171 Beschryving der K ruyden ,
K R A C H T E N .
B oelen en B loemen , III B oek, 1 7 1
Cafi. Tm- 4 L de foorten van Abrotanum , o f Av eruyt,
rmt.fol x. j \ anders Averoon , komen met malkander zeer
Herb. JL in krachten overeen. Zijn verdrogende van
aart, en heet tot in den derden Graad; verteerende,
bijtende,'en dun van deden. ■
juthf. hifi. Zijn voor de Maag aangenaam*-; en dooden de
plant. Wormen , wanneer men ’t Poeder dér gedroogde Bla-
eap.i. deren met Syroop o f andere vochtigheyd’, ter zwaarte
van anderhalve Drachma , drie dagen na den anderen
’s morgens nuchteren inneemt.
puft. lib. In Wijn gekookt , en van dezelve tien o f twaalf
3. cap. ip. dagen lang 3s morgens nuchteren ’t vierde deel van een
pintje gedronken , drijfd uyt alle onreynigheeden des
Ligchaams. Is daarenboven goed teegens allerley verg
i f y de peft, en de beet en van all e giftige Dieren. Ge-
neeft de fchurftheyd: flopt de witte Woeden der Vrouwen;
en helpt de geene, welke van de Miltzucht worden
gequeld.
Do Jon. lib. In een Kamer gelegt, of gehangen, verjaagd uyt de-
z.ca f.i. zelve Slangen, Padden , en diergelijke quaadaardige ,
den menfchen fchaadlijke Gedierten. In Kaffen o f Koffers
gedaan, bevrijd de klëederen voor alle Motten. Op
gezwellen en wonden gelegt, trekt daar uyt de Splinters'
en andere daar in zittende dingen.
Tragus, Het water, hier van gediftilléert, droogd op de on-
lii. 1. cap. natuurlijke vochtigheyd van de Móeder ; zuyverd de-
1 1 zelve, en maakt zq bequaam om ■ t e : konnen ontfangen.
Jaagd uyt de Nageboorte en doóde Vrucht. Is goéd tee-‘
gens ’t Graveel. Breekt de Steen. Verwekt dt Maand-
Jlonden, en geneeft de koude P is , geferuykt met een
weynig Notemufcaat.
Amat.Lu- He Afch deezer gebrandde Bladeren , o f ook het
fit. lib. 3. Z aad, geftoten; met Honig, o f oude Boom-oly vér-
•narrat. mengd, en daar meê het Hoofd, Mond, Kin, ook an-
17‘ dere plaatzen des Ligchaams beftrêeken, doed óp dezelve
’t Hayr groeyen. ’t Zaad- gedroogd', gefloten,
vermengd met Gatftenmeel, en zoo opgélegt, vértèerd
alle koude Gezwellen.
serapioJe Me t Wijn en Zuyker kleyn geftoten, én zoo inge-
Temp. dronken, verdrijfd de Hoéft; de verftoptheyd der Borft,
Stmp. cap. Xort-ademheyd, en het trekken der Zeenuwen. W a n t .
het doed fcheyaen /verjaagt en verteerd , door zijne
verwarmende aart en zeer fubtylé kracht, allerley taye
ftuymen, en koude vochtigheeden. Doed daarenboven
wel Water lojfen. Brengd de geflótene o f vérftopte
Maandftonden weer tot haren gang. Dóód de Wormen
in dè Ligchamen van jonge en oude pérzonen, eriftrijd
>> zeer krachtig teegens allerley vergif.
I V H O O F D S T U K .
A L S S E N.
Verfchey- En zeer wel bekende Plant, in het
de namen. Neederlandfch dus genoemd , maar
Wfó van vèele A l s s e m uytgefprooken :
la»j in * Latijn A b s in t h iu m : in het
» P Hoogduytjch W e r m u t h : in het
Franfch A b s in t e ; en in het Ita-
liaanfch A s s e n z o .
Elf Hier van zijn mij in haren-aart bekend geworden
verfchéydène bijzóndere aardige foorten, namentlijk: -
verfchey- I* ABSINTHIUM VULGARE / o f gemeene Aljfém
de foor- I I . ABSINTHIUM SERIPHIUM , o f Zee-alffen. Ï I I .
teni PoNTicuM, Jive R o m a n t jm , Pontijche, of Roomfche
Alffen. IV . Sa n t o n i c u m , o f Aljfen van Saintonge.
V . I n s i p id ü m y .o A l j f e n z,onder reuken fmaak. V I .
A r b o r e s c e n s , o f Boozn-aljfen. V I I ; A r b o r e sc en s
p o l io e t c a ü l e t o t o ALBO,ofBoom-alffenmetgantfch
ajujyer-witte 'Bladeren en Steden; welke Bladeren uyt-
eygener aart veel korter , en wel zöo kroes o f gekrold
zijn. V I I I . Marinum' folio lavendulje,^ o f
Zee-alffen met Bladeren van Lavendel. IX. Umbel-
liferum LATiFOLiuM alpinüm, of Breqdgeb lader-
de Berg-aljfen, met een gekroonde Bloem. X. U m-
belliferum a n g u s t i f o l iu m alpinum , o f fmal-
bladerige Berg-aljfen met een gekroonde Bloem. X I. L on-
gifolium Pentaphylleum, o f lang-geb lader de A lf t -
Jen , op de-wijze van Kijfvinger-kruyd ; waar van de en dan
Bladeren.zich wonderlijk drayen, en kluchtig gefield zijn; "°óiaa.
zomtijds voorwin vijven gedeeld, dan in zeevenen, dan derc*
weer in drieën, dan ook alleen , boven eevenwel in
eenige wëynige deelen gefneeden. Behalven de nu genoemde
zijn’er noch veel meer andere foorten; niet
al te zamen van de zelve Bomving en Waarneeming.
Zij beminnen een goede, gemeerte, zandige en wel-Wat voor
gemeftte aarde : een opene, vrije, luchtige plaats, en e?.naarde
veel Water. Blijven eenige jaren lang in het leeven. erain'
Geeven iederv Zomer niet alleen Bloemen, maar ook
de meefte foorten volkomen en rijp Zaad. Konnen
tamelijk w e l; dé koude der Winter, en allerley on-
, geleegentheeden des tijds üytftaan. Worden ook
aangewonnen , - zoo wel door haar Zaad , het welkAanwin*
met een waffende Maan van Apr ilin de aarde word ge- m^'
le g t , als door aangewaffene jongen; die met een toe-
neemende Aprilfihe Maan van de oude gewonnen , en
verplant moeten zijn.
* Beyde de zoorten van Absinthium arborescens, Twee
o f Boom-aljfen, zijn tamelijk hard van aart. Bemin-
n'en een zandige-goede grond, met tweejarige 'Paarde-a[fl-en> *
mift matig doorméngd : een warme , v rije , opene,
wel tèr Zón géleegene plaats, en veel W ater. Blijven
lange jaren in het leeven. Geeven gemeenelijk met
: goede Zomers volkomen Zaad. Verdragen ongeerne Hoe waar
! Storm-winden en felle Korft. Worden derhalven , met tee°ce'-
een waffende Maan van April in een Pot géplant zijn-
j de, in het begin van Ottober, wat eer o f later, na ge-
leegentheyd ‘van dé béquaamhëyd: o f ónbequaamheyd
der jaarstijd', binnens; huys gebragt, óp een goede
plaats; bewaard-voor flerke Korft; gedurende de g i n ter
met een weynig lauw-gemaakt Reegen-water onderhouden
; ' en niet- vóór-den aan vang van April iriet
een reegenachtige Lucht weer buyten gefield. Ik heb
deeze twee foorten* verfchey dene Winters p vér buy ten
?'ih'de aarde laten liaan, om te zien, ó f ze niet-zouden
konnen ovérblij vén. ’t W elk wel in Jlappe Winters Onder-
dikmaal is gebeurd ; doch in harde verloren ze gemee- vinding,
nèlijk al hare bovënfte Takken. Schooten boven de aarde
wel weêr üyt j doch heteene en het andere, te gelijk
met het geheèle leêven dqr Plant, wierd door de
koude van dé volgende Winter wechgenomen.
In onze Landen worden ze aangewonnen op twee bij-
zondere wijzen; - teweeten:
Derft, door haar Zaad, ’t welk met een waffende Maan
van ApriL ontrent èen ftroobreed diep, in een Pot ge-
zayd moet z ijn .. '
Ten anderen, door Takjens, waar ontrent men op j ^ ^
deeze wijze-moet handelen. doorharc
Snij een-jarige Scheutjens a f met een volle Maan van ^ j^ j.
April. Steek dezelve in een P o t , gevuld met zulk
een aarde, als alreeds befchreeven is; ter diepte van een
kleyne vinger. Begiet ze terftond met Water, en ftel
de Pot op een donkere, fchaduwachtige plaats, daar
ze van de Zonneftralen niet geraakt kan worden, ten
minften zes wëekèn achter een. Gedurende dien tijd
moet men ze wel vochtig houden : daar na weer m
déLuchtenZon flellen; dóch niet de geheele dag over.
En als de ingeftokene Loten dus buyten gevaar zijn
geraakt-, zullen ze ftraks Wortelen vatten , opwaarts
fchieten, en aangroeyen. ^ Breed-
1 Het A b s in t h iu m u m b e l l i f ê r u m l a t i f o l iu M ^[yjde-
en A n g u s t i f o l iu m a l p i n u m , o f breed en fmal'^ptofr
bladerig Berg^alffen met een gekroonde Bloem; del-1§ ^
gelijks het A b s in t h iu m m a r in u m f o l io L aven-00 ö ’ d ul^e>
a l s i j s t t h i z j m t o j s t g i f o l i t j m
P M N T A P H Y L Z E h m .