na de geleegentheyd en verandering der aarde, waar in
ze gezayd o f geplant werden. Wij achten onnodig, al
deeze verfcheydenheeden hier op te tellen ,. vermits ze
doch al te zamen van eeven dezelve B omving en Waar-,,
neeming zijn.
Wat voor Zoo wel de eene als de andere beminnen een gemee-
«naarde nCj mulle, wel-gemeftte grond ; en veel vochtigheyd:
” een opene, v r ije , en wel ter. Zon geleegene plaats.
Konnen fterke koude, en alle andere ongeleegenthee-
den des gantfchen Winters uytftaan. Geeven in ’t tweede
jaar rijp Zaad, en vergaan daar mee.
Werden in dèeze Geweften niet door. hare afzétten-
de Bolletjens aangeivonnen , maar alleen door *t gedagte
haar Zaad; 51 welk met een afgaande Maan van Maert,
niet diep , 'maar hol en luchtig, in de aarde werd gezayd.
Want dan werden ze veel grooter , en wallen
dies te beeter voort; inzonderheyd als men hare Bladeren
dikmaal met de hand afbreekt; ’t welk op een droo-
ge dag moet gcfchieden , anders zou de Reegen in hare
holligheyd vallen, en alzoo tot de Bol neerwaarts
zakkende, dezelve verderven.
In den Herffl krijgen ze hare volkomene grootte, en
werden dan met ëen volle Maan ppgenomen ; ’s Win-
f binnens huys bewaard; ' en als.de volgende Maert
aangekomen is, zet men haar, met een afgaande Maan,
weer in. Hoe deeze foort van Bol-planten naarder aan
haar eynd is gekomen, hoe men haar vrolijker ziet
ftaan , en veel beeter als te vooren ; het welk zonder
verwondering niet aangemerkt werd. W ij moeten hier
ook niet voorbij gaan , dat de kleynfte Bollen , o f Ci-
pollen, op de gemelde wijze weer in de aarde geftoken
werdende, niet komen te bloeyen , gelijk de groote ;
doch daar teegens ontrent de Winter zeer groot en uyt-
neemend zijn. Hare Steelen werden > weegens hare
' teederheyd, zeer ligtelijk van de wind Om verrè geworpen
: derhalven-men de zelve aan ftokjens binden, en
het Zaad ook niet eerder affnijden moet, voor dat het
zwart geworden -is.
Wonderlijke
ey-
genfchap
lijkheyd.
K R A C H T E N .
ü
Hefiod.
A Juyn is warm en droog in den vierden Graad :
heeft eevenwel noch eenige vochtigheyd in zich;
.. fcharp van aart, bijtende, en de grove Vochten
fcheydénde. Alderbeft zijn ze te gèbruyken met een
afgaande Maan ; want dan krijgen ze nieuwe krachten,
welke in teegendeel verminderen als de Maan zich in ’t
walfen bevind.
Rauw gegeeten, geeven ze geen’ goed voedzel aan ’t
Ligchaam. Zijn ook de Maag onaangenaam.
Lufit. 1.1 . . Als ze twee- o f driemaal in varfch water zijn ge-
enarr. 145-. k00k t , verliezèn ze hare fterke réuk en fmaak. Zijn
lib. simp. dan ° ° k , matig gegeeten, veel beeter, als anders. Ver-
cap. 41. zachten ’t Ligchaam ; verwèkkeh éetens- en bij (lap en s-
Rajis lib. iuj } ; vermeerderen de Me lkjn der Vrouwen Borften :
Diofcï'l V. doen de Maandjlonden voortkomen : verdrijven de
c. 181. Winden : zetten ’t Water uyt de Blaas v o o r t; en zijn
dienftig voor de Waterzuchtige. T e veel genuttigd,
verderven ze ’t G e z ig t ; veroorzaken Hoofdpijn , en
zijn fchadelijk voor teedere, hitzige, en galachtige
Menfchen.
Tlin. I. io. ’tZap van Aj/tyn met O ly vermengd, is goed voor
c' J- den Anbey, o f de Takken aan het Fondament: belet het
uy mallen des Hayrs, en doet het in teegendeel fchielijk
groeyen, wanneer men ’t Hoofd daar mee beftrijkt. In
de Ooren gedaarï, verdrijft het de hardhoorendheyd.
Met Edik vermengd, verjaagd het de Schurftheyd:
ftempt het bloeden uyt de Neus. In Melk gezoden ,
dood het de Wormen, ’t Zelve Nat met Boter door-
mengd, ftild de pijn der zeere Teepelen aan der Vrouwen
Borften.
Do J<m. lib. Ajuyn van binnen uytgehoold, dan met Citroensap
a3* c. 17. en Theriac gevuld; weer toegemaakt, onder heete afch
gelegt', en zoo lang gebraden , tot dat alles te zamen
onder-èen gemengd i s ; voorts wel uytgeparft ; en dit
Zap dus ingegeeven de geene die de Pefi hebben , ge-
neeft dezelve , als men haar terftond daar op doet
zweeten.
HenAjuyn-bol metComijn-zaad .gevuld, en zoo gebraden
, 't Zap daar u yt geparft, en in de Ooren gedaan
, neemt wech de doofheyd, en ’t geruyfch der
zelve.
In Wijn gezoden:, daar na gefloten, dan in O ly gebraden
, en bij wijze van een Plaefter onder de Navel
gelegt, verdrijft de fmerten der nieuwlijks gebaard hebbende
Vrouwen.
In de Gaten- der Mollen gedaan , werden deeze Dieren
daar door gedood o f vérdreevén.
X X V I I H Ö O F D S T U K .
P A R E Y E.
tO e rd in het Neederlandfch niet alleen verfde
1 deezen Naam , maar ook dien van de namen. ■!
Kle yn L ook. Werd in ’t Latijn ge-
» heetèn PoRRUM : in ’t Hoogduytjch
’ L auch : in ’t Franfch Porreau ,
in ’t Italiaanfch Por.ro .
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden Vier on- 1
vier onderfcheydene foorten, namentlijk: ' ^ derfchey- j
I. 'PoRRUid C a p it a tüm , o f Parye met Bolletjens. (^^m‘ |
I I . Por rum SECTiLE , o f Pareye die men fnijden kgn.
III. PoRRUM SYlvestre , o f wilde Lookcparye. •
IV . PoRRUM junceum^ o f Bieslook,j die ook SciE-
nódoprasum :werd genoemd. Voor ’t meefte gedeelte
zijn ze alle van eeven dezelve Bottwing en Waar-
neeming.
Zij beminnen een gemeene, zandige, ook wel geen Wat voo>
zandige, doch varfch-omgefmèetene, en wel-gemeftte
grond : een opene , vrije en luchtige plaats; ook veel nen.^ **
water. Geeven gemeenelijk volkomen rijp Zaad. Verdragen
, zonder eenige verandering o f ongeleegentheyd,
felle V ó r f i, en andere ongemakken des tijds. Willen
van ’t Onkruyd geenzins verdrukt, maar daar van zuy-
ver gehouden zijn. .
Men zaydze, indien men w i l, iéder Jaar, met een Aanwin«
waffende Maan van Maert, en men' laatze ongefneeden nu)S*
blijven : anders brengen ze noch Bloenf noch Zaad
voort. Derhalven de geerté, die van het Porrum Ca-
pitatum, o f Parye met Bollet jens, anders Bollookj Zaad
willen winnen^ niets daar van moeten affnijden; maar
wel de zelve óp het tweede jaar in een nieuw-gemeftte
grond, op de genoemde tijd en met de gemelde Maan,
verplanten. ' v v . ' ./
Het Porrum feÜile, o f Pareye , welke men dikmaal Parey, ^ie
fnijden m a g , moet op dé zelve wijs behandeld, doch ^
behoefd niet verplant te zijn, ten ware men zulks doen
wou. . A l werd ze fchoon niet afgefheeden , om Zaad
daar van te bekomen , zoo zal ze echter niet bloeyen,
voor óp ’t derde o f vierde jaar.
K R A C H T E N .
Arey, o f Bieslook^ is verwarmende en verdrogen- Diojc.lt.,
de m den derden Graad. Doet alle grove Voch- c‘
tigheeden fcheyden: veróorzaakt gró f Bloed; verdonkerd
het G e z ig t; is fchadelijk voor lieden van een
P
haaftigen, oplopenden aart; ook voor die mager zijn ,
en ontfteltenis in dé Nieren hebben. •
In Wijn gezoden , en daar van gedronken , is zeèr ?Un-110‘
goed voor de Waterzuchtige : verdrijft het Colijk,.■> en c'^jiUs l. u
de dronkenfehap: verwekt de Maandjlonden: doet ook Serm.i.
veel Water maken ; verzacht het Ligchaam , en zuy-
verd het Bloed1
De Bladeren gezoden, en op zeere Teepelen gelegt,
Sfcneezen dezelve. Met May-wormen zoo lang in Oly
ö J gekookt,
j)tJon. Ub.
I Juchj. I Hift. Pbwt.
gekookt, tot dat het derdedeel verzoden is, en dan op
Gezwellen gedaan , zijn zeer dienftig tot geneezing der
zelve. Eeven dit N a t verdrijft de pijn en de Wormen
der Ooren, als men ’t daar in giet. ’t Zap mét Honig gedronken , is goed voor de bee-
ten van vergiftige Dieren , en voor vervuy 1de Wonden.
Met Wijn ingenomen , doet de Vrouwen gemakkelijk
van hare Vrucht yerlojfen. Met Saffraan van onderen,
als een Pejfaris geb ruykt, verwekt de Maand-
flonden.
*t Zaad gefloten, en met Wijn ingedronken, is zeer
dienftig teegens de druppel- o f koude Pis. Verwekt
ook de/«/? tot bijjlapen. ’tZelve gefloten met een wey-
nig Myrrhe, en met Roozewater gemengd, belet het
JBloedfpouwen.
Voorts heeft de Parey dz zzhtz krachten , welke wij
van de Jdjuyn hebben voorgefteld.
M o l y . Z e e -a j u y n . 30Ó
X X IX H O O F D S T U K .
1 Twee ver-
■ fchey-
Me foor- ,
winnen.
IWaarnee-
K W
KflanwinpW
»» l\]jt
t obel
plant, fol.
X X V I I I H O O F D S T U K .
B E R* G L O O K .
»N het Neederlandfch niet alleen dus,
maar ook van zommige •Se r p e n t -
look genoemd. In het Latijn A l -
l ium A l p in um , A l l iu m Se r -
iPENTINUM , o f V iC T O R I A L I S
l o n g a : iri ’t Hoogduytfeh L a n g
L auch , S ie gw u r t z ., en Sie b e n H am k o r n : in
’t Franfeh A i l Se r p e n t i n ; en in ’t Italiaanfch K -
g l io Se r p e n t in o , o f A g l io S a l v a t ic o .
Hier van zijn mij in haren aart bekend twee ver-
fcheydene foorten; te weeten:
I. ViCTORIALIS MAS LATIFOLIA LONGA , o f
breed-bladerige, Berglook^ Mannetje. I I. V i c t o r i a -
LIS .LONGA ANGUSTIORE FOLIO FCeMÏNA , o f
BerglookWijfje met finalle bladeren. Beyde zijn ze van
eeven dezelve Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen een zandige , luchtige , goede aarde;
met een.weynig Veen-grond , twee-jarige Paerdemift,
en een-jarige Hoenderdrek door-mengd : een opene ,
warme, vrije,' wel ter Zon geleegene plaats, voor alle
koude Oofte- en Noorde-winden befchut; ook matige
vochtigheyd. Konnen, uyt warme Geweften eerft
in deeze Landen gekomen , de koude deezer Winters
niet wel verdragen. Geeven de eerfte volgende Zomer
Bloemen ; ook zomtijds wel de tweede , maar verminderen
daarna, eri kbmen al quijnedde te verfterven;
immers, brengen geene Bloemen méér voort.
Moetén in ’t tweede jaar opgenomen , en met varf-
fche aarde voorzien zijn ; *t welk gemeenelijk gefchied
in ’t begin ó f *t midden van Julius> Worden ook alleen
vermeenigvuldigd door hare aangewaffene bollet-
jens; welke men, weegens hare teederheyd, met een
waffende Maan van September in Potten verplant en bewaard.
KRACHTEN.
BErglook^ is heet en droog in den derden Graad;
zeer bequaam om gebruykt te worden in tijd van
Pefi. Geneeft de beeten der Slangen en dolle Honden.
Doet de Maandfionden voortkomen. Verwekt
luft tot bijflapen ; dood de Wormen ; verdrijft de pijn
cn krimping des Buyks ; doet ook gemakkelijk wateren.
M O
itieede-foort van Verfchey-
mijns weetëhs, met gee- de namen*
nen anderen naam genoemd, noch in
’t Neederlandfch , noch in eenige andere
Spraken ; behalven dat, ze in ’t
Latijn ook wel werd geheeten A l -
■ . .. l ium . De Italim'» zeggen M o l . . Ee„(
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden een vcrfchey*
goed deel verfcheydene, en beziens-waardige foorten, de foor-
namentlijk: ^en*
I. Moly Homericum l a Tifolium, o f breed-
bladerige Moly van Homerus. I I . C aule t r ian -
gu lar i , o f Moly mét een drie-hoekige Steel. III.
A rabigum , . o f Moly uyt Arabiën. IV . L atifo -
l 1 u m Hispanicum , o£ met breede Bladeren uyt
Spaanje. V . Montanum a Ng.ustifolium , o f
Berg-moly met Jmalle Bladeren. V I . M inimum, o f
zeer kleynëMoly, ' èn dan riocli Veel meêr andere , onnodig
te noemen, wijl ze dóch al te Zamèn Vaii de zei- .
vé Oueekjng en Waarneeming zijn. wat roóf
O o k beminnen ze alle één goedé , luchtige , éti ge- een aarde
meene, zandige aarde, voorzien liict een weynig twee- ZÜ bemm*
jarige Paerdemift : een opene, Vrije , luchtige plaats,
en matige vochtigheyd. Geeven hiet alléén jaarlijks Bloemen.’
Bloemen, maar ook dikmaal, bij goede Zoihérs,' vólkomen
rijp Zaad. Konnen fterke koude, en meêr andere
ongeleegentheêden des tijds verdragen. Waarna;
Moeten ieder Zomer, in ’t midden van J u liu s , o f ming.
een weynig later, uyt de aarde genomen, op een droo-
ge plaats gelegt , en niet voor September in een op
nieuws bereydde grond, met een afgaande Maan,weer
ingezet zijn. Doch wil men’er veele Afzetzelen van '
winnen, zoo moet men haar een hand-breed, o f noch Aanwin«
dieper zetten. Want hoe de Bollen lager in de grond ning.
zijn geplaatft , hoe ze meer Afzetzelen geeven. Mo gen
ook wel twee jaren over ftaan , en alleen in ’t derde
jaar opgénomèn werden ; want hier door lijden ze
geen fchade. Werden ook veel bequamer aangewonnen
door hare aangegroeyde.jonge Bolletjens, als door
het langzaam voortkomend Zaad.
K R A C H T E N .
Diofc. til.
M Oly is van aart en krachten dé voor-befchreèvè- 3-^n*
ne Soorten van Look^niet ongelijk. D e Wortel
in de Mond geknauwd, doet braken. Gefloten
, met Zalf van Iris vermengd, en van onderen ,
als een Pajfusgebruykt, opend de Moeder der Vrouwen.
X X X H O O F D S T U K .
Z E E - A J U Y N .
jP het Neederlandfch niet alleen d u s , VerfcheT'
maar ook bij veele Sq u il l e genoemd, de nameni
In ’t Latijn en Italiaanfch Squ i l l a ,
Sc i l l a , P a n c r a t iu m , o f C e p a
, M a r in a in ’t Hoogduytfeh M e e r -
ZWIBEL : in ’t Franfch’ St ip o u l l e .
Deeze krachtige Bol-plant heeft te e r geerne een ge- Watveor
meene , zandige, ongemeftte, o f ook wel met een een aarde,
weynig twee-jarige Paerdemift voorziene grond : een z0 bcmi*i
opene, warme, luchtige, wel ter Zon geleegene-
plaats; en weynig o f geen water, al waar *t fchoon in
’t heetfte van de tijd. Is gantfeh teeder van aart. Kan
op geenerley wijs koude Herffi-reegenen, Pijp , o f Waarnoe»
Vbrfi verdragen. Moet derhalven , met een afgaande ming.
Maan in een Pot geplant zijnde, bij tijds binnens huys
werden gezet, op een luchtige wanpe. plaats, daar men
V ~ bii