Hoe men Die van deeze Planten begeert, tot zijn gebruik , '
goede goede,, bequame Wortelen te krijgen , zaaje dit Zaad
fcanTeko- mct een a%aanc}e Maan van JHnitu : 200 ^bieten ze
men. niet voor teegens de Winter in Bloem, en al de kracht
blijft in dè Wortelen, welke men dan kan uytneemen.
Daarenboven , indien men de Bladeren boven wil toebinden
, gelijk van de Endivie is gezegt, zoo kan men
ze ook in een Salade gebrayken.
Aanwin- Het Zaad van al de fooiten word gemeenelijk met
uing. de voorgenoemde Maan in -Af ril de aarde, niet diep
geza yd , aanbevolen ; en hier door konnen ze alleen
aangewonnen worden.
K R A C H T E N .
‘Galen- Ub. ’1’ Cicorey is verkoelende en verdrogende in den
Simp. 8. I I tweeden graad; ook een weynig te zamentrek-
kende van aart; afvagende, zuyverende, en
drogende, door hare natuurlijke bitterheyd.
Rafislib.de De Wortelen gekookt, ook de Bladeren als een Sala-
simp.c.iS. de, o f met andere fpijfen gegeeten; o f in Wijn gezo-
'timb'c 2 den, en daar van gedronken; o f ook het Poeder der
Tmg.lib.i. gedroogde Bladeren, en Wortelen, met Wijn ingeno-
c-S$>. men, verfterkt de Maag: doed gemakkelijk Wateren:
Dodon.lib. neemt wech de brand en verftopping van de Leever,
* * *' van het geheele Ingewand, en van de M ilt. Stild de
Buy kloof : zuyverd de Moeder: jaagd de doodeVrucht
u y t ; ook alle galachtige Vochten. Is goed voor de
Waterzuchtige; teegens langduurige Koortzen : de
Steen en het Graveel der jonge Kinderen; de Hert-
kloffing. Verfterkt het Gezicht: in Spaanfche Wijn
gek oo kt, en daar van t ’elkens een Roemertje gedronken,
verdrijft de Geelzucht; doch is voor koude naturen
zoo goed niet.
Tabern.l.4. Het uytgeparftte Zap *s morgens nuchteren met W ijn
c’ 2^* gedronken, belet h etBloedfpopewen; verzacht de Hoofd-
f i jn : en maakt de flappe Borfien der Vrouws-perzonen,
daar mee beftreeken, ftijf en vaft.
Camer. in De Bloemen en Wortel, geftoteh, en op de Leeden,
Matth.l.i. van ’t Podagra geplaagt, plaafters-wijze gelegt, neemen
fpoédig de fmerten daar van wech.
De Bladeren gefloten, dan op Gezwellen en Zeer en
gelegt, geneezen de zelve.
C L V I I I H O O F D S T U K .
A R T I C I O C K.
lO o aangenaam bij veele, als wel be-
1 kend bij. alle. W ord in het Needer-
. landjeh met deezen , en , mijns wee-
tens, met geenen anderen naam genoemd
, behalven dat veele A r t i -
c h o c , o f A r t i s o c k fpéllen. In ’t
Latijn C i n a r a , C a r d u u s Sa t i v ü s , en C a r d u u s
a l t i l i s : * in het Hoogduytfch St r o b ï l d o r n , maar
gewoonêr A r t s c h o c k r o f A r t i s c h o c k : in het
Franfch A r t ich a u t ; en in het Italiaanfch C a r -
d o , C a r c i o f i , A r t i c h i o c c o , o f ook A r c h i -
CH OCCI.'
Vier on- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vier
derfchey- onderfcheydene foorten, namentlijk: ,
dene foor- T ' r
en . 1 . C in a r a v u l g a r i s ma jo r , or gropte gemeenc
T Articiock. I I. V u l g a r i s m in o r , o f kleyne gemee-
ne Articiock. III. M a jo r A n g l i c a n a ' f r u c t u
r u s c o , o f groote Engelfche Articiock^, met eenbruyne
Vrucht. TV. C in a r a A n g l ic a n a m in o r fu s c a ;
o f Engelfche kleyne bruyne -Articiok. Alle zijn ze van
ceven de zelve B omving en Waarneeming.
Grond. Zij beminnen een luchtige, goede, zoo wel zandige als
0jr- kleyigeaarde; doch wel en rijkelijk voorzien met tweenaarnfin^
ïar*Se Paerde- en Koeyemift; ook veel A fch : waarom
het Latijn. ^an deeze Plant niet zonder reeden heeft bekomen
de naam van C ina ra , zóo veel als A schkruyd :
een vrije, wel ter Zqn geleegene plaats, op dat de zelve
met hare Stralen aan alle kanten , zonder verhindering,
daar op mag fpeelen; en veel Water. Geeft
in deeze Landen niet alleen Bloemen, maar'ook bij goe- Bloemen,
de Zomers, als ze vroeg komt te Bloeyen, volkomen 2,aad'
rijp Zaad.
Kan gantfehelijk niet verdragen de ftrenge koude Waarne
der Winter. Derhalven moet men haar teegens de ming-
zelve in den aanvang van November, o f als het begind te
vriezen , eerft met aarde hoog aan-, o f opvüllen, dan
met varfTche warme Paardemift, o f ( ’t welk ik voor
beeter houde) met K i f, o f Schoenmakers R u n , wel
dekken, tot aan ’t bovenfte der Bladeren.
Men neemt ze ieder Voorjaar op, met een wallende Tijd van
Maan yan Maert. Elke Scheut, o f L o t , fnijd men °pnee-
van de oude af, een weynig Wortel daar aanlaténde, o f min8>
flegts een kleyne Knobbel, om daar aan Wortel te kon- ve J J "
nen vatten. Dah zet men ze terftond weer in zulk een ting,
grond, als hier boven befchreeven i$>; niet dieper als
de lengte van een vingerlid, zulkerwijs, dat ze maar
eeven konnen ftaan. Dus krijgen ze meerder warmte
van. de Zon aan hare Wortelen , en dragen veel beeter
als de geene die dieper gefield zijn: inzonderheyd als
men elke Plant drie voeten van malkander zet. Want
om, wel tp dragen, hebbenze goede Luchten veel warmte
van noden.
Indien iemand geneegen i s , deeze Vruchten vroeg Hoe men
te mogen hebben , die late eenige Planten ongerept blij- vroeg dee-
ven: neem al de jonge Scheuten daar a f, behalven, een ^ ||jj|
o f twee van de grootfie en fierkjle. Steeke ook rondom bekomen,
een weynig van de Wortel a f ,.. en leggc daar om heenen
een goed deel twee-jarige kleyn-gemaakte Paardemift :
zoo geeven ze niet alleen veel vroeger, maar ook veel
grooter Vruchten.
Zij konnen ook aangewonnen worden door Zaad, Aanwin-
niet iri deeze Landen vergaderd, ’t Welk men met een
wallende Maan van April plant, en niet boven een ftroo- lnen(jair
breedte diep, ontrent twee voeten van malkander, in bij moet :
de aarde moet leggen. Indien men het met de punt liaQlle*efl‘
om laag fteek t, zoo zal het kleyner en flegter Vruchten
geeven. Doch deeze manier van aanteeling- is in
onze Geweflen zoo gevoeglijk niet, als die door jonge
Scheuten , u yt de oude Wortelen voortkomende;
onder welke men de befte ën grootfie tervoortvbk-
king u y tkieft, gelijk alreeds hier boven gezegt is.
Daarenboven, zoo iemand deeze Vruchten, eeven Om t e
voor de -Vorft , op de volle Maan met een lange Steel
affnijd , en de zelve aan de gemeldde Steel, met de tehouden.
Vrucht omlaag, ophangd, zoo zal hij die lange tijd goed
behouden konnen; vermits dan de vochtigheyd, uyt
de Steel na beneeden zakkende, de Vrucht in goede ftaat
doet blijven. •
O ok kan men de Stoelen der Articiocken.een geheel Om de
jaar, lang goed bewaren, als men ze', de Vruchten een
we ynig, o f half gaar opgekookt zijnde ,. daar u ytr cjocken
neemt; in zen Vaatje, o f hard gebakkene grauwe Poti een geheel
hol en luchtig op malkander leg t; dan gefmoltene Boter
daar óver giet, zulker w ijs , dat ze geheel daar van be- ren>
dekt zijnv Naderhand kan. men z e , ' wanneer men
w i l , daar uythalen ten geb ruyk; zoo nochtans,' dat
de geene, welke men bloot ziet leggen, pp nieuws
met gefmoltene Boter overdekt móeten worden.
K R A C H T E N .
DE Articiocken , o f Vruchten van dit Gewas, Gal
welke men alleen ter fpijs gebruykt, woi'r^/g
den geoordeeld warm en droog te zijn in den Doi 1. :ĥ
tweeden graad. ^ .• -. j-xv: : . . c^‘
Rauw met Peeper gegeeten, gelijk van zommige ge-
fchied, zijn ze zeer zwaar te verteeren ; geevep quaad
voedzel, en maken geen goed Bloed.
Maar zezoden, en met een eoede, o f lekkere Saus,
* ' & ' daar