
 
        
         
		J 5J  B e s c h r y v i n g   v a n 
 L X V I I   H O O F D S T U K . 
 MUSCAATBOOM. 
 -*vw<S?)Us,  en  ook  M oschateboom  ,  in  
 het Ncidcrlandfch  genoemd,  is  in al  
 de voornaamfte Geweften van  Europa  
 een  raar  en  ongewoon  G ew a s :  
 noch  veel  raarder  in  onze  koude  
 Neederlanden.  Eevenwel heb  ik  drie  
 deezer jonge Boomtjens,  niet  ten vollen  
 de  dikte  van  een  kleyne vinger,  noch de hoogte  
 van  vier voeten halen konnende, in mijnen Thuyn binnen  
 Groeningen gehad  ;  eene derdehalf jaar lang  in  het  
 leeven behouden  ,  en  dezelve,  neevens een  gioot getal  
 Boom-beminners,  dikmaal  met  vermaak  aanfchouwd. 
 Ik  verwagtze nu weer u y t Indiè'n,  gelijk mij  door een  
 Brief uyt  Batavia beloofd  is. 
 Verfehcy-  In *t Latij n werd  decze Boom  geIieeten ArbOR M y ’   
 de namen.  RIST ICA,  M o sCH A T A,  o f  ARBOR  AROMATICA  *.  Hl  
 *t  Hoogduytfch  M uscatenbaum :  in ’t  Franfch A r-  
 bre  DE  M uscades  ;  en  in  het  ïtaliaanfch  N o  CE  
 M oscata. 
 Bloem,  of  D e   Bloem  der  Vruchten werd  in  ’t  Neederlandfcb  
 Foelje.  genoemd  Foelie ,  of Muscatebloem  :  in  t Latijn  
 Macis  :  in *t Hoogduytfch  Muscatbluet ,  o f ook  
 M uscatblumen  :  in ’t Franfch Fuille de  Macis,  
 M uguette  ,  o f  du  Macis :  in M ïtaliaanfch  fior  
 di Moscata.  Bij  de InwoonderS van Banda draagd  
 ze de naam van  Bunapalla:  bij  de andere Indianen,  
 en die van Decan,  van Japatri. 
 Vrucht,  De  Vrucht  zelfs  werd  in  *t  Neederlandfch  gehee-  
 of Noot  ten  M uscaat-noten  :  in  ’t  Latijn  nux  Myristi-  
 c a ,  nux  Moschata , ' o f  Nux  A romatica  :  in  t  
 Hoogduytfch Muscatnusz, in  ’t  Franfch noix Muscades  
 ,   in  ’t   ïtaliaanfch  noce  Moscata.  .Bij  die  
 van  Banda,  daar  de  befte  en Vmchtbaarfte Boomen  
 groeyen,  PAt-tA ;  bij  andere Indianen Japatri. 
 Tweed er.  °   Hiervan werden'in Ooft-Indiën en de genoemde Land-  
 ley foor-  ft re eken ,  ook in meer  andere  ,  doch  daar ze  niet  zoo  
 tco’  vruchtbaar  z ijn ,  gevonden  twee bijzondere  foorten,  
 namentlijk:  arbor  Myristica  foemina,  ó fM u s -   
 caatboom  W yfjen;  en  arbor  Mdschata  mas,  
 o f   Muscaatboom  Mannetjen ;  wien?  Vruchten  
 niet  zoo  rond,  maar  langwerpig-rond zijn.  D it  flag  
 heb ik  tot noch  toe nietleevendigof groeyende gezien.  
 Waarom  ik  ook  hier  alleenlijk  den  Leezer  zal  voor-  
 ftellen ’t  afbeeldzel  van  de  M uscaatboom  W yfjp,  
 gantfeh eygentlijk  na  het leeven geteekend.  D e   hier  
 vertoond werdende Vruchten zijn ontbloot van de uyt-  
 wendigfte dikfteSchels  welke,  d o o r ’t  zwellen van  de  
 rijp-werdende  Vrucht,  opbarft,  en  jaarlijks  van  zelfs  
 .  neervalt;  op  dat de overfchoone,  lieflijk-rood-Scharlakene  
 verwe  der  Afufcaatbloem  ( welke  naderhand,  
 als de  Noot  droog werd ,  een Oranje-venve bekomt,  
 gelijk  die  in  deeze  Landen  werd gezien )  mogt  aanfchouwd  
 worden  :  en  dan  o ok,  op wat voor een wijs  
 de  Noot  in  de Bloem  le g t ,  als  deeze van de  Vrucht  
 afgefcheyden  i s ;  vermits ze op dien  tijd niet alleen  op  
 *t fchoonfte,  maar  ook  in  haar hoogfte vermogen  en  
 grootfte volmaaktheyd ftaat. 
 D’ Au-  U y t   eygener  aart  blijven  deeze  Boomen  gedurig  
 theur  groen  ;  doch laten in onze Landen  ‘s Winters zomtijts  
 heeft3er  veeie  bladeren  vallen:  zijn teeder van natuur,  en  zeer  
 S “ et  bezwaarlijk  kan  men  haar  in  deeze  koude  Geweften  
 als derde-  lang  bewaren  ;  ’t welk  ik  zelfs door  eygene ervarent-  
 halfjaar  ^eyd  ,  en  tot  mijn  groot  leedweezen  ,  heb  beyon-  
 behouden  ^en:  want van drie welgeftelde  Stammetjens heb ik er  
 niet  meer  als  een,  en  dat  noch niet langer als derde-,  
 half jaar konnen behouden, onaangezien  al de moeyte,  
 en  zonderlinge v li j t ,  van mij  hier toe aangewend. 
 Aart.  Van  naturen wallen z e , in  hare geboorteplaats,  hoog 
 van ftam, en zijn grauw achtig  yan verwe:  leeven  lang; 
 Mufcaat- 
 Wijfjc. 
 d e   B o o m e n ,  I  B o e k ,  13 6 
 en bloeyen wel driemaal  in  een  jaar j  zoo  dat men zé gedurig  
 ziet  beladen met  rijpe  ,  onrijpe,  en  eerft aankomende  
 Vruchten  ;  welke voortkomen  hier  en  gintlch  
 uyt verfcheyde  plaatzen der Takken;  meeft  een alleen; 
 ook w e l,  doch  zelden,  twee bij  malkander. 
 De  Bloem  is  w it;  zoo  in  verwe als'grootte  i e  van  » « « « .  
 onze  Peer  o f  Karjfe-bloefem  zeer  gelijk;  met  onaangenaam  
 van  reuk.  Als  deeze  Bloemen  eenige  we y-  
 nige  dagen  open  geftaan  hebben,  vallen  ze  ichie- 
 1  D e ’  Bladeren  ftaan  overvloedig  veel  aan  deezen  
 Boom;  verfcheydene bij malkander,  aan kleyne  fteelt-  deren,  
 jens,   en  zelden  een  alleen  hangende.  Aangenaam-  
 groen  zijn z e ,  blinkende  van  verwe  aan  de  bovenfte  
 zijde  :  in  ’t midden met  een  groote  ,.  regt-doorgaande  
 Ader  voorzien,  waar  u yt verfcheydene.andere  kley-  
 ner  voortkomen,  en  tot  aan  de  kanten  uytlopen.  
 Gemeenelijk zijn ze lang  v i j f ,  en  breed twee vingeren  
 breedte  :  voor  wel  rondachtig  ,  doch  eyndigende  in  
 een  (pits punt.  Als men z e ,  groen  zijn^é, wrijft, gee-  
 venze  een  zeer aangename  rettf van  zich;,  dieze  o o k ,  
 alhoewel droog geworden  ,  niet  haaft verliezen.  Hard  
 en  fteevig2ijnze  van aart.  vnirli,™ 
 D e   Vruchten ,  o f  Mufcaat-notcn  ,  deezes  Booms  ,  
 rijp  geworden  zijnde,  werden  driemaal  in  ’t  jaar  a f geplukt  
 ,  te  weetén 'in  September  ,  Maert,  en  in ah-  
 andere  Maanden  ,  daar  toe  bequaam  zijnde.  Hier op  
 moet wel nauwkeurig werden  g e le t:  want  de  fchoone  
 verwe  bedriegt  dikmaal  de menfehen  ,  zoo  dat ze  die  
 afplukken, eer ze noch  rijp genoeg  zijn  :  waar  op ze  in  
 hare  natuurlijke  grootheyd  verminderen,  en  ligtekjk  R  ^  
 verderven  :  dan worden ze Rompen genoemd  ,  en  daar  
 1  voor  verkogt.  ,  «  , 
 Eerft  is  deeze  aangename  Vrucht  met  een  dikke  tocl?-  
 Schel ,   o f  groene  Bajl,  gelijk  de  Okker-noten,  overtogen: 
   Welke,  door de  rijpüeyd,  geopend  w e rd ,  en  
 dan vertoond zich aan de Vru'chreea. dunne Schel,  ge-  
 lijk  een  netje  daar  om  gelegt.  Deeze  noemd  men  1(.nomd#  
 Foely  ,  o f  Mufcaten-bloem ;  die,  als ze  wel  bewaard, Noot.  
 werd,  acht  o f   neegen  jaren  kan  goed  blijven.  Daar  
 na  volgd  al .weer een Schel,  harder,  en  houtachtiger  
 dan  de  andere;  die  van  de  Ok^er-noten  zeer  g e lijk ,  
 doch wat bruyner van  verwe; welke geopend werden-  .  
 d e,  ziet men de Noot zélfs.  .  ..  w   troor 
 D e   Mufcaatboomen beminnen  een goede aarde, be-  aarlIe  
 ftaande  u y t  twee  deelen  g ro f  zand  ,  zonder,  eenige  bego. 
 '  zoutigheyd  iri  zich  te  hebben;.  drie  deelen  M o l  o f  reu. 
 Mift  van  verrotte  Boqm-bladeren  ;  een  deel  tweejarige  
 kleyngewreevene  Paerdemift,  en  een  deel  eenjarige  
 Hoenderdrek,  genoegzaam door malkander  ge-  
 arbeyd  :  een  opene  luchtige  ,  warme ■ ,  v r y e ,  en bequaam  
 ter  Zon  geleegene  plaats,  voor  alle  koude  e.n Wajn]K1  
 felle  winden wel bevrijd ;'  niet  te veel Water,  altijd iri  ming.  
 de  Zon  lauw  geworden.  Konnen  niet de minfte Rijp,  
 o f  eenige ongeleegentheyd der Lucht verdragen : moeten  
 derhalven  zelfs in de Zomer wel nauw gew agt,  en  
 in  September  bij  tijds  binnens  huys gebragt.zijn  ,  op  
 een  warme  plaats  gefteld,  waar  in  men  door  de ge-  
 heele  Winter  vuurd  ,  gelijk  van de Kaneelboom  is ge-  
 zegt.  Moeten ook voorts op dezelve wijze in alles door  
 3t gcheele jaar waargenomen  en beftierd werden. 
 K R A C H T E N . 
 DE   Mufcdatnoten  zijn '\varm  en  droog  in  den  
 tweeden  Graad  ;  wat  verftoppende  van  aart. 
 O p   allevley  wijzen  geb ruykt,  verzachten ze  
 d eLeever,  en de Milt-,  wechneemende'al de verjlopt-  
 heyd der zelve;  verfterken  en  verwarmen  de lïarjfenen,  
 i e  Moeder,  en Maag:  drijven uyt  alle Winden, en het  .  
 Graveel:  beletten het Braken,  ’ t H ik h»  ■  ™  de Her[~ W ‘f  n   
 klopping:  maken  een goeden Adem  :  veijaagen het Co- Laruaai»  
 lijk,,  vn  de  koude P i t ,  met  Wijn  en  een weynig  Ba- pufiitil-  
 kelaar ingenomen:  verfriffehen  het  geheele  Ingewand[: 
 zijn