B eschryving der K ruyden , B ollen en B loemen , III B oek , 816 8 1 5
konnen ze overvloedig vermeenigvuldigd worden: ge- |
lijk ook noch door hare aangegroeyde jongen.
De P l a n t a g o C o r o n o p o id e s L u s i t a n i c a , o f
Portugalfche Weegbree met een gedaante van Harfshoorn:
l en A n g u s t if o l ia h ir s u t a C o r o n o p o id e s L u s i -
TANiCA j o f ruyge fmal-gebladerde Portngalfche Weegbree
, ook^ met een gedaante van Hanshoorn, zijn tee-
derder dan eenige der andere van aart. Verdragen on-
geerne veele zoo koude Hcrffl als andere warme reegenen; ■
vermits ze door zelve zoo wel, als door een felle P'orji ,
van ’t leeven worden beroofd,
ar - Moeten derhalven , in een Pot g e f le ld ,’s Winters
binnens huys worden gebragt op een luchtige plaats ,
zonder vuur j droog gehouden zijnde, en dus wel bewaard.
In het laatfte van Moert brengt men ze weer
b u yten , en men wacht ze zorgvuldig voor te veel
nattigheid ; defgelijks voor koude nachten, en hayri-
ge winden.
Konnen ook niet, gelijk de gemelde andere foorten,
aangewonnen worden door hare jonge Scheuten, maar
alleen door Zaad, op de genoemde tijd en Maan de aarde
aanbevolen.
KRACHTEN.
"b 'T TJEegbree, o f Plantago , is verdroogende en
Y V / verkoelende van aart, tot in den tweeden
In Wijn gezoden, en daar van gedronken , o f het
uytgeparflte Zap met Wijn ingenomen, o f de Blade-
*• f • f cn 2ejfs 'm fpijs gegeeten , ftild de roode- en andere
^ Bujkjoop, de Bloedjpouwing, en *t Bloedpijfen. Doed
ophouden het Braken. Is goed teegens den loop der
Zinkingen, de Pefl, allérley inwendige brand: voorde
uytteerende M enjchen; de bleynen des Monds ; de bee-
ten der dolle Honden, de heete zweeringen van Mond en
Keel; het bloeden van ‘ t Tandvleefch ; en de zwelling
van de Nieren en de Blaas.
Diofc. 1 1. Het Zap in de O oren en O ogen gedaan , neemt’er
i _ de pijn en brand van wech. Verkoeld ook de ver-
c.f. brandheyd, en dood de Wormen; 's morgens nuchteren
een Leepel vol daar van ingenomen. In onzuyvere en
heete Zeer en en Zweer en, oude en var fiche Wonden ,
lopende Gaten, en op de Schurfthcyd gedaan, o f de ge-
flotene Bladeren daar opgelegt, doed veel goeds ontrent
deeze qualcn.
Het Zaad, zijnde fijn van deelen, gefloten, en met
e enigNa t, o f Rhijnfche W ijn ingenomen, verdrijft de
Jmerten van de Leever en Nieren.
Galen, lib, Simp.Med,
Tuchf. hij
Serap.lib. de Temp. Simp. cap.
in een P b t,/ tz ij gezayd, ’tzij geplant geworden, in de
Winter op een goede warme plaats binnens huys gezet
zijn, digi bij den O v en , o f ook verre daar van daan :
van boven met matig Reegenwater begooten: daar na
in ’t tèatfte van Maert, o f ’t begin van Aprils na gelee-
gentheyd dat het Weer zich aanfleld, met een goede
Lucht en aangename Reegen weer buyten gebragt.
Kan niet alleen aangewonnen worden door haar Zaad, Aanwin-
’twelk met een wallende Maan van Maert o£ April, niet ninS*
diep g elegt, de aarde moet aanbevolen zijn j maar ook
door aangéwafTene jonge Wortelen, welke men op de
zelve tijd van de oude afneemt > en verplant. Zie hier
bij na het Hoofdftukyan de W i t z e n , o f W ik k e n .
Deeze Plant fchiet vroeg in ieder Voorjaar uyt hare Wortel,
teedere, rónde, bruyn-verwige, met zommige Knop-
jens voorziene , en de aarde doorborende Worteltjens ,
ontrent vier vingerènbreedte hoóge, en als driehoekig
gedrayde kluchtige. Steeltjens, om barer teederheyds wil Kluchtige
niet opflaande, maar gemeenelijk neerwaarts leggende? Steeltjens.
u y t welker beycle zijden, tufïchen twee kleyne, voor
fpits-toegaande Bladertjens, op de wijze der gemeene
Peulen, o f Poelen, daar na Steeltjens voortkomen, voor
ook met eenige weynige omflingerende draadjens voorzien
:' aan welke de Bladeren digt op den anderen , en Bladeren,
niet regt teegens over malkander zitten. Deeze zijn
Ovaals-wijze rond; de grootfle nauwelijks een vingerlid
lang; en de kleynfte vinger breed : hard , flijf-
ftaande, dik van fubflantie, donker-groen van verwe,
flegt aan de randen , en in ’t midden met een dunne
regt-doorgaande^^r begaaft; waar uyt veeje zeer tee-
dére andere, opwaarts tot aan de kanten uytfchietende,
voortvloeyen.
Tuffchen deeze Bladeren fpruy ten Steeltjens u y t , niet Bloemen,
veel in getal, voor aan voorzien met zes, zeeven, agr,
o f meer digt bij elkander gevoegde Bloemen; achter
rond en fm al; tamelijk lang; voo r open flaande, en
aangenaam-paarfch Van verwe ; welke lang duren; en
daar na afgevallen zijnde,, achter laten ronde Peultjens,
een lid van een vinger lang, van binnen vervuld met
rondachtige bruyn-verwige Erwetjens.
K R A C H T E N .
L Age Zee-erweten , o f Pi fa Marina , zijn matig Gebruykt
vocht van aart, en koud in den eerflen graad.
In Water gekookt, en met Melk, o f Vleefch- dcezer
nat gégeeten , zijn ze aangenaam voor de Maag. Gee-
vêri ook aan het Ligchaam goed voedzel, en reynigen
de Borft-. — - ' \ I V ' .
• Gefloten „ en met Garflenmeel vermengt, verzachten
ze de fmerten van allerley Gezwellen.
C C C L X X X IX H O O F D S T U K .
l a g e ZEE-ERWETEN.
^Ttaardig,' kleyn, en op der aarden leggend
- Gewas voerd deezen naam in ’t
Neederlandfch. Word in 't Latijn ge-
heeten P i s ü m M a r in u m a n g u l o -
vi p e r p e t u u m -: in ’t Franfch Pois
1 d e l a M e r ; en in *t Italiaanfch BisÖ,
o f P i s e l l i Di M a r e .
Bemind een goede , gemeene, zandige aarde , met
twee-jarige Paerdemift matig voorzien : een warme ,
luchtige, welgeleegene plaats; en tamelijk veel Water.
Blijft lange jaren'in ’t leeven; bloeyd ieder Zomer
zeer fchoon , en geeft in alles volkomen rijp
Zaad.
x Kan , buyten gezet zijnde, niet meer dan een, o f
op ’t hoogfte twee jaren, de felle koude der Winter verdragen
; vermits ze daar door al quijnende verderft.
Moet derhalven , met een wallende Maan van Maert
C C C X C H O O F D S T U K . . P O L I U M.
& Yns weetens in het Neederlandjih en Namen.
Latijn met geenén anderen : als dée-
zen naam genoemd, na het Griekfche
woord uóxiov; ’t welk beteekend een
witte wolligheyd, met welke deeze
ï Plant is bekleed : de Italianen zeggen
P o l io . ,
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden Zes on-
eenige aardige, bezienswaardige veranderlijke foorten;
namentlijk: .ten .
I. PoLiUM M o n t a n u m m in u s f l o r e a l b o , o f
kleyn Berg-Polium met een witte Bloem. II. M o n t a n
u m m a ju s f l o r e a l b o , o f groot Berg-Polium met
een witte Bloem. III. M o n t a n u m ma ju s C a n d i -
d um f lo r e l u t e o , o f groot wit Berg-Polium met een
geelé'Bloem. l V . M o n t a n u m R o s m a r in i f o l i o ,
o f Berg-Polium met Bladeren van Rofmarijn. V R e- ,
6 PENS