
 
        
         
		StKfh,  D e  Bladeïen met  (parftenmeel  geftampt,  en op  allcrtii. 
  Sim{.  ley  zwellingen  gelegt,  verdrijven de  zelve.  Verteeren  
 *  lS8-  h e tZ e r in  der Vrouwen Borften,  èn laten  de Aft/£_daar  
 in niet  klonteren. 
 Drie o f  vier oneen  van het’ gediftilleerde Water eeni-  
 "ub^simbe  Se dagen achter malkander gedronken, is ook  zeer goed  
 f.41.  teegens al  de  genoemde  gebreeken.  Doed  daarenboven  
 j* ophouden  het • bloeden uyt de Neus.  Verfterkt  de  
 Maag v  opend  de  verftoptheyd  van  Leever en  M i l t :  
 maalt'een goeden Adem:  zuyverd de  Moeder ,  en het  
 Tandvleefch  :  is-  goed  voor  inwendigè  Breuken;  de  
 Durantes  Geelzucht,  en  bénaüwdheyd  der  Borft.  Verdrijft  
 hifi. Plant.  en  geneeft  de  Schurftheyd  van  der  kinderen Hoofden,  
 fol. 18ƒ.  daar-  rheê  gewaflehen  zijnde  :  en  met  Azijn  ingenp-  
 frien j  dood  de  Wormen. 
 van  geen  zwangere  Vrouwen  gebruykt  worden.  j s  
 goed  voor  de  geene,  welke  een  hooge  val  gedaan  
 en  zich -van  binnen  ver zeer d  hebben;  want het  doed  
 het geronnen Bloed,  inwendig  zittende,  zich  fcheyden. 
 Helpt de Melaatfche ,  de Engborftige,  en die bezwaarlijk  
 haren  Adem  bonnen  halen,  Geneeft de  Buykpijn  
 ën  Krimping  ;  pok  de geene,  die  dikmaal  o f   gedurig  
 Gal braken ;  en  de Geelzuchtige.  Bewaard  den Menfch  
 voor vergif,  en debeeten o f  fteeken der Slangen.  Dood  
 de Wormen,  en neemt wech de  blauw-geftageneplekken  
 op het Ligcha'am. 
 Het Zap  in  de Oor en gedaan, brëngd de daar in  zijn-1®  ie  
 de Wormen om het leeven.  In  de Neusgaten opgefnoft  ^   
 ftempt het  bloeden u yt de zelve. 
 Befte 
 Berg- 
 Aanwinuing. 
 cviir  H  o  o r i) s t uk . 
 B E R G M U N T . 
 IjTJs-  in  hét  Neederlandfch- genoemd  ,  
 fj| word  in  het  Latijn  geheeten  C al a -  
 i in Th a'  M ontana  :  *  in  het  Hoog-  
 i dujtfchi  B e r gm u n t z ï   ,  o f   A kker-  
 • m unt z :  in het Franfch  C a l am e n t ',  
 'en  in  het  Italiaanfch  C alamento  ,  
 M e n t p g g iA,  ;of  N epetelxa.  .  ;t 
 Hier van  zijn mij in  haren  aart  vier  foorten  bekend  
 geWorden;  namentlijk-:  n 
 I . . C alaminTha-  M ontana  v u lg a r is   officina-  
 rum, o f  gemeene Bergmunt,  in de Apotheeken gebruy-  
 lelijk .  I I.  M ontana  ïnodora ,  o f   Bergmunt  zonder: 
   reuk.-  III.  M ontana  p r ^e st an tio r   magnó  
 elore  ,• o f   Bergmunt met een groote Bloem,  zijnde- dë  
 Befte van^alle.  IV .  C a iam in th a   arvensis  O c y -  
 moides ,  o f  wildé  Calaminthe,  riekende als  Ocymum.  
 Meeft' al  te  zamen  zijn ze  van eeven de  zelve Bouwing  
 en Waarneeming.y'  - 
 Zij-beminnen  eèn  zandige  ,  gemeene,  goede,  wèl-  
 gemeftte  aarde:  een  luchtige,  bequaam  ter  Zort  ge^  
 leegene  plaats,  en  veel  Water.  Blijven  eenige  jaren  
 lang  in  het  leeven.  Geeven  ieder  Zomer  niet  alleen  
 Bloemen,  maar ook volkomen Zaady  en worden door  
 de: koude der  Winter  weynig befehadigd. 
 D e   C alamintha-  M ontana  pralstantior  
 •magno  flore  eevenwel,  o f   de  befte'Bergmunt  met  
 groote  Bloemen,  kan  de  ftrenge Winter-kpude zoo wel  
 niet -uytftaan,  als  de  andere  foorten.  W ó rd   derhal-  
 vèn bèéter in acht genomen,  en  gefteld op  een warmer  
 plaats,: voor  alle koude  O ofte- en Nootde-windenbt-  
 fchüt.  O f   ook-,: men  brengd  eenige deezer Planten,  
 in  den  Herfft  in  een  Pot  gezet  zijnde,  ’s Winters  
 binnens' h u ys ,  om s  indien de  buyten-ftaande  een verderf  
 mogt overkomen,  van deeze foort niet geheel beroofd  
 te  zijn. 
 Zij  worden  vermeenigvuldigd,  niet  alleen door haar  
 Z a a d ,  Eet  tf'étk  met  een  waflende  Maan  niet  diep  
 in  de  aarde  moet  gezayd  z ijn ;  maar  ook  door  hare  
 aangegroeyde' jonge  Wortelen  ;  defgelijks  met  een  
 waflende Maan van.de oude afgenomen,  en verplant. 
 K R A C H T E N . 
 Galen  lib  T~^ Ergmunt,   o f   Caiamintha  Montana,  is  verwar-  
 simp.Med.  r am e n d e   en  verdrogende  in  den  derden  Graad; 
 daar  beneevens  fcharp,  bijtende  en  verteerende  
 van  aart. 
 Tuchf. hifi.  Groen  in  Wijn  gezoden,  en  daar  van  een  Ro e-  
 Fl.c. i6j-.  mertje  gedronken  ;  anders  hêt Zap %  o f  ook  het Poe-  
 piofc. 1.3.  der  der  gedroogde  Bladeren,  met  W ijn  ingenömen  ,  
 Cj£tius Ui  doed  door  de  verwarmende  kracht  zweet en:  drijft  
 Serm.  r.  uyt het  Water der Blaas  :  verwekt  de Maandftonden y  
 en jaagd de doode  Vrucht af;  doch moet,  buyten  dit, 
 G I X   H O O F D S T U K . 
 WELRIEKENDE  LIS 
 mét  fmalle  Bladeren. 
 a lH y gN   het  Neederlandfch  niet  alleen  dus, Verichcy-  
 | p | |  maar ook  van  veele A corus genoemd, ücnamen.  
 | P 1I   In  het  Latijn  I ris  angustifolia  
 g S B ?* ODORATA.  én  A co ru s ;  van zommi-  
 ® ^ g e   ook  C a lam u.S  AROMATfcus;  al-  
 hoewel ze  het  rechte  C a lAmus A rom 
 a t ic  üs<; niet  is:  in  ’t Hoogdujtfch  C alm uS;  en in’t  
 Italiaanfch■  A coRO ,  C alamo  A r omat ic©;  eh' ook 
 HER BA  VENEREA. 
 Deeze  foort van  Zfer  bemind  een  goede i'zandige, Grond,  
 'maar  te  gëlijk’ welgemeftte  grond':  een  opëne  en ,ge-PJi3ts*  
 moegzaam  ter  ;Zon  ftaande  plaats;  ook  veel  Water. 
 Kan  fterke; Vorft  uytftaan. '  Brengd  in  deeze  Landen Haidhcyi  
 :noyt  voort  hare  kluchtige Bloemen >  ten  zij met  natte  
 •jaren;  o f  bij  goede Zomers,  doch  in  de  zelve dikmaal  
 ;met  Water,  begoten  wordende.  Geeft  ook  gantfeh  
 geen  Zaad.  Kan  echter overvloedig  worden  vermee- Aanwia>  !  
 nigvuldigd  door  hare  aangegroeyde  jonge  Woftelen jdng.  
 welke  men in  het  Voorjaar,  met een  walfende  Maan  
 van  Maert  o f  A p r il,  van  de  oude  afneemt,  en yer-  
 ■ plant. 
 K R A C H T E N . 
 HE t  welriekend L is met  fmalle Bladeren,  o £ Aco-  
 rus,  is droog en warm in  den derden graad; ookc-1-  
 duq van deelen. 
 D e   Wortel  geconfijt,  en daar van  ’s morgens nuch-  
 teren  een  ftukje gegeeten,  o f  de  zelve in Wijn gekookt,  
 maakt  een goeden  Adem  ;  ftrijd  teegens  alle  vergif’, c.i.  
 helpt  de  geene  die  L am ,  en  inwendig  gequetft  zijn : Tmg.l.u  
 doed gemakkelijk wateren.  Verdrijft de pijn der Zijde', c‘ 
 ■ van  de Moeder’,  Leever,  en  Borft.  Geneeft  allé  inwendige  
 Gefcheurtheyd  :  neemt  wech  de  dikheyd  eh  
 verftoptheyd  der  M i l t ;  het  Colijkj,  alle  dikke  taye  
 ftijmerigheyd en  kpude vochtigheid  van  de Borft.  Verwarmd  
 en  verftérkt de Maag.  Is  goed  voor de Beft,  
 en  alle  quade  Luchty'Pleuris,  én  Waterzucht.  Verwekt  
 de Maandftonden.  Geneeft  de b.eeten en fteeken  
 des  giftige  Dieren. 
 Het  Zap  dér  Bladeren  en  Wortelen in  de O ogen ge- JEthu /• >•  
 daan,  neetnt de Schellen o f  Vliezen van de zelve wech, Sem‘ ‘‘  
 en maakt een  klaar Gezichi. 
 D e   zelve  ‘Bladeren  in  Wijn  gezoden,  en  opge-  
 le g t ,  o f   met  deeze  W ijn   geftoofd,  verteerd allerley  
 Hardigheyd:  neemt  wech  de  Zinkingen  der  gezwol-  
 lene  Manlijke  Lee den,  en  de gezwellen  der  Vromvelifi  
 k*  Borftèn.  ^ 
 De  Bladeren  aan  de  Bijkorven  gehangen  ,  breh-  
 gen  te  weeg  ,  dat  de  Bijen  niet  zullen  wech  y lt~ j0i^,  
 gen” ;  maar  in  teegendeel  noch  meer  andere  tot  haar  
 \  lokken.  •  ■  1  r  ^  ■  '  /  .  ’  ^ 
 G X   H O O F D S T U K . 
 B  Verfchey-  
 Bdc namen. 
 ■ Vcelefley  
 I foorten. 
 Wat voor 
 wcliand c-  
 len liaan. 
 B^anwinfcngop 
 ■ vcedcr- 
 ■ eywij. 
 J rieande. 
 foorten, 
 L  I  S. 
 genoemd  in  het  Neederlandfch  *  
 word  in  het  Latijn  geheeten  I r is   ,  
 ^■  j  beteekenende  zoo  veel als éen Reegen-  
 l ,  om  dat  in  deeze  Bloem  al  de  
 wen  eens  Reegenboogs  gezien  wor*  
 ^den.  In  het  Hoogdujtfch  G i l g e n ,  
 o f   S c h w e r t e l   ,:  in  het  Franfch  
 Flam b e :  en  in het  Italiaanfch  I r id e   ,   G i g l i o   C e-  
 l e s t e ,  o f   G i g l i o   P a v o n a s so . 
 Hier van  zijn mij  in haren  aart  zeer  veel veranderlijke  
 foorten  bekend  geworden;  niet  alleen onderfchey-  
 den.in hare fchoone Bloemen,  maar  ook in  hare Bladeren  
 en  Wortelen.  A l  de zelve  hier  te  willen optellen,  
 achten wij  onnodig.  Zullen  derhalven  alleen  kortelijk  
 iets fpreeken  van  de  voornaamfte verfcheydenheeden. 
 De  I r is   bu lbo sa,  o f   Bol-lis,   welke  de  Needêr-  
 landers  J o n q p il l ie n   noemen  ,  is  zoo  veranderlijk,  
 dat  van  deeze  foórt mij  agttien verfchillende Bloemen,  
 en onder de zelve ook deeze,  bekend zijn geworden-  
 Iris  bulbosa  p r 2e c o x Pe r s ic a ,  o f  gemeene vroege  
 Bol-lis van Per zien ,  met  een  bleek-blauwe Bloem,  
 ,en  drie zeer donker-roode plekken op  ieder  eynd  van de  
 drie  neerwaarts  hangende  Bladeren.  Iris  bulbosa  
 PeRSIÖA  FLORE  CoeRULEO  ET  RUBUO  ODORATO  ,  
 o f vroege  Bol-lis  van  Verzien,  - met' een  wel-riekende  
 blauw en  roode Bloem.  Deeze  is wat  grooter als de vorige  
 ;  ook de Steel veel dikker;  doch weynig ,  o f  niet  
 met allen  hooger.  I ris  bulbosa  an gustifo lia  v a -  
 riorum  COLORUM, ofBol-lis met fmalle Bladeren  van  
 .  allerley  verwen,  agt  in  het getal.  I ris  bulbosa  la -  
 t ifolia  A n g l ic an a   ,  ó f   Engelfche Bol-lis met  brec-  
 de  Bladeren;  van welke gevonden  worden  neegen  bijzondere  
 Yoorten  ,  zoo met een-couleurige,  als met zeer  
 fchoone bonte Bloemen:  waar onder ook de  I ris  bu l -  
 •  BOSA  HlSPANICA  FLORE  PLENO  VARIEGATO  ,  o f   
 Spaanfche  Bol-lis  met  een  dubbelde  bonte  Bloem.  A l  
 te  zamen  zijn ze  van eeven de zelve Bomving en Waar-  
 neeming. 
 Zij  beminnen  een goede,  zandige aardige,  meteen  
 weynig  Veen-grond  en  een-jarige  Paerdemift  door-  
 mengd:  een  opene,  vrije  plaats,  en  matige  Reegen,  
 konnen  felle  koude  en  andere  ongeleegentheeden  der  
 Winter  uytftaan.  Bloeyen  zeer  w e l ,  en geeven  vólkomen  
 rijp  Zaad. 
 Dan worden  de  Bollen,  in  het  laatfte  van  J un iu s ,  
 ° f  ten hoogften  in  het  begin van Auguftus,  op  geno-  
 men,  op  een  drooge  plaats  g e le g t,  en  in  September  ,  
 met  een  afgaande Maan,  weer gezet  in  een op nieuws  
 geméftte  grond,  twee  duymbreed  diep.  Doch  hier  
 ontrent  moet  men  weeten,  dat zulks niet ieder,  maar  
 alleen  om  het  derde  o f   vierde  jaar  gefchieden  . mag.  
 Want  als  men ze  opgenomen  h e e ft,  bloeyen ze niet,  
 of  1 nemers  zeer  zelden.,  voor  ’t  tweede  jaar daar  na. 
 Zij  worden  aangewonnen ,  eerft,  door haar Zaady  
 net  welk  met  een  volle  Maan  van  September  de aar-  
 e 3  twee  ftroobreedte  diep  ,  moet  aanbevolen  zijn  :  
 an  komt  het  in  het  Voorjaar op.  Daar na,  en  veel  
 oequamer,  door  hare  aangegroeyde  jonge  Bolletjens:  
 want deeze dragen  gemeenelijk  het  tweede  jaar daar na  
 oemen  :  doch die van  Zaad voortkomen,  niet  voor  
 }et  vijfde  o f   zefde.  Maar  dan  ook  ziet  men  onder  
 bezienswaardige  veranderlijke verwen. 
 ,  f   f RTS  l a t ifo l ia   major  tuberosa  ,  o f  groot  
 oteed-bladerig  Lis  met  Knobbelige  Wortelen ;  L atifo-  
 LIA  Minor  »  o f   kleyn  breed-bladerig  L i s ;  ook  C ha-  
 mairis  ,  o f   lage  L is ,  genoemd,  en  I ris  an g u s t i-  
 Bit  met fmalle  Bladeren  ,  zijn  van  zeer  
 ^randerlijke  foorten;  echter  van  eeven  de zelve  Bou-  
 fng en W'aarneeming;  derhalven onnodig,  al  de  ver-  
 tcheydentheeden  hier op  te tellen. 
 Zij  beminnen  een  gemeene,  zandige  ,  luchtige  , Wat voor  
 doch  wel  vet-gemeftte  grond  :  een  wel  ter  Zon  ge- ecn  grond  
 leegene plaats,  en  veel Water.  Geeven  niet alleen  Bloe- zl\  l)cmiu‘  
 men,  maar ook volkomen,  rijp  Zaad.  Konnen  fter-  
 ke  Vorft,  en  alle  andere  ongeleegentheeden  des  tijds  
 verdragen.  Het  Zaad word  in  September  ,  met  een  
 waflende o f   volle  Maan,  gezayd  in  een P ot,  o f  houte  
 Bakje,  om  ’s  Winters  binnens huys  te  konnen  beWa-  
 ren.  Zelden  ziet  men  voor  het  vijfde  jaar  de eerfte Aanwin-  
 Bloemen  :  derhalven  ze  veel  bequamer  konnen  aange- ning.  
 wonnen  worden  door  hare  aangegroeyde  jonge  Wortelen  
 :  welke men met een  waflende  Maan  in  Maert  o f   
 September van  de oude afneemt,  en  verzet. 
 De  I ris  alba  la t ifo l ia   F lo r entin a,  o f  w it - ...  ,  
 te  breed-bladerige  Lis  van  Florencen,  en  Iris  l a t i - twee  a T   
 FOLIA  MINOR  PLORiosA  ,  o f   kleyn breed-bladerig  Lis  dere  ioor-  
 met een heerlijke  purpur-  en  wit-bonte  Bloem,  moeten  tea*  
 wel  zoo  warm  als .de  andere ,  ook  beeter ter Zon  ge-  
 leegen,  geplant,  en dikmaal  met Water  begoten  zijn;  
 zoo geeven ze jaarlijks  hare  Bloemen;   welke  anders niet  
 dan  om  het  tweede,  o f   derde  jaar  te  voorfchijn  komen. 
 D e   I ris  major  Susiana  ,  o f  groote  Lis van Su* Groot, en  
 fa   in  Perzien,  en  Sus iana  m in o r ,  o f   kjeyne  Lis klcyn Lis  
 van  S u fa ,  zijn  teederder  van  aart dan  eenige der voor- Perzkn  
 genoemde  foorten.  Konnen  niet  wel de  Winter-kpude  
 o f   Vorft verdragen.  Moeten  derhalven,  in  Potten  
 gezet,  in  Oüober  binnens  huys  gebragt,  op  een  zeer  
 luchtige  plaats  gefteld,  met gantfeh geen  vochtigheyd  
 voorzien,  maar gedurende  de  Winter droog  gehouden  
 worden  ,  indien  men ze  voor  verrotting  bewaren,  en  
 niet verliezen wil. 
 De  gemeldde  I ris  major  Su s iana,  o fgroote Lis  Verwon-  
 van Sufa,  brengt  uyt een geel-bruyn-verwige  Knobbel- derlijke  
 wortel  Bladeren  voort,  een-voet lan g ,  en  een  vinger  
 breed;  ook  een Steel,  ontrent  twee  voeten  hoog:  op  van  SufJS  
 wiens  bovenfte  punt  jaarlijks  zich  vertoond  de  won-  
 derlijkfte Bloem  ,  die o y t van  eens  Menfchen oog mag  
 aanfehouwd  worden.  Ze is  gantfeh  zwart-groen  ,  en  
 bleek-wit-verwig ;  gemarmeld  als  een  Slang.  Beftaat  
 uyt  zes  rondachtige  heerlijke  Bladeren,  onder  welke  
 de  drie grootfte om hoog  ftaan gekeerd;  de  drie andere  
 wat  kleynder  neerwaarts hangen  ;  ook  veel  zwarter  
 van  v erw e ,  en  in  het  midden  na  boven  (onder  een,  
 openftaande  mond  van  drie  andere  kleyne ,  en  met  
 een  zwart en  purpur  gecouleurde ,  half  rond  leggende  
 ftsgge  voorzien  zijnde  B lad er tjes)  met  een  zwart-  
 blinkende  en  hayrige  ruygheyd,  gelijk  fchoon  zwart  
 Felp ,  óp  een beziens-waardige wijs  vercierd  zijn. 
 Ieder  Zom er ,  als  ze  uytgebloeyd  hebben  ,  moet Hoe deeze  
 men  z e ,  in  het  begin  van  J u liu s ,  o f  het laatfte  van  Poort moet  
 Junius,  opneemen,  van  hare  onzuyverheyd reynigen,  behandeld  
 en  op een drooge  plaats leggen,  tot  aan  de  volle Maan  genomen  
 van  September,  o f   Oftober»  T e r   dier  tijd moet men worden,  
 ze wederom  reynigen  van hare dorre Bladeren  ;  de on-  
 derfte Veezelwortelen  een  weynig korten  ;  en  dan  zetten  
 in  Potten,  gevuld  mét  zandige aarde,  een weynig  
 Veengrond,  en  een-jarige Hoenderdrek doormengd,  en  
 kleyn  gewreeven.  Doch  eer  men  de  Pot  met  deeze  
 grond vuld ,  moet men’er  eerft onder in doen de hoogte  
 van  twee  o f  derdehalve  vinger  loutere,  wel  kleyn  
 gemaakte  twee-jarige  Paardemift,  en  darvde gemeldde  
 aarde daar  op  leggen.  Dus  gehandeld  ,  en  voor  veel  
 koude  Reegenen  wel  nauw  bewaard,  zullen ze  ieder  
 jaar  ongemeene  en  verwonderens-waardige  Bloemen  
 voortbrengen;  ’t welk anders niet zal gefchieden. 
 In deeze Landen geeven ze noyt eenig Zaad.  W o r -  Aanwin-  
 den  echter aangewonnen  en  vermeenigvuldigd door hare n^nS*  
 aangewaflene Wortelen; welke men van  de oude afneemt,  
 eer  de  zelve  in  September  o f  Oilober  weer in de aarde  
 worden  gelegt. 
 Ondertuflchen  heb  ik naderhand door ervarentheyd  Des Au-  
 bevonden  ,  dat de Wortel  van  deeze  fchoone Bloem  in  oa’   
 de  vrije  Lucht  buyten  op  een warme  plaats gezet,  en  " 
 ’s Winters