
 
        
         
		echter,  met een wallende Maan van Maert o f April,  
 in  Potten,  o f  houte Vaten,  na dat ze 'groot zijn  ,  ge-  
 •  plant zijnde,  in Oiïober binnens huys gebragt worden,'  
 op  een luchtige plaats,  daar weynig in gevuurd werd:  
 want  een  kleyne  Vorft binnens huys doed haar  gantfeh  
 geen  fchade,  indien ze blijven  ftaan op dezelve plaats,  
 daar  men ze  eerft gezet he eft,  en niet  op  een  andere  
 fte ld ,  vermits ze  zulks  ongeeme  lijden.  Indien  iemand  
 haar buyten  laat blijven  ,  hij  zal bevinden,  dat  
 ze ,  door fterke Vorft,  ligtelijk tot aan de Wortel zullen  
 verderven. 
 Waar op,  Moeten derhalven  in November  (wanneer men haar  
 bij hare  buyten wil laten )  met houte Planken,  o f  met Stroo,  
 Queeking,  roncjora  dik bekleed,  en  tot boven  toe met R u n ,  o f   
 drooge Turfmul,  bedekt worden;  daar men  dan Pannen  
 oplegt,  om,  gedurende de Winter,  door de Ree-  
 gen  geen  nattigheyd  te ontfangen.  Mogen  ook niet  
 voor  )x&£-April, als de meefte  koude en nagt-rijp  voorbij  
 is ,  weer ontdekt,  en  van  haar befchultzel ontbloot  
 zijn.  Dus handelende,  zal men bevinden,  dat ze zoo  
 frifch  en  zuyver  zich  vertonen  zullen,  als midden in  
 de Zomer:  doch indienmen  ze eerder wou ontdekken,  
 zoo  zouden  z e ,  door  een  haaftig-overvallende  nagt-  
 rijp ,  o f  andere ongeleegentheeden des Voorjaars,  lig-  
 teJjjk. aan  hare  Bladeren  geele  kanten  krijgen  ,  o f  al-  
 lenxjensten hal ven  verft erven; waar door ze  al hare  aanzienlijke  
 fchoonheyd zouden verliezen,  
 agt geno-  Indien  ’t  nu  quam  te  gebeuren  ,  door  eenig  vermen  
 mQet  2Uym ^  van gantfch niet,  o f  niet wel genoeg gedekt te  
 wor  cn.  2jjn  geweejb f  dat  veele harer  Tdk&en verdurven,  en  
 te niet gingen,  zoo moet men  de Boom tot  de  grond  
 toe  affnijden:  dan  zal hij  uyt  zijne Wortel,  welke niet  
 ligteliik door de ongeleegentheyd  der  Winter  te eene-  
 maal  vergaat,  krachtig weer uytfchieten,  en,  zoo dikmaal  
 zulks  gedaan  word  ,  zijne  bevallijke groenheyd  
 weer vernieuwen. 
 Aanwin-  Deeze  Boomen werden  aangewonnen  door  twee  bij-  
 ning;  zondere middelen. 
 Door de  E er ft,  door hare Vrucht,  welke men  Bakelaar ,  
 Vrucht  o f  ook wel Boontjens  noemd.  Deeze zayd men  in 
 Sakèlaar.  p otterij  met een wallende Maan  in May,  ontrent  een  
 ftroo-breedte d iep,  en men  zetzè op  een warme plaats..  
 Zomtijds moet men ze met Water begieten. 
 Door de  Ten anderen, door hare bij  de aarde uytlopende jonjonge  
 Loten  ,  welke .bij  langheyd  van  tijd  wel van  zelfs 
 Wortel  vatten  ;  ihaar echter  veel  haaftiger,  wanneer  
 men  haar door een  Pennemes voorzichtig infnijd. Deeze  
 neemt men van de oude a f met  een  waflende  Maan  
 in April, en men  verplant ze  in Potten, om  dies  te eerder  
 en  fterker  te mogen groeyen. 
 Laurier-  D e  Laurus A mericana,  o f  L aurierboom uyt  
 boom uyt  A merica  ,  van  al  de  andere  foorten  de  hoogfte  in  
 America.  waar£jc ?  maar ook  de  teederfte  ,   bemind een goede  ,  
 zandige aarde, met  een weynig twee-jarige Paerdemift,  
 Wat voor  een-jarige  Hoenderdrek  ,  en  het Mo l uyt  verouderde  
 aarde, hij  Boomen;  o f  in plaats van dit,  gemaakte grond van  de  
 begeerd,  afgevallene Boom-bladeren ,   wel door een gemengd  :  
 een  opene,  v rye,  luchtige  ,  wel  ter Zon geleegene en  
 warme  plaats,  genoegzaam  befchut  voor  alle  koude  
 Oofte- en No orde-winden.  Iri  tijd van droogte wil deeze  
 Boom met geen  ander dan Reegen-water,  ’ twelk in  
 de  Zon  een weynig lauw  gewofHen  is  ,  matig begoten  
 z ijn :  want deeze  vochtigheyd geniet hij  geerne,  doch  
 “niet al  te  veel. 
 Geeft ia  In deeze koude Geweften geeft hij  noyt eenige Bloecvnze  
 Lan- men,  veel min Vrucht o f  Zaad.  Verdraagd ongeeme  
 Bloem* ^   koude Her ft-reegenen,  M ift,  fterke Winden,  Rijp, o f   
 noch  eenige Vorft.  Werd derhalven met een volle,  o f  ook  
 Vrucht,  wel met een waflende,Maan van April o f  May,^  in  een.  
 P o t,  o f  houte Bak  (na geleegentheyd zijner grootte)  
 geplant zijnde  ,  in  ’t begin  van  Oiïober,   o f  ook wel  
 eerder ,  na de  sefteltenis  van ’t Weer ;  binnens huys  
 gebragt,  op  een  luchtige ,  niet  al  te  warme plaats;  
 waar in  niet anders, als bij  fterke V o r f t,  door een  y  zere  
 O ven werd gevuurd;  doch wel verzeekerd voor al- Hoe ||^  
 le' wind- en lucht-tochten.  Moet ook,  zoo lang deWin- deeze  
 ter duurd,  alleen met  een weynig lauw-gemaakt Ree- Booten  
 gen-water,  maar twee- o f  ten hoogften driemaal,  van  ”Joct  
 boven zagtjens begoten,  en niet voor half—April,  o f  men>  
 wat later ,   na dat de Jaars-tijd bequaam o f  onbequaam  
 i s ,   met  een  aangename  lucht en  zoeé  reegentje  weer  
 buyten gefteid,  en dé Zpnne-ftralen voorgezet;  voor  
 koude  nachten ,  Hagelbuyen  ,  en  andere  ongeleegentheeden  
 voorzichtig  gedekt,  en  zorgvuldig  bewaard  
 worden. 
 Deeze  Lauwerboom ,  gelijk de andere,  blijft  ver- Gedaante  
 cierd  met  een  altijd-durende  Groente;  laat  eevenwel £ ^ S en'  
 in  de Winter  de onderfte  ,  door ouderdom  ,   o f   door bUderea  
 eenig  ander  toeval geel gewordene Bladeren,  van  zelfs  
 vallen.  Deeze zijn ontrent  een hand lang,  en nauw-  
 lijks  een kleyne vinger lengte breed;  voor aan,  op de  
 wijze  van  de  gemeene  L aurierboom  mannetjen  ,  
 fpits  toegaande, doch niet zoo. hard van aart, noch zoo  
 blinkende.  Komen  voort nu u y t de eene dan uyt  de  
 andere  zijde van  hare Takjens,  niet  hoog boven malkander, 
   in ’t ronde;  ruftende op korte Steeltjens.  De  
 verwe is bleek-groen.  Hebben  in  ’t midden een regt-  
 doorgaande  groote Ad er , waar uyt veele kleyne voortkomen. 
   Als men ze knauwd,  vallen ze in  ’t  eerft  een  
 weynig bitter,  ook flijmerig,  doch geeven naderhand  
 een  regte Lauwer-geur van  zich. 
 In  onze Landen konnen deeze  Boomen aangewonnen Aanwin.  
 werden door  hare bij .de Wortel o f  boven de aarde u yt- ning.  
 fchietende jonge Loten,  welke men  ten halven  infnijd,  
 op  de  wijze  der Angelieren;  met  aarde  bedekt,  aan-  
 vuld;  en  de tweede o f  derde Zomer,  als ze genoeg geworteld  
 z ijn ,  op  de  voorgenoemde  tijd  en  met  een  
 diergelijke Maan,  van de oude afneemd,   ën in Potten  
 verplant.  Geen andere  wijze van  aanwinning hebben  
 wij  hier. 
 Onze  gemeene  L aurierboom  mannetjen is ten  Laurier,  
 tijde der oude Romeynen,  gelijk de Hiftorien der vori- jen Tee-  
 ge Eeuwen getuygen ,  gebruykt geweeft tot een Tee-  
 ' ken van  algemeene  blijdfcliap en Ovenvinning  :  wierd ning.  
 ook  zeer  ho og   geacht.  Neevens  veele  doorluchtige  
 Helden, kan ons hier van ten  voorbeeld verftrekken  d'ePlut. Al-  
 tweede Roomfche Keyz,er O ctavius A ugustus. M o | |   
 was  de  eerfte,  die ,  over  zijne  verflagene  vijanden  g  r>  
 triumpheerende  ,  een  gevlochtene  Laurier-kroon Dm in  
 heeft op  ’t Hoofd gedragen  ;  het welk naderhand ge- 7ul-  .  
 volgd is geworden van al zijne Zeegepralende Nazaten; 
 Scipio,   volgens  *t berigt van  Plutarchus  en A p -   '  
 PIANUS,  die groote Romeynfche Veld-overfte  ,   als hij  
 de  Carthaginenz.en  had  t’onder-gebragt,  d roeg,  bij  
 zijne Triumph,  in de eene hand een Scepter, m de andere  
 een L aurier-tak.  Als de  Zoldaten  van den  Groo-  
 ten Pompejus  zich hadden  ingebeeld een gewifle  Zee-  
 ge teegens Julius C aesar  ( welke ze echter niet ver-  
 kreegen)  beftakenze  al  hare  Tenten  d o o r ’t  geheele  
 Leeger metLAURiER-TAKKEN;  dpch vermits ze gefla-  
 gen wierden,  moeftenze dezelve hare vijanden  tot een  
 gedenkwaardige B uyt  agter laten. 
 Paulus M mil ivs  ,  als hij  Perseus,  Koning der ?//#. /•>)*■   
 Macedoniërs,   had o verwonnen,  keerde,  na de beko-  
 mene  Zeege,  weer in zijn  Leeger,  en  vereerde al de j e Com.  
 Krijgs-overften  met  L auwer-takken.  ,: Mil 
 Vervolgens heeft men ingebruyk gebragt,dat men,  
 ten Tee ken van verkreegene Overwinning ,  zelfs de Y -  ||||p   
 zers  der Pieken  en  de Boogen  der Zoldaten ,  de  Schee-  
 pen van  O o r lo g ,  de  afgezondene  Brieven ,  in welke  
 melding van de  Zeege wierd  gedaan  ,  met  L aurierbladeren  
 beftak.  Gelijk dan  ook noch heedenfdaags  
 veelerweegen  de Hoofden  der Overleedene  met  Laurier  
 werden omvlochten,  als een Teeken van Zeege,  
 wijl ze  overwonnen  hebben al de elendige  moeyelijk-  
 heeden des'tijdelijken leevens,  waar in noyt volle ver-  5  
 genoeging o f  hérten-ruft  te vinden  i s ,   als alleen in de ^5!  
 overgeeving van  zich zelven aan den wille Gods, en in 
 de 
 de wel  te vreedenheyd des Gemoeds door  ’t G e loo f en  
 ons vertrouwen op  hem  ;  geruft zijnde in  alles wat hij  
 doed  na  zijn  welbehagen  en  Almagtige  W ijsh eyd,  
 hoe ‘t ook gaan mogt* 
 K R A C H T E N . 
 Gttllib.  j   Aurier-bladeren zijn warm  en droog in  den tweesin( 
 6.  I   ^ den  Graad;  verzachtende van  aart.  In  de mond 
 geknauwd,  weerftaan ze  eeri  quade ,  pcjlilcntiale  
 L u c h t:  openen  de  verftoptheyd van Leevcr en M i l t ;  
 pok van  de andere inwendige Deeien.  In Wijn gezo-  :  
 den,  zijn  ze  goed  teegèns  het  Graveel,  de Geel- ep  
 plin. lib'  Waterzucht:  verwekken dc Maandflonden  der Vrou-  
 ,3. «J>. 8. wen ;  verftetken dé Maag ,  de verkende Moeder,  de  '  
 Vrucht,  en  de Blaas:  verdrijven  ’t  Colijkj  breeken  de  
 Stee«;  'doen  veel  Waterlaren,  en  z ijn ,  bij  Spijzen  
 matig gebruykt,  zeer gezond. 
 Joh. Bo-  Drie Drachmen Stof van Lauwer-bïaderen me t rbo-  
 ieaslib.m de  Wijn  geb ruykt,  herffeld  de  neer-geZonkenc L ijf-  
 Xs.j.r«/. moeLer%  In  een  zakje  o p ’t Hoofd g ele gt,  diendtot  
 ▼ erfladdng der uwMifcHtnffmeii. 
 Nicolaus in  De Vruchten dér Lawwerhoomen ,  genoemd  B ake-  
 Antidotar.  ia a r  , zijn warm  en droog in ’t hoogfte  van den  tweeden  
 Graad.  Gefloten  ,  en met Spaanfche W ijn ,  o f   
 Zyroop van Farfara,  o f  Hoef-bladeren,  dikmaal gé,  1  
 Viofcir.  I.  “my k t ,   zijn  zéér dienftig voor de  geehe,  die  van de  
 i.cnf.iop Hoefi,  o f  een  quade Borfl werden  gequeld,  en in  hare  
 natuurlijke krachten  afneemen.  Een Drachma van  deeze  
 Bakelaar met Wijn  ingehomen,  wanneer men gaat  
 ïlapen,  doed  zweeten:  geneeft dè beeten  tufieeken der  
 I  caftm-  giftige Dieren  :  maakt  ectens-lufl  :  drijft  uyt de Secrm-  
 I  ’ü i u   ‘l'" a 1  o f  ATageboorie;  en werkt  voorts  al ’t zelve dat  
 I   ,  '  van  de  Bladeren gezegd  is.  Een gelijke‘ kracht heeft 
 ook de Bafl der Wonden  ■  warm en droog in den  derden  
 Graad.  . 
 I   Bohn. lib.  De uytgeparftte Olyo uytwendig opgefireeken,  ver-  
 I  M S  I  fterkt de Maag  :  helpt dè geraakte o f  lamme Leedcn : 
 I   j B E ™  düegebreeken, welke uyt koude óntftaan:  ge- 
 I  '  f neeft  dé  Schurftheyd  :  verdeeld  het  geronne  bloed :  
 doed verdwijnen  de blauwe plekfen, bekomen door een  
 v a l,  o f  door Stokslagen  ;  en  dood de Wormen ,  zob  
 wel-inwendig als uytwendig gebruykt.  Werd ook gedaan  
 bij. alle Zalven,  en op F la e f i e r s welke men be-  
 reyd om  te  doen  fcheyden  ,  te  verwarmen  ,  ook  de  
 trekking  en  fmert der Zéenuwen  te  geneezen. 
 V  Cemt.in  Twee ’ ftukkeri  van  hel Hout  deezes  Booms  teegens  
 I  B W !  !nalJj:ander gewreeven, maken vuur, waar vanmenzich  
 I   in tijd  van nood kan  dienen. 
 V   H O O F D S T U K . 
 WILDE  LAURIER. 
 ^amcn*  het  Neederlandfch  dus  genoemd, 
 S l l i S I t ï i l ï c  TINÜS’  S aurus  iNODORA,of Lau- 
 L auro  salvatico.  Hier  van-zijn  
 . . . . .   -  miJ  'in  haren  aart  bekend  geworden 
 -...  _  Vtj f  bijzondere  /börten;  teweeten:  
 soldat-'  *   L aurus, tinus  o f  tinmus  vuigaris.  folio  
 foorten.  TRISTI>  o f  gfmeene wilde Laurier,  zonder  reuk,  
 met  een  droevig,  o f  geen  blinkend  blad.  II.  Laurus  
 tinus L usitanica,  o f  wilde  Laurierboom  uyt  
 ortugal ;  die ook van  veele  werd  genoemd  San-  
 guinino ,  wijl zijne  Bladeren  zijn  vercierd met roode  
 doorlopende Aderen.  III.  L aurus tinnus C reti-  
 CA,  ol WILDE  Laurier  van Candia.  IV .  Lau-  
 Rus tinnus-major  fouo  glabro, o f  wilde  groote  
 Laurier,  met  blinkend  Loof-,  en  V .  L aurus  
 tinnus  minor  folio  clabro,  o f  klhyne  w i l d s 
 L au rier met  gladde  Bladeren.  A l  te  zamen  zijn ze  
 van bijna dezelve  Oueekjngy. 
 .  beminnen  een  gemeene  Zandige,  goede,  lu c li-Wafvrirt|i  
 tige aarde,  voorzien met een weynig twee-jarige Paer-  aarde zij  
 demilt:  een,opene,  warme,  v r y e ,  wel ter  Zon ge- Beminnen»  
 leegene plaats,  en  tamelijk  véél water;  doch  verdra*  
 gen ongeeme veel koude  Herft-reegenen ,  Storm-win*  
 den,  Rijp,  fterke Vorft,  en andere ongeleegentheeden  
 van  de Winter.  Moeten  daarom  in Potten  ( o f  boute  
 Hakken  ,  wanneer ze  groot  en  fterk  zijn  géwordén)  w  
 met een waffende Maan van April geplant,  in  *t begin  S g " " "   
 van' Ottober,  o f  een weynig later,  na dat de Jaars-thd  
 zich aanlteld,  binnens huys gebragt,  en  op  een  lucb-  
 tige  plaats ,  daarze  door  de Venftefen  ,  zöölangaïs  
 mogelijk  i s ,  de  Zonneftralèn  konnen genieten,  maar  
 bevrijd voor alle  tochten  ,  gefteid werden.  Met een  
 matige vochtigheyd moet men ze in deeze Winter-tijd  
 voorzien,  en niet voor in ’t begin,  o f  ten halven'^-  
 p r ,l,  met een  zoete reegenachtige  lucht  weer buyten  
 zetten,  doch-welbewaard  engedekt voor koude rijpen-  
 de Nügten.  . . 
 Ieder jaar in den Herffi beginnen ze voort te brengen  BloeMeii;  
 aangename  witte  Bloemen,  welke  de  geheele  Winter  
 door duren.  Aan de Portugalfche. ziet men de fchoon-  
 l t e ,   vermits  zich  daar  onder  vermengd  een  lieflijke  Zaad.  
 roodheyd.mét een aardige bevalhjkheyd,'gantfch aanzienlijk. 
   Geeven  ook  dikmaal  volkomen  rijp Zaad,  
 t welk met  een Aprilfche  volle Maan  in Potten  ,  on- Aanwin  
 trent  een  halve  vinger-breed  diep,  holletjes  gezayd  ningdoot  
 word.  Hier door kan men ze genoegzaam aanwinnen.  ^,aa£*‘  
 Maar dan.ook door haré bij  de Wortel uytlopende jon '-  D  •  
 ge Loten  :  welke  men  met  een  volle Maan  in Maert  geLotim*  
 met een  Pennemes  voorzichtig  ten halven  infnijd,  op  
 ■ de  wijze  der Angelieren.  AlSze Wortel gevat  hebben  
 £  het  welk  gemeenelijk  in. de esjrfte Zomer  gefchied  )  
 fmjd men ze  in  ’t volgende Voorjaar,  o f  in  ‘t  tweede  
 daar na,  met een Aprilfche volle Maan  van  de oude af,  
 en men verplant  haar in  Potten. 
 De L aurus tinus  creti ca , o f  wilde Laurierboom Wildd  
 van  Candia  ,  is  teederder  van aart,  dan  de  vooriee.  Laurier-  
 W ilv o o r  fterke Winden, en veel koude Herfft-reegenen  boom  vart  
 ook nauwkeuriger  bewaard  zijn.  In  den  aanvang vafi  Canci“ ‘  
 Oüober, - Zomtijds  ook  wel  eerder,  moet  mén  deeze  
 Boomen  binnens  huys  brengen,  cn  met  een  Weynm  
 lauw-gemaakt  Reegen-water,  gedurende de Winte r,  
 onderhoudenden  begieten. 
 In  t laatfte van Map,  en  begin van Jun iu s ,  bren-  Bloemen,  
 gen ze  voort  eenige weynige Bloemen,  bij malkander  ttaar  
 zittende,  maar grooter Z a a d ,  als de vier andere foor-  ||§teW   
 ten  ,  in  een  dikke knop  ,  gefcheyden  in  drie  deeien  ;  
 waai' in drie korlen werden  gevonden  ;  doch  in deeze  
 Landen  komen  ze  n o y t  tot  hare  volkomene  rijp-  
 heyd/  .  -  -  '  f   ‘ 
 O o k   groeyen  ze  in  deeze  Geweften  nauwlijks  ter Geftalte  
 hoogte van drie voeten.  Hebben veele teedere,  kor- ^er Bladeu  
 te  en  dunne  Takjens,  zwart-bruyn  van  verwe,  en  rcn‘  
 voorzien  met  veele  Knobbeltjens;  waar  aan  Bladeren  
 voortkomen,  dié  van de gemeene wilde Laurier  zeer  
 gelijkvormig, doch wat kleynder,  en  onordentlijk <*e-  
 ftéld in  ’t bovenfte der Takken.  Voor  aan gaan ze een  
 weynig fpits  toe:  hebben  korte Steeltjens, en  zijn  vercierd  
 met  doorlopende  zichtbare  Aderen  :  ook don-  
 ker-groen  van verwe;  van naturen  hard,   en een weynig  
 dik. 
 K R A C H T E N . 
 DE[Vruchten,  o f  Bezien,  der  wilde LauWerboo-  Gel,,,,.,-  
 men  gèftöten  in  den  Herfft,  en  daar  uyt een  do-Laa-  
 Oly geparft,  werd  gebruykt  om  te verdrijven  r!eT:„  
 defchilfcrighcpd der Hupd,  deKrasewagie,  en Zeerig-  ^ez‘e0*  
 hepd-,  inzondefheyd als men ze  een weynig  kookt met  
 ■ wat  Goutglèe,   o f   Lpthargirium  a u r i,  en  goede  
 Edik. 
 K j , V I   H O O FD *