
 
        
         
		plaats;  ook  veel Water.  Können  fterke koude,  en  allerley  
 ongeleegentheeden  der  Winter verdragen.  Blijven, 
  twee,  en ook dikmaal drie volle  jaren  lafig  in  het  
 leeven:  doch dan,  haar Zaad volkomen rijp geworden  
 zijnde,  verftervenze. 
 Aanwin-  Moeten  derhalven  in het tweede  Voorjaar,  t’elkens  
 nipg.  met een waffende Maan van Maert o f  April,  weer aangewonnen  
 worden  ,  door haar Zaad  aan  de aarde te be-  
 veelen.  Maar o ok,  zij  komen,  door het neergevallene  
 Zaad,  genoeg van zelfs  voort. 
 Kleyne  Het  C y n o g l o s su m   m o n t a n u m   m in u s ,   o f  kjcy-  
 Berg-  ne  ßerg-Hondstongs,   blijft  niet  langer dan. ecne Zomer  
 Honds-  *n >t ]eeveD>  Word  ter dier oorzaak  ieder  jaar,  op  de  
 genoemde  t ijd ,  gezayd.  O ff la a to o k ,  d o o r ’t neergevallene  
 Zaad,  genoeg van  zelfs op.  Geeft in de Zomer  
 'Bloemen,  in de Herfft volkomen Vrucht,  en  ver-  
 fterft daar mee. 
 K R A C H T E N . 
 Durant.  TT  'XOndstqng,  o f   Cynogloftum,  is  verkoelende  en  
 hifi. Plant.  I " ' I   verdrogende in  den tweeden graad; ook verzach-  
 ƒ<>/. 131.  X   tende en verweekende  van  aart. 
 Diofc. 1. 4.  £)e  maderen  en  Wortelen in Wijn gezoden,  en  daar 
 e' 12^'  van  ’s  morgens  een  goede  Roemer  vol  nüchteren  gedronken, 
   opend het Ligchaam door de Stoelgang,  
 jtpulejus  .  De  Bladeren  geftoten,  en  met Wijn  opgelegt,  ge-  
 lib.  Plant, neezen  de  beeten  der  Slangen.  Met  Varkens-reuzel,  
 Traèusl.i. 9® ander  gefrnolten  vet  vermengt,  heelen  de gebrand-  
 c. 76.  heyd;  de  beeten der dolle Honden,  vervuylde en  zwee-  
 rende Wonden;  de zeeren  der Be enen,  en  diergelijke ge-  
 breeken.  Beletten het  uyt vallen des Hajrs•:  zijn  goed  
 teegens de fiharpe  en fchietende  vochtigheeden,  en  maken  
 ruß,  o f  ß aap. 
 \DoJon- in  Het uytgeparftte Zap der  Bladeren, o f ’t gediftilleer-  
 c  Water ^er zelve,  neemt wech  de  puyften en teeren, 
 van  de Kinderpokjens overgebleeven. 
 D e   Wortel  met  nat  gemaakt  Meel beftreeken;  dus  
 in  de  afch  gebraden,  daar na gezuyverd,  en voor een  
 fuppofitorium  gebruykt,  verzacht  de  inwendige fmerte  
 der Speenen,  o f  Takken aan ’t Fondament. 
 Tuebf.bifl.  De  Wortel  in  Wijn  gezoden  ,  en  daar van  zomtijds  
 Pl.c. ijS’  gedronken ,  helpt zeer gelukkig de geene, welke ’t Zaad  
 ontloopt.  Stild ook  de  Zinkingen des Hoofds,  en doed  
 het bloeden ophouden. 
 Laßt.  1. 4.  Een  halve  Scrupel  der  Pillen,  gemaakt van  de Baß  
 tnarr. 130. 0p Schel, deezer  Wortel  ( in   de  Apotheeken  genoemd  
 Piltila  de  Cynaglojfa)   twee uuren ha de avond-maaltijd  
 ingenomen,  neemt  wech  de  Buykfrimping;  doed fla-  
 pen,  en alle Zinkingen ophouden. 
 C LX X X V I   H O O F D S T U K . 
 C Y M B A L A R I A   
 der  I T A L I A N E N . 
 Nament  ^ er^  Neederlandfch tot noch  toe 
 geenen.  anderen naam dan deezen.  In  
 net  Latijn  dien  van  C ym b a l a r ia   
 I talorum.  Word in  ’t  Hoogduytfch  
 geheeten  Z y m b e l k r a u t ;  en in  \ Ita- 
 Grond.  Bemind  een  gemeene,  zandige,  en  ook een  fteeni-  
 g e ,  doch wel-gemeftte  grond:  een  bequaam  ter  Zon  
 geleegene plaats,  en matige vochtigheyd.  Kan  de koude  
 der  Winter,  en  alle  andere  ongeleegentheeden  des  
 tijds,  zonder fchade uytftaan.  Kruypt u yt eygener aart  
 Aanwin-  bij  de aarde  heenen.  Bloeyd  zeer  aardig,  en  geeft  in  
 ning.  deeze  Landen  volkomen  rijp  Zaad',  het welk met  een  
 wallende Maan van Apr il o f  Maert de aarde,  niet  diep  
 gelegt,  moet aanbevolen, zijn;  alhoewel het anders ook  
 van  het  neergevallene  dikmaal  van  zelfs  voortkomt. 
 Niet  alleen  hier  door  worden  ze  vermeenigvuldigd,  
 maar  ook  genoegzaam  door  de  aangegroeyde  jongen,  
 welk van  zelfs Wortel vatten,  en  eenige  jaren  lang in st  
 leeven  blijven* 
 K R A C H T E N . 
 CTmbalaria  is  vocht  en  koud  in  den  eerften  Aart.  
 graad;  een  weynig te  zamentrekkende van aart. 
 In  een Salade gegeeten,  is zemiet onaangenaam cmm  
 voor  de Maag  :  doed  de  avitte Vloeden  der  Vrouwen % 4. c, 89.  
 Ophouden,  en  ftilt het  Braken. 
 Geftoten  ,  en  dan’ op  de  Wonden  gelegt,  ftempen  
 ze  het  Bloeden,  en  geneezen  de  zelve.  Gedaan  op  
 allerley gezwellen en  hardigheeden  ,  verzachten ze  die,  
 en maken ze rijp. 
 Doekjens in  het  uytgeparftte  Zap  nat-gemaakt,  en DoJon.in  
 gelegt op de  inwendige  zwellingen  der  heymelijke  Lee-  U, 
 den,  geneezen  de  zelve;  doch moeten eerft uytgewaf-  
 fchen worden  met  roode  W ijn ,  waar  in  Galnoten  en  
 gedroogde Roozen gekookt zijn geweeft, tot reydiging  
 van de daar in  zittende vuyligheyd- 
 Het gediftilleerde Water van  deeze Plant,  defgelijks  
 de Wijn  daar ze  in  gezoden  i s ,  heeft  de  zelve kracht. 
 Stild daarenboven  het  opwerpen der galachtige  vochtigheyd, 
   en  verkoeld de brand van de Maag. 
 D it Gewas word ook  van de Apotheekers gebruykt in LoleU.ii  
 de bereyding  harer  Popülier-zalf,  in  plaats van  ’t  op-M?3Ji  I  
 regte  Navelkruyd,  anders  genoemd  Cotyledon  Maximum, 
   o f   Z)mbilïcus  Veneris-Verus.  Zie  het CLXXVI  
 HobFDSTUK. 
 C LX X X V I I   H O O F D S T U K . 
 WILDE  GALIGA. 
 S U s   genoemd;  in  het  Heederlandjch, Namen.  I   
 in  het Hoogduytfch W ilder  G algen: 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren aart be- vier «**-1  
 kend geworden vier onderfcheydene  foorten,  als:  ^er^ l 
 I.  C y p e r u s   l o n g u s   ,  o f  wilde Galiga  met  lange ^   I 
 Wortelen.  I I.  C y p e r u s   r o t u n d u s ,  o f  wilde  Galiga  
 met ronde  Wortelen.  I I I .  D u l c i s   E sculentus   
 l a t i f o l iu s ,  o f  wilde  breed-bladerige  Galiga met zoete  
 eetbare  Wortelen.  IV .  C y p e r u s   d u l c i s   escu-  
 l e n t u s   a n g u s t if o l iu s  , o ffmal-bladerige Galiga met  
 zoete eetbare Wortelen.  A l  te  Zamen  zijn ze  van  eeven  
 de  zelve Bouwing en  Waarneeming. 
 Zij  beminnen  een  goede,  zandige,  gemeene,  wel-Grond.  I   
 gemeftte  grond  :  een  luchtig^,  v rije ,'  wel-gëleegene  
 plaats,  en  veel  vochtigheyd.  Blijven  lange jaren in ’t  
 leeven.  Verdragen allerley ongeleegentheeden der Winter. 
   Brengen  dikmaal  Bloemen,  en  o o k ,  doch  zelden, 
   ten  zij bij  goede warme Zomers,  volkomen Zaad  
 voort.  ■  .  I 
 Het  welk  in  April  o f  Maert  ,  met  een  afgaande Aanwin  1  
 Maan,  in  de  aarde  eens  Pots  moet  gezayd  zijn.nlD  I  
 Hier  door  worden ze  aangewonnen  :  maar  dan  ook 
 noch  door  hare  aangegroeyde  jonge Wortelen;  welke  
 men  op  de  genoemde  tijd  van  de  oude  afneemt,  en  
 verplant. 
 K R A C H T E N . 
 E   ronde  Bolwortel  van. wilde  Galiga,  o f  Cy-  
 perus  rotundus,  is  verwarmende  en  verdrogen- i ^c'  1  I  
 de  in  den  eerften  graad  :  ook  een  weynig  te  
 zamentrekkende,  doorfhijdende  ,  en  dun-makcnde  
 van  aart.  ^  •  '■ "y.  j". «/J 
 Het  Poeder  deezer Bolwortel met Wijn ingenomen > Vl6l c' 
 01 
 W 1 l'ko 
 S-5-r». 
 f de Wijn >  daar dit Poeder in  gezoden  is i  *s morgens  
 gedronken,  eenige  dagen  achter  malkander,  is  goed  
 voor  de  Peft ',  voor de Waterzuchtige;  voor die van  ’t  
 Graveel,  ook van de Hoeft worden  gequeld;  defgelijks  
 voor  die  van  Scorpionen  o f   Slangen  zijn  geftooken.  
 Doed  de  Maandftonden  der  Vrouwen  voortkomen;  
 en  drijft  het  Water der  Blaas.  Verwarmd,  droogd  ,  
 en verfterkt  de Lee ver, ook de Maag$ alle rauwigheyd,  
 vöchtighëyd  ,  en  windigheyd  daar van wech neemèn-  
 de; A g Moeder  der Vrouws^perfoonen,  de  Harjfenen,  
 Zeenuwen,  en  Leeden.  Verdroogd  daarenboven  alle-  
 koude  vochtigheeden  des  Hoofds;  verdrijft  de  Engbor-  
 ftigheyd;  en  de  opftijging der Moeder,  Veroorzaakt uyt  
 koude.  Is  zeer goed  voor de mcnfchen,  gequeld  van de  
 Jigt en het Podagra. 
 Het  zelve  Poeder  geneeft  zeer  wel  de  oude  Wonden, 
   welke  door  veel  vochtigheyd niet willen  fluyten;  
 de  Gezwellen  en  Zeer en van de Mond,  en  der  heyme-  
 lijke  Leeden. 
 £)it  Poeder,  plaafters-wijze,  op  den  Biiyk der  jonge  
 Kindeken gelegt,  verdrijft  de koude- o f  druppel Pis;  
 en dóéd  haar gémalftgelijft Wateren.  Met  eeven  veel gefloten  
 Bakelaar gemengt in  de Pis der  jonge  Kinderen  ,  
 en gelegt op  Ligchaam  der Waterzuchtige,  doed  de  
 zélve groot Voordeel. 
 Het  geftoténe  Zaad  deeZër  Plant  met roode W ijn  
 gedronken,   flopt  niet  alleen  d e .Buykjoop ,  maar  ook  
 ïlle önnatuurlijke  Vloeden der Vrouwen* 
 De  Wortelen van  de zoete  Cyperus,  o f  Cyperus dulcis  
 èfcdentus \  van  veele  genoemd  Trap,  ook  vocht  en 
 *  haar Z a a d ,  niet diep  in de aarde  gelegt.'  Alleen doot  
 dit middel konnenze  aangewonnen en  vermeenigvuldigd  
 worden.  Zomtijds komen ze ook wel  van  Zelfs  vooit  
 door het neergevallene. 
 ÖndertufTchen  bevind men,  dat  het  D a t u r a   f lo -   
 Rè   p l e n o   ,  o f  met  een  dubbele  Bloem,  geen  o f  zèer  
 weynig rijp Zaad te  vöorfchijn brengt. 
 K R A C H T E N . 
 D-Atura  is  koud  en  droog  in  den derden  graad;  Aart*  
 ook  uyt  eygener  aart een  zeer  quaadaardig Gewas, 
   en  van  fchadelijke uytwerkzelen. 
 Het Zaad geftoten,  en daar  vah een Lrachma inge- Cabterarl  
 rtömen,  dood den  inneemer*  l- 4»  e.  7$* 
 Een  halvè  Drachma  daar  vdn  toet  Wijn  in  warme  
 La^deri,  ö f  bök met iet anders gebrüykt,  doed  dé gee- riant. lt i.  
 ne,  die het inneemt  ongelaten lagchen,  en gantfehelijk  
 büyten  zinnen  zijn. 
 In  Edik  géweykt ■,  dan  geftóten,  en  gelegt  op  de  
 Roos,  óók  op  allé  voortloopende  vuurighèyd,  geneeft  
 de  Zelve. 
 De  Bloemen in  fpijzen  genuttigd,  doen  de  Menfch Dodon.in  
 wel  vaft  ftapen,  maar  zeer  zware  droomen  hebben.  f°l*.  
 Eeven  het  zelve  veroorzaakt ook  één Drachma van de WW*  
 geftofenê Wortel,  met Wijn  ingedrönken. 
 Dé  Indiaanfche  onkuyffché  Vrquwen ,  als Ze  met  chrifl  a  
 ahdere  willen  boeleeran,  én  harén  Man  een  Atleons- Cojla Mi  
 kroon  op  het  hoofd  zétten  ,  gêevèn  hem  hier  van Aromat<.  
 flegts  éen  halve  Drachma  meL  eenige  drank  in ,   o f c'  
 doen  het-hem  in  een  hem behaaglijke  fpijs eeten.  Hier  
 door  worden  hem binnen  weynige  uuren  de Harffenen  
 Zoodanig  ontfteld  ,  en  bedwelmd ,  dat  h i j ,  gedurig  
 lagchende,  flaapt;  ö f   als  flapendë  gedurig  lagcht  ,  
 terwijl  zijn W ijf  in  zijné teègenwöordigheyd word mif-  
 bruykt.  De Mannen  in deeze büyten-zinnigheyd zijnd 
 e ,  fpreeken  in  harén  flaap,  én  antwoorden befchey-  
 dentlijk op hét geen  haar gevraagd  word;  zoo  dat men  
 niet anders zou konhén ©ordeelen,  als dat ze 'wakker en  
 V^él  bij  haar  verftant  warén..'  Daar  na  weer  tot  haai?'  
 zelvén  gékomert  zijnde  (hét  welk  gefchied,  als  men  
 haar met een  fjield zoö diep  doorbet vel  fteekt>  dat’er  
 het Bloed uyt kómt, o f  door koud Water öp  hare voeten  
 te gieten)  beelden ze  zich  in ,  dat ze  wel geflapen,,  
 geruft,  en met andere  gefprokén hebben. 
 CLX X X IX   H   O   O   F  D   S  T   U   K. 
 P E E N . 
 Y   ieder  wél  bekend,  en  in  het Nee- NamétiJ  
 derlandfch  niet  alleen  dus  ,  maar  ook  
 veeltijds  W o r t e l e n ,   o o k ’wel  C a -   
 I BBP   r o t e n   genoemd:  in  ’t  Latijn  D au-  
 JÊMgj  CVS  i   ö f   P a s t in a c a   TENUIFOLIA  :  
 in  hét  Hoogduytfch  R u b en   :  in  het  
 Franfch  C a r o t t e s ,  en  in  ’t Italiaanfch D a u c o . 
 Hier van  zijn mij in haren aart bekend geworden drie Drlf,  
 bijzondere  foorten;  als:  '  foortea! 
 I.  D a ü c u s   Sa t iVu s   r a d ic e   L t iT E A ,  o f  gcele  
 Peen,  anders Wortelen.  II.  D a u c u s   s a t iv u s   r a d i -   
 c e   r u b r a ,   roode Peen,  o f  Wortelen.  III.  D a u c u s   
 s y l v è s tHi S,  ó f  wilde Peen.  Alle  zijn ze  van de zelve  
 Bouwing én Waarneeming. 
 Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige;  óók Wat voor  
 kleyige,  en weynig gemeftte  aarde  ( want  door  deeze  e?n aarde  
 zouden ze  wormfteéking  j  en  lichtelijk  onaangenaam  zii bemiö^  
 van  fmaak  worden )  :  een  luchtige, ‘ vrije,  en wel ter  
 Zón  geleegene  plaats.  Noen  jóng  zijnde,  konhenZe  
 veel Water  verdragen;  dóch  begeeren  daar  na  maar  
 matige vochtigheyd.  Konnén  gantfehelijk geen  fterke  
 Vorft ö f  diergelijke ongeleegentheeden  der  Winter  uytftaan. 
   Móeten  dérhalyén  met  éen  voilé  Maan  vari  
 Oïïober