
 
        
         
		C Y   P R E S   S E -   E N 
 H o e   ziet  men  daar  in  ,  naer  het  leeven,, 
 Het  gladde  koper  ingedreeven, 
 Door  Etzers  konft,  en  Snijders  handt,  
 Z o o   veelderhande  Aardgewaflen  , 
 In  potten  ,  zonnebakken  ,  kaften, 
 Gefchaard  en  in  ’t  verband  geplantt.' 
 Hoe  komt  de  Teekenkonft  die.  eieren  ï  
 Alet  bijcieraad,  vol  loffe  zwieren  L..  ... 
 Hoe  is  hier  ’t  puikgewas  verbeeld  
 Als  o f ' t   ftont  op  zijn  fteel  geteeld! 
 Hoe  konftrijk  is  het  Werk  doorweeven  
 Met  a l wat  de  Oude  en  Nieuwe  fchreeven  ,  
 Te r   Heelgebraik  en  Artzenij  
 U it  vreemde  en  eige  Landaarts  fpruiten  j  
 Hier  komt  ons  Maèhaon  ontfluifen 
 l a u w e r k r a n s . 
 I  ,  Wel  duizend  doozen  op  een  rij  ; 
 I  Met  zoo  veel  wortels  ,  bloemen  ,  zaden  
 Gepropt  ,  en  rijkelijk  geladen  , 
 Die  M U N T IN G S   konft  en  neerftigheit, 
 Ook  voor  deii  Naneef  heeft  bereidt. 
 Zie  hier  Natuurs  Tooneel  dan  open! 
 A l  de  Aardgewaflen  als  ontflopen  , 
 In  zaad.  in  ftruik,  in  bloem,  in  bladt: 
 Zoo  leerd  men  al'haar  deelen  kennen, 
 Z oo  ’t  fcherpbegluurend  oog  zich  wennen  
 Aan  ’t  innigft  dat  ’t  Gewas  bevat. 
 Treed  toe  dan  rechte  Floraas  Minnaars  , 
 Dit  Boek  maakt  u  tot  rijke  winnaars  
 Van  zaad  en  vruchten- uit  haar  fchoot: 
 ’t  Strekt  zelf  ten' doodfchrik yoor de Dood.  . 
 F.  H A L M A . 
 Op  het  geleerde  en  luifterrijke  Werk 
 'van  den  H E E R 
 ABRAHAM  MUNTING 
 NAUWKEURIGE  BESCHRYVING  DER  AERDGEWASSEN  
 genaamt- 
 •  raat  het  Paradijs  ,  met  zijn  Wdrandhof,  open  , 
 En  M u n t i n g   fpiegeld  zich  tot  in  het  minfle  Kruid  , 
 Dat,  o f  uit  daar de,  of fteen,  tif  haß  ,  o f  klippen  fpruit,  
 i  toont  waar  van  men  fchaade  o f  voordeel  heeft  te  hoopen. 
 Hier  word  mijn  ziel  gevleid  door  duizend  Boomgewaffen. 
 Gins  bloeit  Cyclamen  ,  en  Oranjen  op  een  tijd. 
 Hier  plukt  men  Nagelen  ,  daar  doodlijk  A conijt, 
 Gins  hittere  A lo ë ,  en  geurige  Ananajfen. 
 Hier  kruipt  de  Scammony,  daar  klimmen  Mirahlaanén  , 
 Gins  raaß  de  Cajße  door  ’t   ruißchen  van  den  wind  ; 
 Daar  blaakt  Adonis  ,  die. van  Venus. wierd  bemind  , 
 En  om  wiens  dood  zij  ßortte  een  heele  Aee  van  traanen< 
 Maar ^  welk  een  geur  verfriß  mijn  hart  en  ingewanden/,  
 lk  riek.  hier  Benzoin,  en  Wierook  ,  en  Kaneel. 
 Daar  bijt  mij  d Aron,  en  de  Gember  in  den  Keel  -/ 
 Dan  doet  de  Muskadel  ,  door  ’t  z ien ,  mij.  watertanden. 
 Volmaakt  verßand,  en  ziel  der  Beemden,  en  Vallyen, 
 Geleerde  M u n t i n g ,   wat  verplicht ge  ons  door  uw  vlijt [ 
 Die  't  minfie  Kruid Jot.™  z j n  ingewand  ontwijd, 
 En  toont  wat  fchaadlijk  is  ,  wat  nut' in  Artzenijen. 
 Indien  uwe  oogen  noch  het  fchoóne  daglicht  zaagen, 
 En  uw  doorluchtig  wérk  dus  heerlijk  uitgévoërd, 
 Gy  wierd  niet  minder  als  d'aanfehouwer  z e lf  ontroert; 
 Uw  pen  zou  ’s  Drukkers  lo f  tot  aan  de  ßerren  duaagen.  ■  ,  ■  .  ■ 
 Verßanden  werden  door  verfianden  opgeheeven. 
 Hier  ziet  V  nauwkeurig  oog  zich  zelve  dan  Planten  blind, 
 De  konflen  werden  door  de  konßenaars  bemind. 
 Wie  ßerve  ,  M u n t i n g   zal  door  H a l m a   eeuwig  leven.