
 
        
         
		ftotene  Leyen,  met  de  zelve aarde  vermengd  ,  hij  zal  
 bevinden,   dat zijne  Bloemen  niet  alleen  zullen uytftee-  
 ken in grootte  ,  maar ook alle  andere  verre  overtreffen 
 fpringend Vuur,  en  der Vrouwen  Borften gelegd  ,  ge-  
 neezen  de eene,  en  verdrogen de Melk_der andere. 
 Tien  aroene Bladeren,  kleyn  gefheeden ;  in  een half  
 pintje  Wijn  een  nagt  lang  ontrent  den  haard  tew ey -  
 ken  g ezet;  ‘s morgens  doorgezijgd,  en  dan  gedronken  
 ,  doed  braken;  en  ontlaft  deezer  wijs  de  Maag  
 van  alle  onzuyvere  ftoffen  ,  en  Galachtige  vochten •;  
 als  men  te  gelijk  een  o f   tweemaal  purgeerd;  waar  
 door  dan  veele  Koortsen  zeer gelukkig worden wech-  
 genomcn. 
 De  zelve  Bladeren  op  de  voorteetende  zweeren  ge-  
 le g t ,  geneezen  de zelve. 
 Serapio lib.  pjet  gediftilleerde Water ,  o f   het Zap der  Bladeren  ,  
 McJ.simp.  fcet  wat Tmia vernieng d ,  en  daar  van  in de  O ogen ge-  
 c  2  daan  ,  neemt der  zelver Jcheemering  wech ,  en  maakt  
 ze,  klaar. 
 Diofc. Lr.  De  Wortel  in  Wijn  gezoden  ,  en  daar van  gedron-  
 C  9  II  Vb  verddjft de koude  Pis.  Is  goed  voor de Hoeft',  
 voor  een  benauwde  Boft ;  en  teegens  de  Waterzucht»  
 Surf.  c. 8.  Neemt  ook  wech  de  verftopping  van  Leever,  Longe,  
 en  Milt.  '  _ 
 De  zelve  gedroogd  (  dan  is ze  veel  beeter  als  
 groen )  en  daar  van  een  Drachma  o f   twee met Wijn  
 Tragusl. 1.  ingenomenj  ftrijd teegens  ’t  vergif.  Is goed voor de  
 c. 20,  beeten  der  quaadaardige  en giftige Dieren.  Doed ook  
 braken.  Met  Honig en  w i jn   gebruykt,  zuyverd de  
 ‘ Moeder ,  Nieren,  Blaas.  Verwekt  ook  de  Maandhifi. 
  Plant. 
 f t  ouden. 
 :bij- 
 L X I V   H O O F D S T U K . 
 ANGE L IERE N . 
 An  ieder ,  om  hare bevallijke fchoon-  
 h e yd ,  zeer  geliefd  en  begeerd,  worden  
 in  het  Neederlanfch  niet-  alleen  
 d u s ,  maar  ook  Ginopfelbloemen  , 
 TESTEBLOEMEN  ■,  en  VlOLETTEN 
 genoemd,  om hare  zeer  lieflijke reuks  
 wil.  T er  dier  oorzaak  ook  in  het  Hoogduytfch  gè-  
 heeten  Nagelblumen,  ó f  N agelein :  in  *t Franfch  
 O eilletz i   o f   O ü i ll-etz  :  in  het  Latijn  Caryo-  
 phyllus  flos,  o f ,  zoo zommige willen,  Betoni-  
 ca  CORONARIA  .*  in  het Italiaanfch■  G arofani  fio-  
 ri  D omestichi. 
 Hier van  zijn mij  in  haren  aart bekend twee bijzondere  
 foorten;  namentlijk: 
 I .  C arophyllus  hortensts  ;major  ,  o f  groote  
 tamme,  Hof-angelieren  ;  en  I I. C arophyllus mon-  
 tanus  minor,  o f   kleyne  Berg-angelieren;  van  zom^  
 mige genoemd Pluymtjens. 
 Van de groote,  o f  gemeene Hoftangelieren, pleeg men  
 voor  deezen  niet  meer  dan  eenige: weynige  verïchey*-  
 dentheyd der  Bloemen te zien  :  doch zijn  nu*  door de  
 Meenig-  
 vuldig-  
 heyd  va 
 de^Bloe-11  vlijtige  Bouwing  der  Liefhebbers ,  in  hare  verander-  
 men.  lijke  fchoonheyd  der  verwen  zoodanig vermeenigvul-  
 d igd ,  dat  men  heedensdaags  hier  en  overal  een  ontelbaar  
 getal  van  verfchillentheyd  vind.  Eevenwel  
 zijn ze  al  te  zamen  van  de  zelve  Queekjng  en  Waar-  
 neeming. 
 Wat voor  Zij  beminnen  een  luchtige,  goede grond,  beftaan-  
 eenaarde  de  uy t   twee deelen  gemeene varffche aarde,  twee dee-  
 zij^bcmin-  jen  grojr Zan d,  daar  gantfeh  geen  zoutigheyd  bij  is,  
 twee  deelen  Mol  der  van  binnen door ouderdom ver-  
 dorvene  Boomen.,  o f  in  der  zelver  plaats  ’t  Mol van  
 verrotte Boom-bladeren ;  een  deel  een-jarige Hoender-  
 d rek,  en  een  deel  twee-jarige  oude  Paerdemift,  wel  
 door malkander gearbeyd.  Deeze aarde moet men be-  
 reyden  in  den Herfft, en  dikmaal in  de Winter omfrhij-  
 ten,  waar door ze de bequaamheyd verkrijgd,  om  in’t  
 Voorjaar te  konnen  gebruykt worden. 
 En hoe te  W il  ook  iemand  in  't  verplanten,  onder in  de  Pot  
 bereyden.  j aar  n0ch bij  doen  twee handen vol fto f van kleyn ge- 
 uytmuntende  fchoonheyd  van verwen* 
 De  t ijd ,  in welke ze  opgenomen,  van  hare onzuy- Yerpkn*  
 vere  Bladeren y2preyn\%d,3  en  verplant moeten worden, tln^s li^‘  
 is de befte  (mijns oordeels)  in de Maand Maert, met  
 een  afgaande  Maan  ,  een  dag  o f  twee voor het'laatfte  
 Quartier.  Dan  komen  de  Bloemen  netter  v oo rt,  en  
 barften  zoo  veel  niet,  als  wel  doen  de  geene,  welke  
 teegens de  volle Maan worden verplant,  fchoon ze wat  
 grooter  vallen...  ■  : 
 Geeme  hebben zé  een  opene  ,  vrije ,  luchtige,  en VcelWa*  
 wel  ter Zon geleegene  plaats.  Konnen  niet veel Water lcJ’‘s^lr  
 verdragen  ,  als 'ze  in  Potten  zijn  gezet.  Doch  in  de •  p S   
 aarde op een  Bed  gefield ,  fchaad  haar de vochtigheyd  
 zoo  yeel  n ie t:  alhoewel  ook  het  van  boven,vallende  
 Water de Knoppen der Bloemen,  als ze  fterk worden,  én  
 aan het  open  gaan  zijn  ,  niet  alleen  hinderlijk  is,  maar  
 ook  dikmaal  doed  barfteö.  * 1  Tamelijk' wel  konnen ze  
 uytftaan  de harde  Winter-vorften, maar niet de Sneeuw. 
 O o k  geenzins in  het Voorjaar de Nagt-rijpen ,  waar op  
 overdag Zonnefchijn volgd.  : W ant deeze twéé-teegens  
 -malkander werkende  ,  en  haaft;op  malkander volgende  
 krachten ,  zijn voor  haar verderflijk.  Men moet haar  
 derhalven  hier  v o o r ,  zoo  veel  mogelijk  is  ,< voorzichtig  
 wachten.1 
 Zij  krijgen ,  o f   fchieten  dikmaal  op  met veel Spij- Hoc mea  
 len  :  welke men al  te  zamen, behalyen  twee  o f   drie,  : 
 wech neemt;  op  dat de  Bloemen,  door  deeze vermin-j.an ^   .  
 dering  diés  te  meer  voedzel genietende,  dies te krach-men.  
 tiger en  grooter mogten voortkomen:  inzonderheyd ah  
 men  niet meer dan  vier, v ijf ,  o f  zes Knoppen boven aan  
 elke Spijl laat blijven. 
 Als  de  jonge  boven  de Wortel uytgd[o^tr\t Scheuten Hoedanig  
 -in de Zomer fterk genoeg zijn  geworden,  fnijd men ze,  
 met een waffende Maan,  met  een Mes  fubtyl van  on-leggen,  I  
 der o p ,  ten  halven harer Steden.  Men begind de ftee- om Jmr  
 de  te doen een weynig beneeden -een  lid ,  door het zel- “? ^   
 rve heenen,  tot ontrent  aan hét naaft  volgende ,  o f  tót  
 in ,   ja  door  het  tweede,  indien ze  digt  op malkander  
 volgen.  In  deeze fneede  moet men met de’rugge van  
 het Mes  een weynig  aarde  doen.  Deeze Looten  laat  
 men  regt-op  ftaai\,  en men  vuld ze  aan met een  luchtig 
 e ,  zandige aarde,  daar weynig vtttigheyd bij is,  tot  
 een  vingerbreed  boven  de fneede'.  Voorts begiet men  
 ze met wat Reegen-water  :  ook  moet  men  zé  agt ,- of  
 tien  dagen  lang  té  deegen  wachten  voor  fterke Lucht 
 en  Zonnefchijn.-  '  '  Gemeene 
 :  W il  iemand  deeze  ingefneedene  Looten  in  de  ’aarde  ew00Dtc  
 .néerbuygen:  (gelijk van veele gefchied)  , hij  zal bevin-„jetzoo  
 den  ,  dat ze  lichtelijk  ten  halven,  o f   ook  dikmaal ge- goc^  
 heel,  van  hare  Stam  zullen  a f breeken;  waar door ze,  
 te minder voedzel genietende,  diés  te langzamer Wortelen  
 vatten,  en veel tijds geheel vergaan.  ■  ' 
 Op de  gemeldde wijze  konnen ze  lichtelijk  vermee-niang 
 nigvuldigd worden.  Het geen  ook bequaamlijk kan ge-  
 -fchieden  door haar Zaad,  op de  volgende manier. 
 Neem het Zaad van de eèrft-opengaande Hert-bloem, ^  ^  
 van  elke  Spijl  alleen,  o f  bijzonder,  daar niet meer als  
 v ijf  o f   zes  Bloemen  ten  hoogften  aangebleeven  zijn. 
 De Knoppen  ,  daar het Zaad in  z i t ,   moet men  afbree-  
 ken met  een volle Maan,  als ze  haar gróenheyd beginnen  
 te  verliezen  :  want  dan  heeft  het Zaad zijne vol-  
 komene  rijpheyd ,  en  word  van  binnen  zwart.  Laat  
 het- de  geheele  Winter over  in de Knop  blijven.  Doe  
 het in het Voorjaar daar u y t ,  en  zaay  net  in  .April  of  
 -May  niet  diep  in  een  gemeene  zandige  aarde,  met  
 een  volle  Maan.  '  Cnhoe<fc* 
 Als de jonge  hier  van  opgekömene  Planten  ontrent  fl.g mCB  
 een  lid  van  vinger  hoog  opgefchoten zijn,  moet .meó daar on-^  
 ze  ruym  een  halve,  o f  wel een  geheele voet van ma  treo^  
 kander,  met een  volle Maan  verplanten;  zoo  geeven ZC moet;  
 in  het  volgende jaar zonder eenige  feyl Bloemen:  waar 
 K R A C H T E N . 
 DE   Caryophylli  hortenfes,  o f  Hof-angelieren>  zijh MatthlèU  
 matig warm en  droog van  aart.  In Wijn gezo*-  
 den,  en  daarvan  gedronken  ,  o f  met  Zuyker  
 tot  een  conzerf gemaakt j  o f  het poeder der gedroogde  
 Bloemen met Wijn  ingenomep,  verfterkt  zeer het Hert;  
 neemt wech de beevingen flauwheyd  van  ’t  zelve:  ver-»  
 fterkt  delgelijks  het  Hoofd  :  verdrijft  de  zwijmeling  
 o f   draying der bedwelmde Harjfenen.  Is goed voor  de  
 Stuypjens ,  de  vallende  Ziekte ,  Beroerdheyd,  allerley  
 vergif ;  de beeten  der Slangen,  en dolle Honden»  O o k  Tuchf.hifl,  
 teegens quade L u ch t,  Peft ,  krimping  der  Zeenuwen ,  tLc. 33.  
 Kramp, en de Wormen: inzonderheyd worden hier toe de  
 roode  Bloemen voor de krachtigfte van  alle gehouden. 
 Het  Zap  deezer  Bloemen,  ook uyt  de  Bladeren  en  
 Steden  geparft,  heeft de zelve uytwerking,  doch veel  
 krachtiger,  als men’er vier oneen van inneemt. 
 De  Bloemen  in Edik gedaan ,  en  zoo  in  de Zon  ge- Camerari  
 fteld  ,  is defgelijks  zeer. heylzaam  voor al de genoemde  
 gebreeken.  Verfterkt daarenboven de Harjfenen;  brengt  pl’antl  
 weer te regt de geene die  in onmacht gevallen  zijn;  en  tom. 3.  
 verdrijft de Hoofdpijn, als men daar in doeken natmaakt,  Partm  .  
 en de zelve  om  het Hoofd  flaat.  Met wat Zuyker ge-  '  c‘  
 b r tiyk t,  o f  ook de gemeldde  conzerf met  een weynig  
 van  deeze  Edik  ingenomen,  neemt  wech  de  walging  
 van  de  Maag,  doed het  braken  ophouden  :  verwekt  
 eetens-luft: verfterkt de  zwakke Ligchamen, en  laat niet  
 toe,  dat iemand  zou dronken worden. 
 D e  Wijn ,  waar in deeze Bloemen,  Bladeren en  Stee- DoJ. 1. 6>  
 len gekookt zijn,  verteerd de  zinkingen,  op de Tanden c' l9'  
 vallende,  als  men ze  daar mee wafcht ,*  en  verligt zeer  
 de Vrouwen in barens-nood. 
 Het Poeder der gedroogde Bloemen  op  Kankerïgc en  
 *  ineetende  vuyle  zweeringen  geftroyd ,  zuyverd  en  ‘ge*  
 neeft de zelve. 
 Het gediftilleerde Water  der  Bloemen heeft ook dee* Tabetr»  
 ze kracht.  Verfterkt defgelijks het Gezicht, en verdrijft ^tb' 2*  
 de Jcheemering der O ogen.  c‘ l - 
 De Oty,  hier u yt getrokken,  verligt de fmerten van.  
 het  Podagra.  Word  met  voordeel  gelegt  op  de  ge-  
 quetfte  Zeenuwen ,  Gezwellen,  hopende Gaten ,  en de  
 beeten der giftige Dieren. 
 LX  V   H O O F D S T U K . 
 DUYSENDSCHOON. 
 ■ .Ord  in  het  Neederlandfch  niet  alleen Verfcheyv  
 d us,  maar  ook  van  zommige  K ey- de namen  
 kens-  o f   T uylkens-bloem  gehee-  
 te n ,  om  dat ze  hoopswijze  bij  malkander  
 groeyen  ,  en  gelijk  als  een 
 Tuyltje,  ó f   Bondeltjc  van  Bloemen  
 yertoonen.  In het Latijn  Vlos  A rmeriüs,  o f  C a-  
 ryophyllus  MINOR:  in  het Hoogduytfch  T o'nner-  
 nagelein  :  in  het  Franfch  A rmoires ;  en  in  het  
 Italiaanfch'D ior A rmêrio, ofGAROFANö minore. 
 ,  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden Verfchey-  
 veele  veranderlijke  en  bezichtigèns-waardige  foorten  , dene  
 namentlijk  : 
 I . A rmeriüs  flore atrorubente,  ofDuyzend-  
 fchoon  met  een  donker-roode  Bloem.  II.  Florë  ru-  
 bro  HOLOSERICO,  o f met  een  Bloem  als  rood  Fluweel. 
   I I I . Flore  aLbo,  o f met een witte Bloem.  IV . 
 Flore  variêgato,  o f  met een bónte  Bloem.  V .  Pro-  
 i .IFERUS  ,  o f  met  kleyne roode Bloemen,  de  een uyt de  
 andere  voortkomende.  V I .  A ngustifolius  Flo-  
 RE  d u p l i 'c ï   rubicundo,  o f  met fmalle Bladeren en  
 een  dubbele roodachtige Bloem.  V I I .  A rmeriüs flo- tot  ‘a  
 RE  ALBO.  pleno  ,  o f  Duyzendjchoon  met  een  dubbelegcta *  
 witte Bloem.  V l l l .  A rmeriüs  pratensis;  C aryo- 
 Z  3  PHYLLUS