Geften. Vul, dit gedaan zijnde
, een Pot ten halven daar mee; en leg daar op een
vingerbreed hoógte van de voorgenoemde goede aarde.
Zet op de zelve in April een of twee Bollen,, met de ge-
meldde volle Maan , en bedek ze geheel met eeven de
• zelve aarde. Leg voorts al weer daar op een duym mendecw breed hoogte van de gefermenteerde Zemel', dan weer ^c^00ne
aarde, tot dat de Pot tot boven toe vol is. Stel ze dan bloe^nde
tot de bovenfte rand toe in varflche warme Paerdemift, kan ma» *
veertien dagen lang. Neem ze ten eynde diens tijdsIccn*
weer daar u y t, wijl de Mift niet langer hare warmte
"bèhoud; en zet ze weer in nieuwe warme. Hier in •
moet men zöo lang voortgaan, tot dat de uytge-
komene jonge aan het waflen zijn geraakt. ' Laat ze dan
in de laatfte Paerdemift ftaan, op een goede warme
plaats; of neem ze uyt; zoo zullen ze doorgaans, ieder
jaar, op een hooge Steel wallende, veele bij malkander
gevoegde, boven de andere lieffelijk riekende, en de
eene na de andere opengaande Bloemen geeven.
Doch naderhand heb ik door ervarentheyd be-AniJerc*
vonden , de volgende manier van verplanting beeter
te zijn.
Neem' in het Foorjaar een kleyne P o t: doe daar en becrer
in een gedeelte een-jarigê, kleyn-gewreevene Paerde- wljzc j
mift; -bedek die tot boVen toe met een goede,
vette, zandige aarde. Zet in ’t midden der zelve een
Bol teegens de volle Maan van Apr il, zoo hoog, dat
de bovenfte punt der Bol met de aarde gelijk kome,
of eeven daar boven uytfteeke. Stel dan de Pot-in
warme Paerdemift, op een luchtige, en wel ter Zon
geleegene plaats, of in een Zonnebad en dek ze boven ran ver. !
geheel toé mét een Glas; zoo dat’er niet een eenige drup- PlantinS ’
pel Water bij kan komen, en de ftralen der Zon daar op ^ Jucc*
konnen fpeelen. Neem, na agt of tien dagen, de Pot
weer uyt, en zet ze andermaal in nieuwe varflche Paerdemift
; dus voortgaande, tot dat de Bol een lid van
een vin ger , of wat langer, gefchooten heeft. Dan neemt
men de Pot uyt, en men field ze open vóór Zonen
Reegen , wijl ze dan die beyde genieten moet. Doch
indien’er te veel Reegen quam, zoo mag men ze nu en
dan noch wel dekken, tot dat ze een geheele vinger lang
heeft gefchooten.
Als de Bollen in den Herffi gebloeyd hebben, mo-H°CI!?y
gen ze geen Reegen meer ontfangen ; tot dat ze, in
haar zelven droog geworden, binnens huys worden ien.
gebragt. Dus uyt de aarde opgenomen, legt men ze
op ccn drooge, en voor de Forfi bevrijdde plaats wech*
O f ook , men laat ze wel in de Pot blijven, en de
aarde te eenemaal uytdroogen ; tot dat men ze eynde- lijk weer in April op de gehoorde wijze aan de aarde
bevecld, en d.c grootfte aangewaflene Bollen van de oude, Aanwuf
of dc gebloeyd hebbende, afneemt; dan ook in Potten ninS‘