
 
        
         
		B esc h r y v in g   d e r   la g e  B ó o Me n ,  e n   H 183 e e s t e r s ,  II B o e k »  1 \ 
 Meteeai  Als  Perseus  ,  Koning  der Maced on ië r!,   met  de  
 p .   ' em'   R om y  mm  Oorlog  voerde',  en  zich  overwonnen  bevond, 
   zond  hij  Gezanten  na Romen,  die,  met  O l i j f ,   
 ta k h »  voorzien  ,  voor den Raad neervielen  ,  niet  al-_  
 leen  om  T r e ed t,   maar ook ondèrdaniglijk om  ontfitr*  
 mmg biddende. 
 Voorbed-  ' Niet  alleen  warêh  de  Takficn  deezer  Boomen  eeö  
 den  Teek en van T reedt,  en  van  Genade.x.oekj>ig,  maar ook  
 van Overwinning» 
 hier  van.  Daarenboven,  dl de geene,  welke met Olijf-takj&n  
 in  ’t openbaar  verfcheenen  ,  waren  bevrijd voor aller-  
 ley geweld; en  niemand  derfde  haar  óp  eenigerley wij-;  
 ze moeyelijk  vallen. 
 K  R  A  c H T  E N. 
 E   Bladeren deezer Boomen zijn koud,  droog en 
 WMp. Ê13M8.   TI  AI 
 Óp !?0.  JL . A 
 te  zamen-trekkende  van  aart*  Gebrand  ,  
 dan  de Afch  daar van  afgewaflehen  ,  werden ze  
 gebruykt Vöor de Gebreeken  der Oogen ,  in  plaats van  
 Sp odium.  Het daar uyt geparftte Z a p   is goed voor alle  
 Zweeringen  ;  de roodheyd  ,  ontfteeking,  en  *t  tranen  
 dér Oogen ;  Apojlematien ,  Puyjlen ,  en  verhitting  
 p i p   van  de Afond.  Bedwingd het w ild  Vuur',  doed ’t  af»’  
 Symph. lib.  gefchaafde  V e l weer gröeyen  ;  ftild 4ó Bloedgang,  deï  
 22.  cup.  3.  Vrouwen Vloeden, de Buyk.-loop , e n  de  Roode-loop;  zoo  
 wel  uytwendig  als  inwendig gebruykt* 
 Ho Jon  lib.  De  Vruchten,  o f  O lijv e n ,  in Peekei  g elegt,  gelijk 
 as!cap. 29.  men ze  in  deeze Landen  krijgd, werden gehouden  voor  
 koud,  droog,  en  te  zamen-trekkendé.  'Maar de vol*  
 komen-rijpe  ,  genoemd Drupas ,  zijn matig warm en  
 Viafes  lib.  voeht.  Gegeeten,  geeven ze weynig vbedzel;  bezwa-  
 simp.c ip.  ren  de  Maag;  veroorzaken Hoofdpijn  ;  beletten  de'  
 Slaap ;  zijn  quaad  voor de L o n g e ,  en  ontfteèken  het  
 Bloed.  Doch die Geel  zijn,  Verfterken de Ma a g  een  
 Strap.  lib.  weynig/,  verwekken  eetens-lujl' ,  inzondérheyd  voor  
 Simp. c.  ƒ.  de maaltijd,genuttigd  ,  en maken  een  operf  Ligchaam.  
 D e  geheel  rijpe,  zwarte  en  vette,  ontftellen de Maag,’  
 veroorzaken  qualijkheyd,   en  zijn  fchadelijk voor het  
 Gezicht. 
 Galen.  lib.  ■  De vettigheyd, o f  O ly , uyt deeze  rijpe  Vruchten ge-  
 simp.Med.  parft,  is matig warm  en  vocht;  zoo  dat zegeda an  bij  
 Lulitan.  'warme dingen,  verwarmd;'bij  koude,  verkoeld.  Zij  
 lib. i .  verjaagd  alle fm erten ,  met Spaanfche Wijn gedronken;  
 enarrat.  js goed voor ’ t  Colijkj,  verdrijfd de'koude P i s ,  en het  
 in  lib  G ra v e e l;  verfterkt  de L e ed en ;  verzacht  allé  hardigj. 
 fo l. 371. heydj  helpt de verkrompene L e e d e n ;  maakt  een week  
 .L i j f ,  en  ook  *t zélve tot  alle  werk'  béquaam,.  Weijd  
 daarenboven  veeltijds  ih  Spijzen gedaan,  én .tot,mee-  
 nigte van  andere dingen gebruykt.  ' 
 Galen.  lib.  He Oly van  groene  ,  o f   onrijpe O l i j v e n O mpha-  
 Comp  ciUM  genoemd  j  verkoeld wat m e e r d r i j f t  d zW o r -   
 M é d '  men u y t ;  is  goed  teegens V e r g if ;  maakt  de Landen 
 fecund.  vaft  ;  en  ,  om  de  Oogen  geftreeken  ,  een  klaar  Gegenera. 
 De Oly van wilde O lijv en  werd  van  zommige voor  
 de befte gehouden.  Vaagd af,'  en  ftópt daar  na.  Vermag. 
   voorts  alles  wat  hiér  boven  Van  de  andere  ge-  
 zegt  i s . .  .  ,  r  -  . 
 XXII  H O O F D S T U K . 
 OLEANDERBOOM. 
 f i t   fchoon  ,   aardig,  en met een  altijd-  
 ^   durende aangename groénhéyd vercier-  
 P   de Boom-gewas,  werd in  hét JVeeder-  
 Jj^  land fth  metdeezen, én mijns weetens.  
 E® met  geenen  anderen  naam  genoemd.  
 W?  In het L a tijn  O leander ,  Nerion3  
 R hododendrtjm,  o f  L aurus R ösea  in  *x.Hoog-  
 duytfih  O leander  ,  o f  O lander-bavm  :  in  het 
 Franfch R o sage ;  en \n'x Italiaanfch N e r io ,  o f  ook  
 O leandro. 
 Hier  van  zijn  mij  ih  haren  aait  bekend  géworden Twéé  
 twee onderfcheydène  fodrten ;  naméritlijk: 
 O leander  F lore  rubro ,   o f   O leanderboöm  0nder- 
 MET  EEN  BLEEK-ROODE  BLOEM  ;  eri  O leander icheyécnj  
 FtORE  AtBOj  o f   O leANDERBOOM  met  Een  ZUYfc SoortCn;  
 ver-w it t e  B loem.  Beyde zijn ze van dezelve  Quee-  
 kjng  en  Wdarneeming. 
 Zij  beminnen  een  gemeène,  göéde grond *  met èen wat vooj,  
 weynig g ro f zand 3  daar gantfeh  geen  zoutighëyd  bij  een aarde  
 i s ,  twee-jarige Paerdeihift  y  en éen-jarigë  Köeyemift ZIJ  
 door-niengd  :  een  warme /  opene |   vrye 1  luchtige  ,  
 wel ter Zon geleegene plaats,  <?n tamelijk  veel water,  
 wecgens de veelheyd  harer Wórtelen.  Bloeyen ieder Z o mer,\ 
 n de Maand J u n itu ,  *t wélk van  een  zeer  vermakelijke  
 aanfchoüwing is .  Geevén  bok  ,  doch  niet als  
 met  groote warmte,  lange  en  finalle Za a d -p eu ltjen s;  
 echter daar in geen vólkomen Z a a d . IConnen  geen  langdurige  
 koude o f   fterke vorft verdragen.  Moéten  der-  
 halven  (met een-waffende Maafi  van [A p r il,  in Potten Waarne«,  
 geZet  zijnde)  ontrent  half Oüohèr^  o f  wat eerder,  n aminS*  
 dat de jaars-tijd zich bequaam o f  onbéquaam  vertoond,  
 binnens huyS^Vórden  gebragt ?  op een  lüchtige plaats,  
 waar in  niet,  als g,edurende  een felle V o r f t ,  door  een  
 yfèren  Oven werd gevuurd.'  In  dé geheele Winter-tijd  
 moet  men  Ze  alléén  matig  mét  Reegen-water  onderhouden; 
   vermits'de bovenfte fVortelen der oude, en  der  
 nieuwlijks  ingefneedene  jonge Loten ,  ligtelijk doopte  
 veel water ,  maar niet door  natuurlijke  droogte,  verderven. 
   Niet voor het. begin van A p r i l ,  o f  een weynig  
 later,  móét men ze; met  een  reegenig W ee r, weer  
 buyten  in de Zonneftralen  ftellen. 
 In. deeze Landen-konnen ze  niet  aangewonnen  wer-  
 den  door Zaad^  (ten  zij  het u yt warme Landen  her- ^nJem  
 waarts werdé'gebragt j   maar alleen  door hare jonge bij  Laaien.  
 d t  W ortel  uytgëlópene Loten.  Welke  men  met  een  
 volle-Maan van A p r il ten kalven ,  op  de wijze der-^#-  
 gelieren,  infnijd  ,.  en met aarde aanvuld  :  dan  krijgen  
 ze  haaftig Wortelen»  Echter, mogen ze niet van de  oude  
 afgeriomen werdén  ,  voor dat ze, twéé o f  drie jaren  in-  
 [éfneeden  ge weeft  ,  en . de  Wortelen  ondertuflehen  
 neerder  fterkte bekomen hebben  óm  haar te mogen  
 Leppen  ;  ’t welk  niet mag gefchipden,  voor dat ze ten  
 minften ‘twee jarén  oud zijn.  De verplanting moet men  
 yerrigten  met  een  \yaftep4e Maan  yan. A p r i l ,  in  Potten. 
   W el  4rie weeken  ,  o f  langer ,  moeten ze  voorzichtig  
 bewaard wérden voor de  Zonneftralen. 
 K  R  A  C  H  T  E  N. 
 D i t   Gewas  is droog in den  tweeden  ,   en  heet  in 
 den derden Graad.,   volgens  ’t berigt van A v i-  Calm  
 cenna.  De  Bloemen  si).  Bladeren ,  o f ’t Zap  simp-  
 daar uyt geparft,' -zijn zeer goed van buyten  op de Ge- 8.  
 zowellen gelègt ,  om  te doen  fcheyden  en  te  verteeren. 
 Maar van  binnen geb ruykt,  zijn ze gantfeh doodelijkj  
 'niet  alleen  de, A fen fch en ,   maar  bok  alle  vier-voetige  
 :'Dieren.  J a ,  het Water 3  daar ze in geleegen hebben,  
 van  Schapen en ander Vee'gedronken,  brengd dezelve  
 bm ’t leëvék.  '  \ 
 Échter fchrijft D io sco rid e s,. dat  ’t gedagte Z a p ,  
 o f  de  Bladeren ,  met Wijn  ingenpmen  ,  ’t vergif  der  .  
 'Slangen Verdrijft.'  Ondertuffchen  zou ik niemand wil-?  
 len raden,' de proef liier van  te nc.emen  :  want  ’t  Zap  
 der Bladeren  en  Bloemen is  zoo  gantfeh  quaadaardig,  , 
 dat  men  in Spaanje  en  andere Landen  de  fpitzen  der  
 Pijlen daar in  fteek t,  om de Wonden  ,  daar mep ge-4'  
 .geeven,  ongeneesbaar  te maken  ;  volgens ’t getuygems  
 'van  C amerarius. D ooiej 
 Voorts heeft óns de ervarenheyd geleerd,  .indien  ie- jjjkhey*1  
 mand  in  h eeie Z om e r s} wanneer 't Z a p  krachtiger als in  var.  
 minder  heete  is  ,  een Mes  o f  ander  Geweer  daar  in ^  ca  
 le g t,  *t zij  dat het u y t de Bladeren o f  uyt de Struyken gjo etn&