Indiaan- Het G eranium I n d icum nó c te odoratum ,
fche flore VARIEGATO , o f Indiaarifihe Oycvaarsbckii bij 1
Oyevaars- met een bonte Bloem , zoo wel degroanagc’
ric- te > middelsoort, als kleyne, zijn veel teederder van
kendémet aart. Konrien geenzins de Winter-kpude, ook niet veel
een bonte vochtigheyd, in deeze Geweften verdragen. Moeten
Bloem, derhalven, in Potten gezet, voor veel Reegen, inzon-
derheyd in den Herjft , gewagt; in ’t begin van Oclo-
ber binnens huys, en op een goede, luchtige plaats gè-
fteld worden, waar in altijd bij vrie&cnd Weer word
Waarnce- gevuurd; gedurende de geheele Winter onderhouden
ming. met flegts een weynig lauw-gemaakt Reegen-watef;
maar beeter is * t, dat men ze geheel droog laat ftaan.
Niet voor in ’t begin van April mag men ze weer b u i ten
brengen, met een zoete Lucht en Rëegen, ineen
ZonnebalgS gevuld met warme Paerdemift, ieder twaalf
dagen weer vervarfcht. Immers zoo nauw moet men
haar wagten voor veele , inzonderhèyd Sneeuwachtige
vochtigheyd, als dekken voor koude Winden.
Knobbel- Zij krijgen uyt een bleek-bruyne , tamelijk-dikke,
wortel. doch niet zeer lange , onder fpits toegaande , ën boven
meteen duune hals voorziene Knobbelwortel zeer fchoo-
, ne Bladeren, niet hoog boven de aarde verheeven.
Deeze zijn in ontelbare deelen , op de wijze van
T hapsia , doch klèyner, en al te zamen voor fpits
Gedaante7 toelopende, gefneeden, o f ingekerfd; een kleyne hand
der Blade- lang, meer als drie vingeren breed; met dikke, ronde,
ren* roodachtige en ruyge Steelen, digt bij malkander, u yt
het Hert der Plant, in ’t rónde Voortkomende, voorzien
; oók met fterke ,• én wit-ruyge Zéenuwenj o f ;
Ruggen, van onder alléén zichtbaar. Donker-groen
zijn ze van verwe; hard in *t aanraken ; wat dikachtig (
van aart; ftijf ftaande; onder alderbreedft, en alzoo aU
lenxen verminderende;/voor fpitzeV toegaande. U y t
welker midden öpfchieten ronde ,/ flegte' en geftreepte
Steelen, ter Hoogte van een Maatvoet, wat meer o f
minder.
Geftalte Op de bovenfte Toppen der zelve' komen de “Bloeder
Bloe- men te voorfchijn, beftaande uyt v ijf B ladertj ens, ver-
en*' re van malkander gefcheydén.,' voor fóridachtig , o f
ftomp toegaande , hebbende de breedte van een kleyn
ftroobreed; groenachtig-^geel van vêrwe; in ’ t midden
vercierd met een geheel zwarte breedejtreep. Geeven
van zich een zeer aan'genamz reukj, niet bij dag, maar
alleen bij nagt, hoe donkerder hoe-lieflijker. Staan op
tien ó f twaalf langz-Steelt jens, in ’t ronde aardig, gelijk
een Kroon, bij malkander ge'fteld ; en blijven eenige
dagen lang goed. Vergaan daar na in haaf zëlven ,
Zaad. en geeven een lang Zaad, 'óp de wijze van het G eran
ium C r e ticum an nuüm , o f M oschatum , dat is,
een-jarig Oyevaarsbek^uyt Candien, o f als APufcus riekende.
Bij goede warme Zomers word het in onze Landen
zomtijds rijp.
Aanwin- Het moet met een 'wafTende Maan van April ofJlTay,
nlnS- niet boven twee ftroo-breedte diepte, de aarde worden
aanbevolen, in een P o t, gevuld met goéde zandige grond,
en een weynig twee-jarige Paerdemift. Hier door kon-
•» nenze alleenlijk aangewonnen en vermeenigvuldigd worden.
Welrie- G eranium malvaticum odoratum In d icum ,
k^nde. In- o f welriekende Indiaanfche Oyevaarsbek^ met Bladeren
Ó^vairs- 'üeln ï krijgt uyt een tamelijk-dikke, ronde ,
bek met. bleeke o f wit-achtige, taye, en in de Mond geknauwd
Bladeren: wordende zeer te zamentrekkende Wortel verfcheydënë
van Mal- rondë Stéden fzelden zich regt ophoudende, maar han-
WorteL ^§§|§f gémeenelijk neerwaarts gebogen. Zijn rond ;
Steelen. zoo; dik'&ls eens kinds vinger; bleek-groen van verwe
terwijlze noch jong zijn ; doch als ze ouder worden •,
ziet men ze bruyn-verwig; zeer aardig vercierd met een
•gantfch teedëre, zachte ruygheyd, en veele een weynig
verheeven é Teeden.
Gedaante Aan deëze Steelen komen de Bladeren voort, twee
der Blade- en twee regt teegens over malkander gefteld; ruftende
ren* op tamélijk-lange, dikke, ronde, en ruygachtigeSteeltjens.
Hebben een' gedaante van onze M al va vul-
garis , o f gemeene Malve 3 doch meer en aardigerge-
.plooyd, o f in vouwen gelegt; ook wel zoo groot, en wat
dieper ingefnceden; dan noch niet zoo zeer rond, maar
driehoeks-wijze gefteld ; ruygachtig van aart; boven
aangenaam bleek-groen ; onder bleeker: aan dë randen
rondom zeer aardig als getand, o f een weynig inge-
z.aagd: wat zu u r , doch aangenaam van fmaak ; ook
te zamentrekkende ; en in ’t midden voorzien met drie
groote Aderen; u yt welke veel andere, tot aan de
kanten uytlopende , voortkomen. Met de hand aangeraakt
, o f met de vingeren wat gewreeven wordende
, geeven ze een zeer lieflijke , teedere reul^
van zich.
Tuflchen de zelve , uyt de leeden van de voornaam- Geftalte
, fte Steel, ziet men hier en daar een andere lange en der Bloc.
teedere Steel voortkomen , ftaande gemeenelijk op- men.
waarts gekeerd; op,wiens bovenfte punt vier, v ijf , zes,
ook wel zeeven Bloemen, in ’t ronde bij malkander gevoegd,
te voorfchijn worden gebragt. Tamelijk groot
zijnze,bleek-purpur-verwig, zonder reuk. Beftaan uyt
v ijf langwerpige , en voor ftomp-rond toegaande Bladert
jen s, van welke drie om laag, de twee andere om
hoog gekeerd ftaan. Ieder deèzér beyde heeft twee
fchoone , zeer aangename bloed-roodeT?^/^#, welke
men in de drie onderfte niet zoo fchoon, maar daar alleenlijk
met twee o f drie zeer flauwe en teedere flreekjens • 4
voorzièn ziet. Van binnen is een bleek-witte Knop,
voor begaaft met veele purpure draadjens. Deeze vier
of; v ijf dagen open geftaan hebbende, vergaan in haar
zelv.en, en laten eyndelijk na een langwerpig, bleek-
bruyn Zaadje; op de wijze van de andere fpprten. Het Zaad.'
welk met een waffende Maan van April de'aarde aanbe-
vplen wordende, génoegzaam voortkomt. O ok kanAanwin^ '
deeze aardige Plant alleenlijk hier tdoor aangewonnenning
worden.'
Zij blijft van naturen eenige jaren lang in *t leeven: Waamee:
doch kan de koude dèezer Landen ’s Winters niet rain2’
wel uytftaan. Moet derhalven, in een Pot gefteld,
ter dier tijd binnens huys op een luchtige plaats bewaard,
en met flegts een weynig vochtigheyd ‘'onderhouden
zijn. Want in de/geméldde Winter kan
ze niet veel Water, zonder verrotting, verdragen.
G eranium I ndicum tenuifo lium , o f Indiaan- indiaaa- I
fche Oyevaarsbek met [malle Bladeren, fchiet uyt een ^ ^
kleyne, vmger-dikke, bruyn-verwige, regt-neergaan- nietfnu||c I
d e , en met eenige teedere Veekelen voorzien zijnde Bladeren.
Wortel eenige Steelen , rond , effen en flegt; bruyn-rood,
met ve;rfcheydéne leeden vercierd ; teedef o f dun van
a a ft, regt öpwaarts gekeerd, o f ook wel een weynig
aehtèr over hellende. Aan welke voortkomen de Bladeren,
nu u yt de eene, dan uyt de andere zijde, hol
en luchtig boven malkander; ook wel, doch weynig,
twee en twee teegens malkander over gefteld. Onder
aan de groo te,1 o f voornaamfte Steel■, houden zich twee
, kleyne, en voor in een fpits punt eyndigende Bladert- Gedaante
' jens, o f Oórtjens, in gedaante en ftellitfg niet zeer on- der zdre.
; -gelijk die van het G eranium I ndicum no c te odor
a tu m , o f Indiaanfch Oyevaarsbek^, bij nagt riekende;
ruftende op Steelt jens , ontrent een vinger lang,
boven plat, onder rond-toegaande, donker-groen vef-
wig; niet ruyg;- ook zeër weynig o f niet blinkende ;
wat dik in ’t aanraken; en in zeer veele groote en kleyne
Deelen, of-Takken, hoornswijze ingefneeden: in ’t
midden voorzien met een dikkë Rugge, ó f A d e r , uyt
welke andere , in. elk deel z ich verfpreydende, voortkomen.
Als .men ze in de Mond knauwd, vallen ze een
Wéynig bitter, ook wat zuur^wanJmaakj, en zéér te.za-
mentrekkende van aart. .
Teegens welke regt ovëraan hare Steelen voortfehie-
ten andere dunne, en lang e Steelt jens, hebbende boven ^ Bloc,
op haren top vier kleynelangwerpige en1 fpits toc_ ©en.
gaande Bladert jens : in welker midden gemeenelijk gezien
worden drie bij malkander geftelde fchoone Bloemen
,
g^ r a ^ tixjm I n d ic u m NOCTE O D O R A TUM .