Grond. Zij beminnen een goede, gemeene., zandige aarde,
met een weyriig twee-jarige Paardemift voorzien: ' een
opene., luchtige plaats, en matige vochtigheyd. Kon-
nen tamelijk koude verdragen; doch door eenfelle ^ ^
Waarncc- borden ze dikmaal van het leeven beroofd. Is derhal-
ming' ven geraadzaam , dat men eenige van de zelve binnens
huys zet ten tijde der fterke koude , op een luchtige
plaats, zonder haar veel vochtigheyd te geeven; om’er
niet geheel van beroofd te zijn, indien de büyten-ftaan-
de een ramp mogt overkomen.
Zaad. In het tweede jaar bloeyen z e ; en geeven > in ,Potten
Aanwin- blijvende, volkomen rijp Z a a d ; waar mee ze ver-
ning. gaan. Moeten derhalven in het Voorjaar, met een
wallende Maan , in een; Pot zijn gezayd, niet boven
een ftroobreedte diep. Niet anders, als door dit middel,
konnenze aangewonnen en vermeenigvuldigd worden.
K R A C H T E N .
H Azenoor, o f Bup leur urn , is warm.en droog
van aart in den eerfien graad.
In W ijn gezoden, en daar van gedronken,
o f het Poeder der gedroogde Bladeren met Wijn ingenomen,
geneed alle inwendige Wonden: ook de uitwendige
, als men’.er.het.Po^fr op ftroyd. Word ook
gepreezen teëgens, het. Grjvjjeel.
Ruellius De Bladeren, gefloten .en met een weynig Zout Ver-
1.1. c. 117. mengel v zijn goed voor At-Klieren, en Kropzweeren ,
daar op gelegt. In Water gezoden , .en gelegt, op de
Vrouwlijkhëyd , verdrijft.dë na-fmerten der gebaard
hebbende Vróuwen. Zijn pok zepr goed,, op Wonden
gedaan, tot geneezing van.de zelve. • -
Meander Het Zaad is droog en warm. in, den tweeden, graad.
hb.de Gepülverizeert, en gelegt op de beetenöj fieeken der
Theriac. gja„ge„ f dienen om de zelve, te heelen..•• •<
C X L I I I H O O F D S T U K .
CHAMIDRYS.
Naam. O o wel in *t Neederlandfch als Latijn
met deezen naam bekend, werd in ’t
Hoogduytfch gcheeten G a m a n d e r , o f
m a n d r e e , o f C h e sn e t t f . ; en in ’t
Italiaanfch C h a m e d r i o , Q u e r c i -
v o r .A , o f ook C a l a m a n d r i n a .
vier ver- Hier van zijn mij in haren aart bekend eenige veran-
foorten116 foorten; te weeten: I
I. C h a m ^EDRYs m a j o r , o f Groot, Chamadrys.
I I. M in o r o f f i c i n a r ü m f l o r e p u r ïü r e o , o f
kleyn Chain*drys, in d’Apothéeken en Geneeskonfl ge-
bruykelijk , mèt een purpure Bloem. I I I . M in o r
f l o r e a l b o , o f hleyne Chamadrys , met een witte
Bloem. IV . C ham/e d r y s f o l i i s l a c i n i a t i s ,
o f Chamadrys met gejheedene Bladeren. Niet alle zijn
ze van de zelve Oueeking.
Grond. Eevehwel beminnen ze al t’zamén een goede , gemeene
, zandige en wel-gemeflte grond ; 'zoo lief een
opene , luchtige, als een dö'nkere ö f fchaduwachtige
. plaats; en verdragen alle ongeleegentheeden des gant-
fchen Winters.:
Groot en Het C h aMuÉDRYS MAJOR e t MINOR, o f groot
kleyn fileyn Chamadrys, van beyde de foorten , blijven
drys” * ' lange jaren in *t leeven. Geeven in ieder Zomer Bloemen
, maar noyt eenig voLkomen rijp Zaad. Konnen
. echter-genoegzaam aangewonnen en vermeenigvuldigd
worden door hare aangegroeyde jonge Wortelen , welke
men. met een waflende Maan in April van d ’oude af-
Chamx- neemd en verplant.
defnee-CC ï f e C h AM/EDRYS FOLIIS L A C IN IA T IS , o f Cha-
dene rnadrys met ingefneedene Bladeren , werd uyt eygener
bladeren, aard niet oud. Geeft de tweede Zomer niet alleen Bloemen
, maar ook volkomen rijp Z a a d , en vergaat daar
,m eê; Moet derhalven, met een waffende Maan van
! April o f Maert, op nieuws,niet diep, gezayd 2ijn; Anders
ook komen z e , daar ze eens gezet zijn geweeft,
overvloedig genoeg van zelfs voort uyt het neergevalle-
; ne Zaad.
K R A C H T E N .
C Hamedrys is , warm en droog in den derden graad, Galen. U
daar béneevens doorfnijdende, verdeelende, en WÈt 8.
.......zeer fijn van Stof.
In Wijn gezoden , en daar van ’s morgens nuchter lufit i
ren een Roemertje gedronken, is goed teegens de Pefi, mm. na,
en yuade Lucht : voor de Geelzucht, dikmaal ge- D,ö/Cl /. 3.
bruykt ; voor. ,de beginnende Waterzucht , 'vallende.
Ziekte, en Hoofdpijn. Verdrijft de Koon z en , dood r. 67.
de Wormen; helpt de geene, welke met een qualijk-ge-
flelde M ilt zijn belaft. Doed gemakkelijk Water lof. Rtrb,cW
fen : verwekt de Maandfibnden. Geneeft: de koude Pis;
ftrijd 'teegens het Vergif: neemt wech de verflopping
van het Ingewand : heeld de fieeken en beet en der Slangen
en anderer giftige Dieren , als men het Poeder der
gedroogde , of groene gekneufde Bladeren met, Edik
daar op legt. Verdrijft ook de pijn der Lendenen.
De Oly van het Zaad (in roode Wijn geweykt)
gemaakt, is goed teegens d ePefiileniiale Zweer en; en
geneeft: zeer haaftelijk de verfiuykte, verwrongene, en
gebrokene Leeden, daar meê geftrëeken zijnde.
De zelve Oly gemengd met het Zap der Bladeren, tlm. /.14.
verdrijft de donkerheyd der Oogen, met een Veertje C,V‘
daar .in; gedaan. ,
C X L IV H O O F D S T U K.
V E L D C I P RES.
■ Ord in het Neederlandfch niet- alleen Verfchey-
L a n g e r H o é , L ie v e r genoemt. In
het Latijn C ha'MjE P i t y s , o f I va
M o s c h a t a in - het Hoogduytfch
_SCHLAGKRAUT , o f Ook V eRGISZ
M l in N i c h t : in ’ t Franfch I v e .M o s c h a t e , enin
h et Italiaanfch C h a m e p it h io , o f I v a .
Hier van zijn mij in haren aart bekend vier fchooneVicr
zeer veranderlijke > foorten, als: . I ^ verandcr-
I. C h AMASPITYS : OFFICINARUM FLORE LUTEO , JijJce fooro
f Veldcipres, gebruykelijk in de Apotheeken en de Ge- ten.
neeskpnfi, met een geele Bloem. I I. F l o r e a l b o ,
o f met een witte Bloem. III. C h a m >e p i t y s major
PUI^PUREA, Jive AUSTRIACA FLORE PURPUREO, o f
groqte•_ O'ofienrijkfihe Veld-cipres met een purpure groote
Bloem. IV . C hamjEPi t y s m a jo r f l o r e cceru-
l e o , o f .grpote Veld-cipres, met een fchoone Hemelsblauwe
Bloem. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing
en waarneeming.
Zij beminnen een gemeene , goede , zandige aar- Sroni l rt-
j ’ • • • & t» j -zi j Bloemend
e , met een weynig twee-jarige Paardemiit doormengd
: een v rije ';'wel ter Zon gëleegene plaats, en
niet te ‘ veel vochtigheyd; wijl ze daar door lichtelijk
verrotten. Geeven in onze Landen niet alleen Bloemen,
maar ook volkomen rijp Zaad.
Het C hamjEp it y s flore luteo , et flore
albo , o f Veld-cipres, zoo wel.met een geele als ruit- g^geele»
te Bloem, blijven niet meer dan eene Zomer in ’t lee- en witte
ven; want als het Zaad rijp geworden, en haaflig neer- Bloem»,
gevallen i s , : vergaan ze o f van zelfs, o f door een kleyne
pijp. Worden derhalven, met een waffende Maan van
Maert o f April, weer op nieuws, niet diep, gezayd, in
een varfch-omgefmeetene aarde. Maar ook zonder
zaying flaan ze meefl altijd overvloedig genoeg van zelfs
op, door het neergevallene Zaad.